ECLI:NL:RBGEL:2021:6009

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
9381302
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van leraar wegens grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van een leerling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 november 2021 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een leraar, hierna aangeduid als [verzoekende partij], die beschuldigd werd van ongepast gedrag jegens een leerling. De verzoekende partij was werkzaam als docent bij de stichting Quadraam en had een dienstverband van 26 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van een leerlinge, [leerling 1], die aangaf dat de leraar haar op ongepaste wijze had aangeraakt. Dit leidde tot een intern onderzoek en gesprekken met betrokkenen, waaronder andere leerlingen en ouders. Op basis van de verklaringen van [leerling 1] en een medeleerling, [medeleerling], die het ongepaste gedrag bevestigden, heeft Quadraam besloten om de leraar op staande voet te ontslaan. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van de leraar een dringende reden vormden voor ontslag. De rechter weegt hierbij de ernst van de beschuldigingen en het vertrouwen dat leerlingen in hun leraar moeten kunnen hebben. Ondanks het lange dienstverband van de leraar, was de normschending zo ernstig dat voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk was. De verzoeken van de leraar om het ontslag te vernietigen werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9381302 \ HA VERZ 21-164 \ 42693 \ 32268
uitspraak van 11 november 2021
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. G.J. Gerrits
en
de stichting
Stichting Quadraam
gevestigd te Duiven
verwerende partij
gemachtigde mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Quadraam genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 3 augustus 2021;
- het verweerschrift van 4 oktober 2021;
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2021 met de pleitnota van mr. Gerrits.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Quadraam is een onderwijsgroep die onderwijs aanbiedt aan 14 middelbare scholen in de regio’s Arnhem, de Liemers en Overbetuwe.
2.2.
[verzoekende partij] is op [datum] 1995 bij (de rechtsvoorganger van) Quadraam in dienst getreden. [verzoekende partij] was laatstelijk werkzaam in de functie van Docent LC op het [naam school] in [plaats] en doceerde Duits en Geschiedenis aan het VMBO. Het loon van [verzoekende partij] bedraagt € 5.012,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en overige emolumenten. De cao Voortgezet Onderwijs 2020 is van toepassing. [verzoekende partij] is lid van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad van Quadraam.
2.3.
In de Omgangs- en integriteitscode Quadraam per 1 augustus 2009, die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, staat:
Artikel 9 Integriteit
We beschermen en respecteren ieders lichamelijke en geestelijke integriteit en bevorderen dat leerlingen en ouders en verzorgers dat ook doen. We vermijden voor anderen bedreigende, vernederende of nodeloos onaangename situaties en plegen geen geestelijke en lichamelijke agressie en/of geweld.
Artikel 10 Omgang met seksualiteit
We bevorderen een bewuste en verantwoorde omgang met seksualiteit, waarbij negatieve gevoelens en negatieve gevolgen voor anderen vermeden worden. We vermijden seksueel getinte aandacht of aanrakingen en het maken van grappen of toespelingen die de ander in verlegenheid zouden kunnen brengen of zouden kunnen kwetsen.
2.4.
Op 25 juni 2021 is in een gesprek tussen een leerlinge van het [naam school] (hierna te noemen: [leerling 1] ) en mevrouw [docente Duits] (docente Duits op het [naam school] , hierna: [docente Duits] ) door [leerling 1] aangegeven dat [verzoekende partij] “heel erg gek op haar was” en haar “heel leuk” vond.
2.5.
Op 30 juni 2021 vroeg [docente Duits] [leerling 1] na de les even te blijven. [docente Duits] vertelde [leerling 1] dat haar opmerking dat [verzoekende partij] “heel erg gek op haar was” in haar hoofd was blijven hangen en vroeg of er iets was voorgevallen tussen [verzoekende partij] en [leerling 1] . Na doorvragen gaf [leerling 1] aan dat [verzoekende partij] “rare dingen” doet en haar schouders had gemasseerd, in de richting van haar borsten.
2.6.
