ECLI:NL:RBGEL:2021:6076

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
05.040421.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de politie op 4 december 2018 rechtmatig het pand is binnengetreden, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank stelde vast dat er in het pand een hennepkwekerij was aangetroffen met meer dan 2.000 hennepplanten, en dat de verdachte illegaal elektriciteit had afgenomen om deze kwekerij te onderhouden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en moest bijna 17.000 euro schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij, Liander. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen, en sprak de verdachte vrij van dat onderdeel van de aanklacht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen dan de pleitbezorging van de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/040421-19
Datum uitspraak : 8 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr M. Cankaya, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
25 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Duiven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) 2.170, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 te Duiven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Volgens de officier van justitie volgt dat uit rechtmatig verkregen bewijs. Dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sprake zou zijn van mededaders en daarmee van medeplegen, blijkt volgens de officier van justitie uit de in de kwekerij hoeveelheid flessen drank. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde periode heeft de officier van justitie gesteld dat kan worden uitgegaan van een kweekcyclus van tien weken, omdat zij in het aantreffen van CO2-tabletten niet kan afleiden dat deze zijn gebruikt. Subsidiair heeft zij verzocht om het onderzoek te heropenen, als de rechtbank het stuk (de steekproefcontrole, zie hierna) dat de raadsman naar voren heeft gebracht daartoe redengevend acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er primair sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat op het moment van binnentreden geen redelijk vermoeden van schuld bestond ten aanzien van verdachte. Dat is een vormverzuim in de zin van 359a van het Wetboek van Strafvordering en daarom dient verdachte van beide feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman verder bepleit dat er op 27 augustus 2018 een steekproefcontrole is geweest bij het bedrijfspand dat verdachte huurde. Dat werd uitgevoerd door [bedrijf 1] uit [woonplaats] . Tijdens die inspectie aan de installatie of meterkast is niets bijzonders gevonden, dat zou kunnen duiden op illegale aftakking van stroom of een hennepkwekerij. De raadsman heeft in dat verband een stuk aan de rechtbank overhandigd waaruit dit zou blijken. Hieruit volgt dat er op 27 augustus 2018 nog geen hennepkwekerij in het pand is geweest. Dat betekent dat de hennepkwekerij pas in september 2018 is opgezet en dat vanaf toen pas sprake kan zijn geweest van illegale aftakking van stroom. Daarvan uitgaande kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van eerdere oogsten.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Onrechtmatig verkregen bewijs verweer
Ingevolge artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank, als blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Bewijsuitsluiting kan slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en komt in aanmerking als door de onrechtmatige bewijsvergaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.
De vraag is of sprake is van een vormverzuim. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De wijkagent heeft aangegeven de locatie [adres 2] vaker mee te nemen in de surveillance omdat op deze locatie in het verleden vaker hennepkwekerijen zijn aangetroffen. De wijkagent reed op 13 oktober 2018 langs het bedrijventerrein de [adres 2] . Omdat verbalisant hier vaker surveilleert, weet hij grotendeels welke auto’s bij welk pand thuishoren. Voor pand [nummer] stond een [kleur] [merk auto] , waarvan de tenaamgestelde veelvuldig voor komt in de politiesystemen met antecedenten voor het vervaardigen van softdrugs. In het pand heeft wijkagent op de momenten dat hij hier langsreed nooit bedrijvigheid gezien en heeft hij ook niet gezien dat de roldeur of voordeur van dit pand open is geweest. Dat was voor de politie aanleiding om een warmtemeting uit te voeren. Op 10 november 2018 om 05.10 uur heeft verbalisant [verbalisant] het pand gemeten met behulp van een warmtecamera. Aan de achterzijde van het pand bleek een extreme warmtebron aanwezig, die veelal warmer was dan omliggende panden.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het bovenstaande een redelijk vermoeden van schuld op, op basis waarvan de politie op 4 december 2018 het pand rechtmatig is binnengetreden.
Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het bewijs is rechtmatig verkregen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In een bedrijfspand van [adres 2] is op dinsdag 4 december 2018 omstreeks 10:30 uur een hennepkwekerij met planten aangetroffen. De planten waren verdeeld over twee verdiepingen, met ieder een eigen kweekruimte. Kweekruimte één (1) bevond zich op de begane grond en kweekruimte twee (2) op de eerste verdieping.
Kweekruimte 1De totale ruimte van deze kweekruimte betrof 15,5 meter bij 5,7 meter. Dit komt neer op een totale ruimte van 88,35 m². In totaal stonden er 1006 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 50 cm. Per m² stonden er 11 planten. De plantenbakken waren gevuld met potgrond en wortels van de hennepplanten zaten in steenwol. In totaal hingen er in de kweekruimte 56 assimilatielampen. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich zeven koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 24 Celsius. Er werd gebruik gemaakt van CO2-toevoeging.
Kweekruimte 2Deze ruimte was qua oppervlakte gelijk aan kweekruimte 1. In totaal stonden er 1164 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 40 cm. Per m² stonden er 13 planten. Net als in kweekruimte 1 stonden er plantenbakken die waren gevuld met potgrond en de wortels van de hennepplanten zaten in steenwol. Ook hier hingen in totaal 56 assimilatielampen. En hennepplanten werden eveneens door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In deze kweekruimte bevonden zich zes koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd net als in kweekruimte 1 geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 22 Celsius. [2]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de huurder van de bedrijfsruimte was en eigenaar van de hennepkwekerij. [3]
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is
bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. Gelet op de grootte en omvang van de hennepkwekerij acht de rechtbank het weliswaar onaannemelijk dat verdachte dit alleen heeft gedaan, maar wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is van medeplegen ontbreekt. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Feit 2
Toen op 4 december 2018 de hennepkwekerij werd aangetroffen, vonden verbalisanten in de hal van het bedrijfspand onder andere meerdere potten CO² tabletten, gebruikte en vervuilde assimilatielampen met bijbehorende kappen, en een gebruikt slakkenhuis voorzien van schimmel op verschillende plekken. Ook vonden ze in één van de aangetroffen strijkzakken gedroogde hennepplanten en hennepafval. [4]
Op eerste verdieping van de bedrijfshal was een kantoorruimte ingericht met onder meer een bureau. Daarop lagen een blauwe post-it met daarop in het Turks de volgende tekst geschreven:
Julie
mandag 16 Part A
d 17
w 18 Toprak
d 19
v 20
21 Kes
z
22
De verbalisant die deze post-it aantrof, spreekt zelf de Turkse taal. Hij had het vermoeden dat met
‘julie’de maand juli in het jaar 2018 werd bedoeld. In een kalender van dat jaar zag hij dat de dagen overeenkwamen met de nummering op de post-it. Verder zag hij achter de nummering onder andere de woorden ‘
Toprak’ en ‘Kes'stonden.
‘Toprak’betekent
‘aarde’en
‘Kes’betekent
‘knippen’, aldus de verbalisant.
Op het bureau lag ook een envelop en een brief van de Belastingdienst. Op de achterzijde van de envelop stond een aantal keer, vertaald vanuit het Turks in het Nederlands, het woord ‘knippen’ genoteerd met daarachter tijden, gevolgd door aantal uren. Dat kon volgens verbalisant het een aantal uren zijn dat een persoon heeft geknipt. Op de achterzijde van een brief stonden onder meer de woorden
‘kesim parasi’,
‘yol parasi’en
‘yekem parasi’, dat vertaald betekent:
‘knipgeld’,
‘reisgeld’en
‘eet geld’. [5]
Na aantreffen van de hennepkwekerij op het adres [adres 2] is op 4 december 2018 een onderzoek ingesteld naar de elektriciteitsaansluiting, waaronder de meetinrichting, die eigendom is van [bedrijf 2] . Er werd geconstateerd dat de deksel van HAK van de aansluiting af was. Aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Hierdoor is het mogelijk gemaakt om meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Verder is vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [bedrijf 2] komt in haar berekening tot de slotsom dat er illegaal elektriciteit is afgenomen in de periode van 19 mei 2018 tot en met december 2018, waarbij uitgegaan wordt van tenminste twee eerdere oogsten. Volgens [bedrijf 2] is aangetroffen teelt in het pand tenminste acht weken oud. [6]
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte ten behoeve van zijn hennepkwekerij elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking.
