ECLI:NL:RBGEL:2021:6060

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
05/881108-19 en 05/115257-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting en valsheid in geschrift

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man uit Waalwijk, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen en valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 15 juni 2015 tot en met 29 januari 2018, te 's-Heerenberg, meermalen facturen van de firma [slachtoffer 1] valselijk heeft opgemaakt door bankrekeningnummers te wijzigen. Daarnaast heeft hij in de periode van 20 juni 2018 tot en met 17 augustus 2019, te Zeddam en Doetinchem, facturen van [slachtoffer 2] vervalst en geld van [slachtoffer 3] weggenomen met een valse sleutel. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan valsheid in geschrift en oplichting, en legde een taakstraf van 240 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het feit dat hij hulp heeft gezocht voor zijn verslavingen. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die deels zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/881108-19 en 05/115257-19 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 11 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] (Sri Lanka),
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. W.A.J.A. Welten, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/115257-19
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2015 tot en met 29 januari 2018,
te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten te weten een of
meer (aan klanten verzonden) facturen van de firma [slachtoffer 1]
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door (telkens) de/het op
bedoelde facturen voorkomende bankrekeningnummer(s) van de firma
[slachtoffer 1] te wijzigen in zijn, verdachtes bankrekeningnummer(s),
althans bedoelde facturen te voorzien van (een) op zijn, verdachtes naam
staande bankrekeningnummer(s)
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2015 tot en met 29 januari 2019,
te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) opzettelijk
een of meer bedragen aan geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan de firma [slachtoffer 1] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking,
te weten medewerker administratie, elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Parketnummer 05/881108-19
Aan verdachte is, na toewijzing tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 20 juni 2018 tot en met 17 augustus 2019 te Zeddam en/of
Doetinchem
(een) geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten facturen van [slachtoffer 2] ,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door het plaatsen van een
handtekening, welke moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer 3] en/of
het opmaken en/of het verstrekken van vervalste facturen Van [slachtoffer 2] aan
de De [slachtoffer 4] (en zodoende de [slachtoffer 4] bewogen tot het verstrekken
van meerdere leningen (ten bedrage van in totaal euro 102.500,--))
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2018 tot en met 17 augustus 2019 te
Zeddam en/of Doetinchem
een hoeveelheid geld (te weten in totaal ongeveer 1.998,79), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard
toebehorende aan [slachtoffer 3] (welke creditcard verdachte weliswaar rechtmatig
onder zich had, echter voor welke geldopnames en/of aankopen verdachte geen
toestemming van die [slachtoffer 3] had);
2.
hij in of omstreeks 15 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2019 te Doesburg,
althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] en/of een medewerker van [naam] heeft bewogen tot het de
verlenen van (een) dienst(en), te weten
twee (hotel)overnachtingen en/of maaltijden,
door zich voor te doen als eigenaar van een borduurshop/eenmanszaak en/of
door zich voor te doen als bonafide klant,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomscheven afgiften en/of het
verlenen van bovenomschreven dienst(en);
3.
hij in of omstreeks 01 september 2019 tot en met 30 augustus 2019 te
Doetinchem, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 6] (te weten zijn -verdachtes- ex-vriendin) heeft bewogen tot de
afgifte van enig goed, te weten (telkens) een hoeveelheid geld, immers heeft
verdachte voorgedaan/gezegd tegen die [slachtoffer 6]
-dat hij geld (te weten euro 1.000,--) nodig had voor de aanbetaling van het
bruilofsfeest van hem -verdachte- en die [slachtoffer 6] en/of
-dat hij geld (te weten euro 200,--) nodig had voor de aanbetaling van een
geboekte/te boeken vakantie en/of
-dat hij geld (te weten euro 200,--) nodig had voor een uitgezette
zoekopdracht van bij een makelaar (ten behoeve van een aan te schaffen
gezamelijke woning) en/of
-dat hij geld (te weten euro 395,--) nodig had voor het betalen van de
onderhandelingskosten van de makelaar (ten behoeve van een aan te schaffen
gezamelijke woning),
waardoor die [slachtoffer 6] (telkens) werd bewogen tot de bovenomschreven afgifte(n);
4.