Naar aanleiding van het gesprek met [leerling 1] heeft [docente Duits] een melding gedaan bij haar teamleider de heer [teamleider] (hierna: [teamleider] ). [teamleider] heeft de kwestie vervolgens voorgelegd aan de heer [onderwijsdirecteur] (onderwijsdirecteur van het [naam school] , hierna: [onderwijsdirecteur] ). [onderwijsdirecteur] heeft dezelfde dag een gesprek gehad met de heer [secretaris] (secretaris van het College van Bestuur van Quadraam, hierna: [secretaris] ). Hierna zijn de ouders van [leerling 1] ingelicht en heeft, ook op 30 juni 2021, een gesprek plaatsgevonden waarbij [leerling 1] , haar ouders, [secretaris] en [onderwijsdirecteur] aanwezig waren.
2.7.
Vervolgens is [verzoekende partij] uitgenodigd voor een gesprek. In een gesprek op 1 juli 2021 tussen [verzoekende partij] , [secretaris] en [onderwijsdirecteur] , is tegen [verzoekende partij] gezegd dat een leerling zich had beklaagd over het gedrag van [verzoekende partij] , meer specifiek dat [verzoekende partij] deze leerling tijdens een les met zijn handen zou hebben betast bij haar schouders en haar borsten.
2.8.
Op 1 juli 2021 heeft [verzoekende partij] het volgende WhatsAppberichtje aan [secretaris] gestuurd:
Ik zou het erg fijn vinden als je in een komend gesprek met de ouders en de leerlingen mijn oprechte excuses wilt aanbieden voor het feit dat ik, hoewel onbedoeld en ongewild, het meisje dit gevoel heb bezorgd. En dat ik hoop dat ze die willen aanvaarden. Gr. [verzoekende partij]
2.9.
Op 5 juli 2021 heeft weer een gesprek plaatsgevonden met [leerling 1] en de ouders van [leerling 1] . Diezelfde dag hebben [onderwijsdirecteur] en [secretaris] ook gesproken met medeleerling [medeleerling] en haar moeder. [medeleerling] bevestigde dat zij in maart 2021 heeft gezien dat [verzoekende partij] [leerling 1] had aangeraakt bij haar borsten.
2.10.
Vervolgens is [verzoekende partij] , ook op 5 juli 2021, geschorst. In de brief van Quadraam aan [verzoekende partij] staat daarover het volgende:
Een leerling van het [naam school] , locatie [naam locatie] , heeft zich bij de schoolleiding beklaagd over ongepast gedrag van u. Naar aanleiding daarvan heb ik u op 1 juli jl. gesproken, in aanwezigheid van de heer [onderwijsdirecteur] , Onderwijsdirecteur van het [naam school] .
We hebben de klacht met u besproken. U heeft in dat gesprek ontkend u ongepast te hebben gedragen zoals door de leerling is beschreven. Ik heb u uitgelegd dat we, gezien de verklaring van de leerling, daarom verder onderzoek moeten doen. Ik heb u ook geïnformeerd over mijn voornemen u in het belang van de school te zullen schorsen, en wel in overeenstemming met het bepaalde in artikel 10.7, lid 2 onder f. van de cao vo.
Ik bevestig hierbij schriftelijk de schorsing. De schorsing is een ordemaatregel. Ik heb u in de gelegenheid gesteld uw opvattingen over mijn voornemen kenbaar te maken. U heeft aangegeven deze schorsing te zien als een disciplinaire maatregel. Ik heb u uitgelegd dat de schorsing noodzakelijk is om het onderzoek te kunnen doen en dat ik er vanuit ga dit onderzoek zo snel mogelijk te kunnen afronden.
2.11.
Op 6 juli 2021 heeft Quadraam overleg gevoerd onder meer met haar advocaat, de zedenpolitie en de onderwijsinspectie.
2.12.
Tijdens een vervolggesprek op 9 juli 2021 tussen [verzoekende partij] enerzijds en [secretaris] en [onderwijsdirecteur] namens Quadraam anderzijds, is [verzoekende partij] geconfronteerd met de verklaring van [leerling 1] en van [medeleerling] . Vervolgens is [verzoekende partij] op staande voet ontslagen.
2.13.
In de ontslagbrief van 9 juli 2021 staat het volgende:
In een gesprek op 9 juli 2021, heeft de onderwijsdirecteur van het [naam school] , de heer [onderwijsdirecteur] en de heer [secretaris] , secretaris van het College van Bestuur, de laatste namens het College van Bestuur van Stichting Quadraam, u medegedeeld dat u op staande voet ontslagen bent.
