ECLI:NL:RBGEL:2021:5980
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiden opzettelijke brandstichting door gebrek aan bewijs van opzet
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 november 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van opzettelijke brandstichting. De verdachte was aangeklaagd voor het in bezit hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor het begaan van een misdrijf, namelijk het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 31 december 2020 in Hoogkerk, waar de verdachte werd aangetroffen met een auto vol autobanden, jerrycans met brandbare vloeistoffen en een emmer met een brandbare vloeistof. De officier van justitie eiste een militaire detentie van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen. De omstandigheden waaronder de verdachte werd aangehouden, de inhoud van de WhatsApp-berichten en de verklaringen van de verdachte gaven onvoldoende aanknopingspunten voor de veronderstelling dat hij de voorwerpen in de auto had voor het begaan van het tenlastegelegde misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de middelen niet bestemd waren voor het begaan van het misdrijf en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de intenties van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet was komen vast te staan dat hij de voorwerpen had verworven met de bedoeling om een misdrijf te plegen.