hij in of omstreeks 21 januari 2019 tot en met 15 augustus 2019 te Zeddam
en/of Doetinchem, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een medewerker van) De [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] ) heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
een (grote) hoeveelheid geld(te weten ongeveer euro 102.600), immers heeft
verdachte
-bij de aanvraag van gelden bij de [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4]
) voorgedaan alsof [slachtoffer 3] , althans de eigenaar van Borduurshop.nl,
meerdere geldleningen, ten behoeve van de aanschaf/leasing van machines, wilde
afsluiten en/of
-(daarvoor/daartoe) 3 (drie) leningen/leasecontracten valselijk opgemaakt
en/of van (een) valse handtekening(en)(welke handtekeningen moesten doorgaan
voor de handtekening van die [slachtoffer 3] ) voorzien,
waardoor (een medewerker van) De [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4]
) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/115257-19 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de strafbare feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2017 tot en met 29 januari 2018.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] p. 4 – 10;
- het proces-verbaal van verbindingen, p. 204 – 206;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 314 – 318;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2021.
Pleegperiode
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is ten aanzien van de pleegperiode het volgende komen vast te staan. Vanaf 5 januari 2017 is in het rekeningoverzicht van verdachte te zien dat hier betalingen van facturen afkomstig van klanten van [slachtoffer 1] voorkomen. Verdachte zelf heeft hierover verklaard dat hij het rekeningnummer op facturen al aanpaste in 2016. In het procesdossier bevinden zich ook (door verdachte aangepaste) facturen daterend uit 2016. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat verdachte zich al voor ruim voor 2017 bezig heeft gehouden met het aanpassen van de facturen van zijn toenmalige werkgever. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de gedragingen hebben plaatsgevonden in de periode 15 juni 2015 tot en met 29 januari 2018.
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Parketnummer 05/881108-19 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het onder feit 4 genoemde bedrag van € 102.000,00 dient te worden aangepast naar een bedrag van € 57.300,00. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 3] de eerste en de laatste leaseovereenkomst zelf heeft getekend, waardoor er geen sprake is van een valse handtekening van verdachte met betrekking tot deze twee leaseovereenkomsten.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36 – 43;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 69 – 73;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 139 – 140;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 4] , p. 202 – 203;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 4] , p. 205 – 207;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 225 – 232;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 269 – 270;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] namens [naam] , p. 62 – 63;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 33 – 35;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 141 – 147;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54 – 58;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 19 december 2019;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36 – 43;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 69 – 73;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 4] , p. 202 – 203;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 4] , p. 205 – 207;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 225 – 232;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 269 – 270;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober.
Overweging ten aanzien van feit 4
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusie. Nu uit de verklaring van [slachtoffer 3] blijkt dat hijzelf de leaseovereenkomsten daterend van januari 2019 en mei 2019 heeft ondertekend, en deze handtekeningen dus niet door verdachte zijn vervalst, zal verdachte partieel worden vrijgesproken van het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 102.000,00.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, met inachtneming van wat hierboven is overwogen ten aanzien van de vervalste handtekeningen gezet onder de leningen/leasecontracten..

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/115257-19 en 05/881108-19 heeft begaan, te weten dat:
05/115257-19, primair
hij in
of omstreeksde periode van 15 juni 2015 tot en met 29 januari 2018, te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland,
in elk geval in Nederland,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
) (een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
te weten een of meer (aan klanten verzonden
)facturen van de firma [slachtoffer 1]
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
(telkens
)de
/hetop de bedoelde facturen voorkomende bankrekeningnummer
(s
)van de firma [slachtoffer 1] te wijzigen in zijn, verdachtes bankrekeningnummer
(s
),
althans bedoelde facturen te voorzien van (een) op zijn, verdachtes naam staande bankrekeningnummer(s)met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
05/881108-19
1.