De reden hiervoor zijn u mondeling medegedeeld, te weten uw grensoverschrijdende gedrag ten aanzien van een leerlinge van het [naam school] .
Gebeurtenissen
Op 25 juni 2021 heeft een leerlinge een gesprek gevoerd met een collega van u, een docente van [naam locatie] , onderdeel van het [naam school] . In dat gesprek heeft de leerlinge haar ervaringen met u en haar gevoelens van onveiligheid gedeeld.
De leerlinge heeft aangegeven dat zij meerdere malen (sinds augustus 2020) op een ongewenste en ongepaste manier door u is betast in de klas. Het betreft onder meer het betasten met uw handen van haar schouders en borsten. Ook heeft u bij een andere leerlinge de mobiele telefoon uit de achter-broekzak gehaald.
Gesprek/verwijten
In ons gesprek op 30 juni 2021 hebben wij u geconfronteerd met de klachten van de leerlinge dat u haar bij haar borsten en schouders zou hebben betast. U heeft in dat gesprek aangegeven dat u heel fysiek bent aangelegd, dat u fysiek contact hebt met leerlingen in de vorm van het beetpakken bij de schouder, het geven van een stomp en het slaan van een arm om een kind heen, maar dat u deze specifieke klachten omtrent het betasten van haar borsten niet herkent. U heeft verder aangegeven dat uw intenties mogelijk niet goed zijn overgekomen.
We hebben in de dagen daarop aanvullende gesprekken gevoerd met de leerlinge en haar ouders, de docent die zij in vertrouwen heeft genomen en een leerling die getuige is geweest van uw handelen.
Op basis van de twee getuigenverklaringen stellen wij vast dat u uw handen inderdaad op de borsten van een minderjarige leerlinge zijn geweest, enkele seconden lang. Ook heeft u met uw hand de telefoon uit de achter-broekzak van een minderjarige leerlinge gehaald. Dit achten wij onacceptabel grensoverschrijdend gedrag.
U heeft hiermee niet alleen gehandeld in strijd met de omgangs- en integriteitscode, onder meer artikel 10 en 16.2, zoals deze binnen onze organisatie geldt. U weet, althans behoort te weten, dat de (minderjarige) leerlingen van het [naam school] kwetsbaar zijn en het tot een van uw taken behoort om als docent een veilige (leer)omgeving te creëren. U heeft gezorgd voor een onveilige omgeving voor leerlingen.
Ontslag op staande voet
Uw gedrag en handelswijze levert zowel afzonderlijk als zeker ook in onderlinge samenhang bezien een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW. Uw gedrag en handelswijze heeft tot gevolg dat wij elk vertrouwen in u verloren hebben. Van ons kan niet langer gevergd worden het dienstverband met u nog langer te laten voortbestaan.
De opzegging van uw dienstverband met onmiddellijke ingang heeft tot gevolg dat uw arbeidsovereenkomst geëindigd is op 9 juli 2021.
Wij hebben bij de beslissing om u op staande voet te ontslaan, ook stil gestaan bij uw persoonlijke omstandigheden, waaronder uw leeftijd, de lengte van het dienstverband en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor u hebben. Dit heeft echter voor ons niet tot een andere beslissing geleid.
2.14.
Bij brief van 22 juli 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.
2.15.
In een schriftelijke verklaring van 25 juli 2021, gemaild aan [secretaris] op 26 juli 2021, van [medeleerling] (klasgenoot van [leerling 1] ) staat het volgende:
Tijdens de les zitten [leerling 1] en ik naast elkaar, [leerling 1] zit aan de raamkant en ik zit aan het looppad. Bij de les van geschiedenis kwam meneer [verzoekende partij] bij ons staan om te kletsen. Toen ging meneer [verzoekende partij] achter [leerling 1] staan en legde zijn handen op de schouders van haar en gingen ze handen verder dan de schouders en kwamen steeds dichter bij haar borsten en hij maakte er een grijpbeweging naar. Ik zag aan het gezicht van [leerling 1] dat ze het niet fijn vond wat hij deed. Meneer [verzoekende partij] kwam tijdens iedere geschiedenisles achter ons of naast ons staan om met ons te praten. Eerst dacht ik dat het gewoon vriendelijk was dat hij met ons kwam praten, maar na deze aanrakingen besefte ik me dat dit dus niet op ‘vriendelijke’ manier bedoeld was. De aanrakingen die hij gedaan heeft bij [leerling 1] heb ik 1x gezien. Ook heb ik gehoord dat meneer [verzoekende partij] voor de meivakantie tegen [leerling 1] zei dat ze de toets in de vakantie mocht maken en dat als ze een onvoldoende zou halen, hij er een 6 van zou maken.