Aantal oogsten
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat in augustus 2018 een elektricien in het pand heeft gekeken en dat er toen geen hennepkwekerij is gezien. De raadsman heeft ter terechtzitting een stuk overlegd waaruit zou blijken dat er op 27 augustus 2018 een inspectie heeft plaatsgevonden door [bedrijf 1] uit [woonplaats] . Tijdens die inspectie aan de installatie of meterkast is niets bijzonders gevonden, dat zou kunnen duiden op illegale aftakking van stroom of een hennepkwekerij. Hieruit volgt volgens de raadsman dat er op 27 augustus 2018 nog geen hennepkwekerij in het pand is geweest zodat er geen sprake kan zijn van eerdere oogsten.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet vast te stellen wat de herkomst is van het door de raadsman ingebrachte stuk. Verdachte wilde ter terechtzitting geen antwoorden geven op vragen van de rechtbank hieromtrent, ook niet omtrent de gestelde inspectie en de herkomst van het stuk. De rechtbank heeft daardoor te weinig onderbouwing en informatie gekregen om over de totstandkoming de waarde van dit stuk te kunnen beoordelen. Om die reden zal de rechtbank het stuk passeren.
De rechtbank stelt vast dat op 4 december 2018 de hennepkwekerij is aangetroffen met een kweek van acht weken oud. Dat betekent dat die planten geplant zijn omstreeks 9 oktober 2018. Uitgaande van een kweekcyclus van tien weken, betekent dat de vorige oogst omstreeks 31 juli geplant is. In samenhang met de notitie op de blauwe post-it waaruit de rechtbank afleidt dat er (in ieder geval op) op 21 juli 2018 geknipt zou zijn, volgt dat die oogst ongeveer zou zijn geplant op 12 mei 2018 (10 weken voor 21 juli 2018). Dit past bij de bevindingen van [bedrijf 2] dat er vanaf 19 mei 2018 zou zijn geteeld. Deze conclusie sluit ook aan bij de inhoud van de hiervoor bedoelde post-it en de vondst van hennepresten in de bedrijfshal. Uit de aangifte van [bedrijf 2] maakt de rechtbank op dat in de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 geen ongebruikelijke hoeveelheid stroom op legale wijze is afgenomen, immers doet zij over die periode juist aangifte van diefstal van stroom. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat er in deze periode twee oogsten hebben plaatsgevonden en dat de diefstal van de elektriciteit in deze periode heeft plaatsgevonden. Nu verdachte eigenaar is van de kwekerij en hij heeft verklaard de enige gebruiker van het pand te zijn [7] , is verdachte degene geweest die deze elektriciteit heeft weggenomen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is
bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen is onvoldoende gebleken dat verdachte het tenlastegelegde samen met anderen zou hebben gepleegd. Zoals onder feit 1 al is overwogen, acht de rechtbank op de grootte en omvang van de hennepkwekerij het weliswaar onaannemelijk dat verdachte dit alleen heeft gedaan, maar wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks4 december 2018 te Duiven,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijkaanwezig heeft gehad
(in een pand gelegen aan de [adres 2]
aldaar)een hoeveelheid van
(in totaal
)2.17
, althans een groot aantalhennepplanten en
/ofdelen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 te Duiven
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een grote hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen elektriciteit onder zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Daarbij vanuit gaande dat de redelijke termijn niet is overschreden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Als de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting komt, zal zij wel daarmee rekening moeten houden bij het bepalen van de straf. Daarbij dient de rechtbank ook rekening te houden met de proceshouding van verdachte. Hij heeft zich meermalen bij de politie gemeld en op eigen initiatief een verklaring afgelegd. Sindsdien is sprake van een zeer lang tijdsverloop, dat maakt dat de redelijke termijn is overschreden. Verdachte is verder sinds 21 oktober 2021 gestart met een verplichte taalcursus Duits, dat ongeveer een jaar zal duren. Een gevangenisstraf zal ervoor zorgen dat hij zich hier niet aan kan houden. Dat kan ervoor zorgen dat zijn bijstandsuitkering stopt. Daarom verzoekt de raadsman om bij een bewezenverklaring verdachte niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft ruim zes maanden een hennepkwekerij in zijn bedrijfspand gehad die professioneel was ingericht. Hij heeft daar een grote hoeveelheid hennep (meer dan 2.000 planten) aanwezig gehad. Daarnaast heeft verdachte in die periode illegaal stroom afgenomen. Verdachte heeft daarbij enkel gehandeld voor zijn eigen financiële gewin, immers verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem was en door hem is ingericht.