hij in
of omstreeksde periode 20 juni 2018 tot en met 17 augustus 2019 te Zeddam en/of
Doetinchem
(een
)geschrift
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten facturen van [slachtoffer 2] , valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door het plaatsen van een handtekening, welke moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer 3] en/of het opmaken en/of het verstrekken van vervalste facturen Van [slachtoffer 2] aan de [slachtoffer 4] (en zodoende de [slachtoffer 4] bewogen tot het verstrekken
van meerdere leningen
(ten bedrage van in totaal euro 102.500,--)) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
/of
hij in
of omstreeksde periode van 20 juni 2018 tot en met 17 augustus 2019 te
Zeddam en/of Doetinchem een hoeveelheid geld
(te weten in totaal ongeveer 1.998,79
),
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/of dat/die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een creditcard toebehorende aan [slachtoffer 3]
(welke creditcard verdachte weliswaar rechtmatig onder zich had, echter voor welke geldopnames en/of aankopen verdachte geen
toestemming van die [slachtoffer 3] had
);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 15 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2019 te Doesburg,
althans in Nederlandmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of een medewerker van [naam] heeft bewogen tot het de verlenen van
(een)dienst
(en
), te weten twee
(hotel
)overnachtingen en
/ofmaaltijden, door zich voor te doen als eigenaar van een borduurshop
/eenmanszaaken/of door zich voor te doen als bonafide klant, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomscheven afgiften en
/ofhet verlenen van bovenomschreven dienst
(en
);
3.
hij in
of omstreeksde periode van 01 september 2018 tot en met 30 augustus 2019 te
Doetinchem, althans in Nederland, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (te weten zijn -verdachtes- ex-vriendin) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
(telkens
)een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte voorgedaan/gezegd tegen die [slachtoffer 6]
-dat hij geld (te weten euro 1.000,--) nodig had voor de aanbetaling van het bruiloftsfeest van hem -verdachte- en die [slachtoffer 6] en
/of
-dat hij geld (te weten euro 200,--) nodig had voor de aanbetaling van een
geboekte/te boeken vakantie en
/of
-dat hij geld (te weten euro 200,--) nodig had voor een uitgezette zoekopdracht van bij een makelaar (ten behoeve van een aan te schaffen gezamenlijke woning) en
/of
-dat hij geld (te weten euro 395,--) nodig had voor het betalen van de onderhandelingskosten van de makelaar (ten behoeve van een aan te schaffen gezamenlijke woning),
waardoor die [slachtoffer 6]
(telkens
)werd bewogen tot de bovenomschreven afgifte
(n
);
4.
hij in
of omstreeksde periode van 21 januari 2019 tot en met 15 augustus 2019 te Zeddam
en/of Doetinchem,
althans in Nederland,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een medewerker van)de [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] ) heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een
(grote)hoeveelheid geld
(te weten ongeveer euro 102.600), immers heeft verdachte
-bij de aanvraag van gelden bij de [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4]
) voorgedaan alsof [slachtoffer 3] ,
althans de eigenaar van Borduurshop.nl,meerdere geldleningen, ten behoeve van de aanschaf/leasing van machines, wilde afsluiten en
/of
-(daarvoor/daartoe)
3 (drie)leningen
/leasecontractenvalselijk opgemaakt en
/ofvan
(een)valse handtekening
(en
)(welke handtekeningen moesten doorgaan voor de handtekening van die [slachtoffer 3] ) voorzien, waardoor
(een medewerker van)de [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] ) werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven afgifte
(n
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/115257-19:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 05/881108-19:
feit 1:
valsheid in geschrift
en
diefstal, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
feiten 2, 3 en 4 telkens:
oplichting, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van een taakstaf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf zou, mede gelet op het advies van de reclassering, passend zijn. Wel acht de verdediging de duur van de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf te lang. De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de blanco documentatie van verdachte en met het feit dat verdachte zelf hulp heeft gezocht en dit hulpverleningstraject positief heeft afgerond.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een lange tijd schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en aan oplichting. Verdachte heeft hierbij brutaal gehandeld en heeft het economisch en financieel verkeer benadeeld en het vertrouwen van – onder meer – de financieel dienstverlener beschaamd. De rechtbank acht het in het bijzonder kwalijk dat verdachte tevens het vertrouwen heeft beschaamd van de mensen die het dichtst bij hem stonden, zoals zijn beide werkgevers, waaronder een jeugdvriend en zijn vriendin.