Zelf heb ik ook last gehad van een aanraking van meneer [verzoekende partij] . Hij pakte onder de toets mijn telefoon uit mijn kontzak en legde hem bij mij op tafel en zei: “voordat hij er dadelijk uitvalt”. Ik vond dit vervelend, omdat hij ook tegen mij kon zeggen dat ik hem op tafel moest leggen, waardoor hij mij niet hoefde aan te raken.
2.16.
In een schriftelijke verklaring van 3 oktober 2021 van [ouders] (de ouders van [leerling 1] ) staat het volgende:
Wij verklaren dat [leerling 1] het volgende verteld heeft:
Op 30 juni jl. is [leerling 1] vroeg in de middag van school thuisgekomen met de mededeling dat wij gebeld zouden worden door de heer [onderwijsdirecteur] , omdat zij die dag met mevrouw [docente Duits] had gesproken over ongewenste gedragingen van de heer [verzoekende partij] jegens haar.
Ze vertelde dat mevrouw [docente Duits] met haar had willen spreken omdat ze in een eerder gesprek op 25 juni jl. dat over een boek ging dat teruggegeven moest worden aan de heer [verzoekende partij] , geen goed gevoel had gekregen door bepaalde gezichtsuitdrukkingen van [leerling 1] .
Uiteraard waren wij geschrokken en hebben haar gevraagd wat er precies voorgevallen was.
Hierop vertelde ze dat de heer [verzoekende partij] regelmatig achter haar ging staan, waarna hij zijn handen op haar schouders legde en vervolgens strelende bewegingen maakte richting haar borsten waarbij de bovenkant van haar borsten werden aangeraakt. De 1e keer dat dit gebeurde dacht ze nog van klopt dit wel, heb ik het wel goed gevoeld maar vervolgens gebeurde het weer. Ze vertelde dat dit meerdere keren gebeurd is in de periode tussen dec. 2020 en mei 2021. Zij heeft aangegeven dat haar klasgenootje [medeleerling] die naast haar zat in de lessen van de heer [verzoekende partij] , het minimaal 1 keer zou hebben gezien waarna ze elkaar aankeken van gebeurt dit nou echt… Ze gaf aan dat ze zich hierdoor niet prettig voelde in de lessen. Ze wilde zo min mogelijk “opvallen” en durfde geen vragen meer te stellen, omdat dit dan weer aanleiding zou kunnen zijn dat de heer [verzoekende partij] weer naar haar toe zou lopen.
(…)
Uiteindelijk hebben wij als ouders, besloten geen aangifte te doen bij de politie omdat we [leerling 1] in deze willen beschermen tegen een eventuele “exposure” die een aangifte met zich mee zou brengen en [leerling 1] dit al als heel heftig heeft ervaren…

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
I. de door Quadraam op 9 juli 2021 gegeven opzegging te vernietigen;
II. Quadraam te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van het sinds 9 juli 2021 verschuldigde loon van € 5.012,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid tot aan de dag van volledige betaling;
III. Quadraam te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoekende partij] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen, omdat het ontslag niet onverwijld is gegeven en er geen sprake is van een geldige dringende reden.
3.3.
Quadraam voert verweer waarop hierna, voor zover relevant, zal worden ingegaan.

4.Het (voorwaardelijk) tegenverzoek

4.1.
Indien het ontslag op staande voet geen stand houdt, verzoekt Quadraam, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de arbeidsovereenkomst tussen Quadraam en [verzoekende partij] te ontbinden
primairwegens (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoekende partij] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW, dan wel
subsidiairwegens een combinatie van omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW, althans met verwijzing naar artikel 25 Rv de naar het oordeel van de kantonrechter aangewezen redelijke grond, zulks dadelijk dan wel op de kortst mogelijke termijn tegen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, alles zonder ter zake enig bedrag aan transitievergoeding of vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW toe te kennen, met veroordeling van [verzoekende partij] in de kosten van deze procedure.