Uit justitiële documentatie van zowel Nederland als [land] blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Hoewel gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd in beginsel een taakstraf van aanzienlijke duur passend zou kunnen zijn kiest de rechtbank daar niet voor. De rechtbank leidt uit de inrichting van de hennepkwekerij af dat sprake is van een in hoge mate professionele kwekerij die aanzienlijke organisatorische inzet verlangde en aanzienlijk bouwkundige aanpassing heeft vereist. Er zijn aanwijzingen dat verdachte niet alleen heeft gehandeld maar verdachte bestrijdt dat. In een geval als het onderhavige is naar het oordeel van de rechtbank een taakstraf niet passend en toereikend. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank passend en geboden. Anders dan de raadsman heeft bepleit, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal zij hier ook geen rekening mee houden in de strafmaat.
Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf zal zij echter wel rekening houden met het feit dat het vonnis twee jaar, nadat in het bedrijfspand van verdachte een hennepkwekerij is aangetroffen, wordt gewezen. Al met al zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opleggen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [bedrijf 2] . heeft zich in het strafproces gevoegd onder parketnummer
05/040421-19ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 17.927,43 voor elektriciteitsgebruik wat verdachte, althans zijn bedrijf onder de naam [bedrijf 3] , niet heeft betaald en daarbij komende administratieve- en andere afhandelingskosten. Verder is over deze schade wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schade gevorderd. Tot slot is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van een bedrag van € 17.927,43 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [bedrijf 2] . in haar vordering uitgaat van twee eerdere oogsten. Dat is volgens de verdediging onjuist, omdat er van eerdere oogsten geen sprake is geweest. De vordering moet daarom worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 16.982,60. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel ziende op incassokosten voor een bedrag van € 944,83, is de rechtbank van oordeel dat niet is onderbouwd dat die kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Om die reden zal dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 13 maart 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Dat is dag waarop [bedrijf 3] in gebreke is gesteld.
De rechtbank ziet af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Deze maatregel beoogt slachtoffers van misdrijven het werk uit handen te nemen dat gemoeid is met het incasseren van het geld bij de dader, als de dader niet uit zichzelf betaalt. Omdat de benadeelde partij een rechtspersoon is gaat de rechtbank ervan uit dat in deze zaak geen extra inspanning van de Staat nodig zal zijn.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 2] . van € 16.982,60 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] . voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2021.

mrs. Yeniay-Cenik, Draisma en Van Ophuizen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019308338, gesloten op 4 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 11-15.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 168-173.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 11-15.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124-128.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 129-158.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2021.