Bij de strafoplegging wordt, ten voordele van verdachte, in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze uit het dossier blijken en ter terechtzitting door zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het opgestelde reclasseringsrapport van 13 september 2021. Hieruit volgt dat verdachte uit zichzelf in behandeling is gegaan voor zijn verslavingen en deze behandelingen met goed gevolg heeft afgerond.
De rechtbank acht het van belang dat de benadeelde partijen door verdachte zo spoedig mogelijk gecompenseerd worden, hetgeen niet mogelijk is indien aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd. Mede gelet hierop zal aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Anderzijds acht de rechtbank gelet op de aard van de delicten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de lange duur waarin deze hebben plaatsgevonden het van belang dat aan verdachte als zogenaamde “stok achter de deur” een lange voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden zal opleggen. Aan deze straf wordt een proeftijd van twee jaren verbonden. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstaf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05/115257-19
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 47.605,29 aan materiële schade en € 3.014,06 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Inkomstenderving: € 43.458,65
  • Rentekosten: € 1.146, 64
  • Derving werkuren: € 3.000,00
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Materiële schade
Ten aanzien van inkomstenderving en de derving van de werkuren is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen niet voor vergoeding in aanmerking komen nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Ten aanzien van de rentekosten geldt dat deze kosten reeds zijn toegewezen in de civiele procedure tussen verdachte en de benadeelde partij. Deze kosten komen daarom in deze strafrechtelijke procedure niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de rentekosten daarom afwijzen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze zijn gevorderd door een rechtspersoon. De benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft € 16.910,59 aan proceskosten gevorderd.
Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand, de proceskosten en de executiekosten oordeelt de rechtbank dat deze kosten reeds zijn toegewezen in de civiele procedure tussen verdachte en de benadeelde partij. Deze kosten komen daarom in deze strafrechtelijke procedure niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze proceskosten afwijzen. Ten aanzien van de kosten voor de reisuren en het bezoek aan de politie is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen materiële kosten betreffen, maar ook dan niet voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Parketnummer 05/881108-19
[naam]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] , heeft namens [naam] in verband met het tenlastegelegde onder feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 706,25 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding zoals gevorderd en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 406,25. De schadepost met betrekking tot de hotelsleutel ( € 300,00 ) dient te worden afgewezen nu aan verdachte geen verduistering ten laste is gelegd.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Ten aanzien van de kosten voor de hotelsleutel is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat deze kosten geen verband houden met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de hotelsleutel daarom de benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Ten aanzien van de kosten voor de rekening van het hotel acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd en is deze ook een rechtstreeks gevolg van het aan verdachte toe te rekenen feit. De rechtbank zal deze schadepost van € 406,25 toewijzen.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding van in totaal
€ 406,25 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 augustus 2019.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met het tenlastegelegde onder feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.001,86 aan materiële schade en € 1.300,00 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Reiskosten: € 189,38
  • Kosten bruiloft: €1.000,00
  • Kosten vakantie: € 335,00
  • Kosten gezamenlijke woning: € 1.965,00
  • Eigen risico 2019 – 2020: € 267,48
  • Alternatieve geneeskunde: € 245,00
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding zoals gevorderd en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ten aanzien van de schadeposten ‘vakantie’ en ‘gezamenlijke woning’, nu deze kosten niet op de tenlastelegging staan. Ten aanzien van de schadeposten ‘reiskosten’, ‘bruiloft’ en het eigen risico heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Materiële schade
Ten aanzien van de reiskosten, de kosten voor de bruiloft en het eigen risico is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en dat deze ook een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze schadeposten toewijzen. Ten aanzien van de kosten inzake de vakantie en de gezamenlijke woning is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en dat deze ook een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal deze schadeposten toewijzen, met dien verstande dat de rechtbank bij toewijzing van deze kosten uitgaat van de hoogte van de bedragen die volgen uit de bewezenverklaring.