4.2.
Quadraam legt aan haar voorwaardelijk gevorderde ontbindingsverzoek ten grondslag dat [verzoekende partij] leerlingen op ongewenste en ongepaste wijze heeft betast. [verzoekende partij] heeft hiermee de Omgangs- en integriteitscode van Quadraam geschonden. Vanwege het grote belang van (sociale) veiligheid van leerlingen en docenten hanteert Quadraam een zerotolerance beleid op dit punt. Grensoverschrijdend gedrag richting minderjarigen wordt niet geaccepteerd. Het handelen van [verzoekende partij] is dermate kwalijk en verwijtbaar dat in redelijkheid niet van Quadraam gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] te laten voortduren. Daarnaast zijn er al sinds 2017 klachten over het functioneren van [verzoekende partij] . Ondanks een verbeteringstraject bleef verbetering uit.
4.3.
[verzoekende partij] voert verweer waarop hierna, voor zover relevant, zal worden ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsgeldig ontslag op staande voet?
5.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Dat is in het algemeen het geval als sprake is van een dringende reden die onverwijld is medegedeeld (artikel 7:677 BW). Voor de werkgever worden als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd ‘zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’ (artikel 7:678 lid 1 BW). Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten bij de beoordeling van de vraag of van dringende reden sprake is, de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van de door de werkgever aangevoerde dringende reden, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
Onverwijld opzeggen
5.2.
Quadraam heeft voldoende toegelicht dat het ontslag onverwijld, dus snel genoeg na de verweten gedraging, is gegeven gezien de omstandigheden in dit geval. Quadraam voert in de eerste plaats aan dat de gesprekken met [leerling 1] , gelet op de gevoeligheid van de kwestie voor of na schooltijd plaatsvonden. Naast de gesprekken met [leerling 1] heeft Quadraam na de ontvangen melding op 30 juni 2021 ook interne gesprekken gevoerd, een gesprek met de ouders van [leerling 1] gehad en er is gesproken met de advocaat. Op basis daarvan is besloten om [verzoekende partij] eerst – per 5 juli 2021 – te schorsen, in afwachting van het onderzoek naar de aantijgingen. Deze gang van zaken rondom de schorsing is in lijn met de geldende cao. Daarna is nogmaals gesproken met [leerling 1] en haar ouders, met [docente Duits] , met [medeleerling] (en haar moeder), de zedenpolitie, de strafrecht- en de arbeidsrechtadvocaat van Quadraam. Naar aanleiding van de uitkomst daarvan is [verzoekende partij] vervolgens op 9 juli 2021 ontslagen. Gelet op de aard van de aantijgingen heeft Quadraam onder deze omstandigheden adequaat en met de nodige voortvarendheid gehandeld. Dat Quadraam mogelijk al op 5 juli 2021 of 6 juli 2021 een afspraak met [verzoekende partij] had ingepland voor 8 juli 2021, doet daar niet aan af. Quadraam heeft in dat kader voldoende toegelicht dat zij in de periode tussen de schorsing en het ontslag nog nader onderzoek heeft gedaan op 6 juli 2021. Om die reden kan worden geconcludeerd dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
Dringende reden
5.3.
De gedragingen die [verzoekende partij] worden verweten zijn het voorval op 30 maart 2021 waarbij [verzoekende partij] de borsten van [leerling 1] zou hebben aangeraakt en het voorval op 9 april 2021 waarbij [verzoekende partij] de telefoon van [medeleerling] uit haar achterbroekzak heeft gehaald en daarbij aan haar billen heeft gezeten.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat in ieder geval de door Quadraam aangevoerde gedraging op 30 maart 2021, waarbij [verzoekende partij] met zijn handen aan de borsten van [leerling 1] heeft gezeten, in voldoende mate vast. Het volgende is relevant.