Ten aanzien van de kosten voor de alternatieve geneeskunde is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag niet voor vergoeding in aanmerking komt nu het causale verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde onvoldoende duidelijk is geworden. De benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 1.300,00 aan immateriële schade gevorderd.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien er sprake is van aantasting in de persoon. [slachtoffer 6] heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit een posttraumatische stressstoornis ontwikkeld en ervaart hiervan nog dagelijks de gevolgen. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting niet betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op € 1.300,00.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
Reiskosten: € 189,38
Kosten bruiloft: € 1.000,00
Kosten vakantie: € 200,00
Kosten gezamenlijke woning: € 595,00
Eigen risico 2019 – 2020: € 267,48
Immateriële schade € 1.300,00
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding van in totaal
€ 2.251,86 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 oktober 2021.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de immateriële schadevergoeding van in totaal € 1.300,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 september 2018.
Om te bevorderen dat deze schade wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van deze bedragen ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het tenlastegelegde onder feiten 1 en 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 50.062,91 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding zoals gevorderd en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaart in de vordering, nu er geen causaal verband is tussen [slachtoffer 3] als benadeelde partij en het tenlastegelegde. Ten aanzien van de proceskosten heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat niet duidelijk is geworden of de facturen reeds betaald zijn. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij ten aanzien van deze proceskosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering dusdanig complex is dat deze een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de proceskosten dienen te worden toegewezen conform het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende schadeposten als volgt.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert – onder meer – een bedrag van € 42.108,32. Dit bedrag ziet op de vordering die [slachtoffer 4] heeft ten opzichte van de benadeelde partij. De rechtbank oordeelt ten aanzien van deze schadepost als volgt. De rechtbank constateert dat het vereiste causaal verband tussen het bewezenverklaarde onder feit 4 en de gestelde schade ontbreekt. De benadeelde partij zal met betrekking tot deze kosten dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de kosten inzake de privébetalingen die verdachte met de creditcard van verdachte heeft gemaakt, oordeelt de rechtbank als volgt. Toewijsbaar is het bedrag zoals genoemd in de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1. Dit betekent dat de schadepost kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.998,79. Voor het resterende deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, nu dit deel niet het rechtstreekse gevolg is van het onder feit 1 bewezenverklaarde.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schadevergoeding van in totaal
€ 1.998,79 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 juni 2018.
Om te bevorderen dat deze schade wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van deze bedragen ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft € 5.087,16 aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke Liquidatietarief Kanton en gaat daarbij uit van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding. Voor het opstellen en indienen van de vordering en de aanwezigheid tijdens de behandeling ter terechtzitting kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat een bedrag van (2 x € 187,00) € 374,00 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020. Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36f, 57, 225, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder de parketnummers 05/881108-19 en 05/115257-19, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 240 uren;
 beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
parketnummer 05/115257-19De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin de vordering tot materiële schade;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin de vordering tot immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
parketnummer 05/881108-19
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] in verband met
feit 4niet-ontvankelijkin de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in verband met
feit 1tot betaling van materiële
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 3]van een bedrag van
€ 1.998,79,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
€ 374,00;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van
€ 1.998,79aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
29 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam]
 veroordeelt verdachte tot betaling van materiële
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam]van een bedrag van
€ 406,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van
€ 406,25aan materiële schade
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
8 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 6], van een bedrag van
€ 3.551,86;
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6] , een bedrag te betalen van
€ 2.251,86aan materiële schade en
€ 1.300,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
45 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. W. Oosterbaan, rechters, in samenwerking met en in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018236167, gesloten op 18 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland basisteam Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019364473, gesloten op 18 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.