In de eerste plaats heeft [leerling 1] zelf meerdere keren en aan verschillende personen verklaard dat dat is gebeurd. Ze is consequent in die verklaringen. Telkens komt het aspect naar voren dat [verzoekende partij] in het verleden een aantal keren achter haar is gaan staan en haar dan eerst bij haar schouders aanraakte en dan naar voren schoof met zijn handen, over haar schouders heen tot aan haar borsten. [medeleerling] , de klasgenoot van [leerling 1] , die naast haar zit tijdens de lessen bij [verzoekende partij] , heeft een keer gezien dat [verzoekende partij] achter [leerling 1] stond, zijn handen op haar schouders legde en toen met zijn handen verder ging en een grijpbeweging maakte naar haar borsten. Zowel [medeleerling] als [leerling 1] hebben dit (ook) in aanwezigheid van hun ouders verteld. [medeleerling] heeft haar verklaring later op schrift gezet en aan Quadraam gemaild. Ook [medeleerling] is dus consequent in haar verklaring en heeft deze in aanwezigheid van meerdere mensen afgelegd.
Hier staat de ontkenning van [verzoekende partij] tegenover, die enerzijds zegt niet aan borsten van leerlingen te hebben gezeten en anderzijds uitlegt dat hij ‘redelijk fysiek’ is in zijn omgang met leerlingen. Zo geeft hij wel eens schouderklopjes, of legt zijn arm om de schouders van een leerling. Dat hij aan [leerling 1] ’s borsten zou hebben gezeten kan [verzoekende partij] zich niet herinneren, aldus [verzoekende partij] .
Deze wat globaal gebleven ontkenning blijft niet overeind tegenover de gedetailleerde en met elkaar overeenkomende verklaringen van [leerling 1] en [medeleerling] .
Daar komt bij dat Quadraam de relevante informatie met de nodige behoedzaamheid en zorgvuldigheid heeft verkregen, waardoor er ook geen reden is om te vrezen voor een valse beschuldiging. Quadraam heeft meerdere keren en met meerdere mensen (zowel een docent, als de onderwijsdirecteur, als de secretaris van het college van bestuur) met [leerling 1] gesproken. Er is ook gesproken met [leerling 1] waar haar ouders bij waren. Dat geldt ook voor [medeleerling] . Dat is belangrijk, omdat Quadraam de ervaring heeft dat àls leerlingen een valse beschuldiging hebben geuit, dit vaak uitkomt als er in de aanwezigheid van ouders over wordt gesproken. Hierbij is ook nog van belang, zoals Quadraam ter zitting heeft uitgelegd, dat deze concrete beschuldiging, anders dan de ervaring is bij verzonnen aantijgingen, nog niet op school bekend was.
5.5.
Dat [verzoekende partij] aan de schouders en vervolgens de borsten van een leerling heeft gezeten, levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Met deze handeling heeft [verzoekende partij] zowel de algemene norm - het is ongepast om als leraar een leerling seksueel getint aan te raken - als de meer specifiek in de Omgangs- en integriteitscode vastgelegde norm geschonden. De vraag of dit vaker is voorgekomen dan één keer en of het voorval van het uit de achterzak pakken van een telefoon (op zich en/of in combinatie met het voorval met [leerling 1] ) een dringende reden oplevert, kan verder buiten beschouwing blijven.
5.6.
De aard en de ernst van de dringende reden leiden, ondanks het lange dienstverband van [verzoekende partij] en de nadelige gevolgen die het ontslag voor hem zullen meebrengen, tot de conclusie dat het op 9 juli 2021 verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter heeft nadrukkelijk meegewogen dat [verzoekende partij] al 25 jaar als leraar heeft gewerkt. Dat is op zichzelf een relatief lange en ook te respecteren periode. Maar de normschending is ernstig. De normschending weegt extra zwaar omdat het hier een leraar – leerling verhouding betreft en het vertrouwen van een leerling, om veilig en onbekommerd op school te kunnen zijn, is aangetast.
Dit alles leidt er toe dat de verzoeken van [verzoekende partij] worden afgewezen.
Tenslotte
5.7.
Nu het ontslag op staande voet in stand blijft, wordt niet toegekomen aan de voorwaardelijke tegenverzoeken van Quadraam.
5.8.
[verzoekende partij] wordt in het ongelijk gesteld en dient daarom de proceskosten te dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter,
6.1.
wijst de verzoeken van [verzoekende partij] af;
6.2.
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Quadraam begroot op € 747,00;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021.