ECLI:NL:RBGEL:2021:5980

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
05/151329-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiden opzettelijke brandstichting door gebrek aan bewijs van opzet

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 november 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van opzettelijke brandstichting. De verdachte was aangeklaagd voor het in bezit hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor het begaan van een misdrijf, namelijk het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 31 december 2020 in Hoogkerk, waar de verdachte werd aangetroffen met een auto vol autobanden, jerrycans met brandbare vloeistoffen en een emmer met een brandbare vloeistof. De officier van justitie eiste een militaire detentie van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen. De omstandigheden waaronder de verdachte werd aangehouden, de inhoud van de WhatsApp-berichten en de verklaringen van de verdachte gaven onvoldoende aanknopingspunten voor de veronderstelling dat hij de voorwerpen in de auto had voor het begaan van het tenlastegelegde misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de middelen niet bestemd waren voor het begaan van het misdrijf en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de intenties van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet was komen vast te staan dat hij de voorwerpen had verworven met de bedoeling om een misdrijf te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/151329-21
Datum uitspraak : 8 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 25 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Hoogkerk, gemeente Groningen, in ieder geval in Nederland,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is (art. 157 aanhef onder 1 en/of 2 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten,
- een personenauto, met daarin verzameld en/of opgeslagen,
- een aantal (13) autobanden en/of
- een aantal (5) jerrycans met brandversnellende, althans brandbare vloeistoffen (olieën, benzine, diesel) en/of
- een emmer met een brandversnellende, althans een brandbare vloeistof,
(telkens) bestemd tot het begaan van voornoemd misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een militaire detentie van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De militaire kamer stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het hier tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en/of stoffen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er in het verleden in Hoogkerk ongeregeldheden hebben plaatsgevonden rond de jaarwisseling. Ook in de aanloop naar de jaarwisseling van 2020/2021 ontvingen politie en gemeente (anonieme) signalen dat het op oudejaarsavond onrustig zou worden in Hoogkerk en dat er mogelijk zaken in brand zouden worden gestoken. Op 31 december 2020 rond half negen ’s avonds reed verdachte in een auto, die niet voorzien was van kentekenplaten, het parkeerterrein naast de Kruidvat aan de [adres 2] te Hoogkerk op. De politie kwam kort daarna ter plaatse.
Op de bijrijdersstoel van de auto lag een autoband. In de autoband stond een emmer met een vloeistof. Achterin de auto en in de kofferbak lagen meerdere autobanden en jerrycans. Er zijn in totaal dertien autobanden, vijf jerrycans en een emmer met vloeistof aangetroffen in de auto. De vloeistoffen in de emmer en de jerrycans bestonden voornamelijk uit smeerolie, maar bevatten ook motorbenzine en dieselolie.
Verdachte was lid van de WhatsApp-groep ‘Stichting [naam] ’. Op 31 december 2020 werden in deze groep berichten verstuurd, waaruit blijkt dat de afzenders interesse hadden in de aanwezigheid van de politie in het centrum van Hoogkerk die avond. In de berichten werd niet gesproken over het teweegbrengen van een ontploffing of brandstichting. Verdachte heeft zelf geen berichten verstuurd in deze groep. Wel heeft hij die avond meerdere keren telefonisch contact gezocht en gehad met personen die deel uitmaakten van deze WhatsApp-groep.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting – samengevat - verklaard dat hij de auto desgevraagd op het parkeerterrein naast de Kruidvat heeft weggezet voor een vriend die hij op 31 december 2020 aan het begin van de avond tegenkwam op een feestje in Hoogkerk. Omdat de vriend, een autohandelaar, te veel had gedronken en niet meer mocht rijden, heeft verdachte hem geholpen met het wegzetten van de auto. Verdachte stelt enkel de autoband op de bijrijdersstoel te hebben zien liggen. De emmer met vloeistof, andere autobanden en jerrycans heeft hij niet gezien. Dat de auto geen kentekenplaten had, is hem niet opgevallen. Het was nooit zijn bedoeling om een ontploffing teweeg te brengen of brand te stichten, aldus nog steeds verdachte.
De militaire kamer overweegt dat de omstandigheden waaronder verdachte op 31 december 2020 staande is gehouden, kort nadat hij de auto - met daarin de voorwerpen zoals hiervoor beschreven - had geparkeerd op het parkeerterrein bij de Kruidvat in Hoogkerk, zonder meer tal van vragen oproepen over de bedoeling van verdachte. Vragen waarop verdachte slechts zeer beperkt antwoord heeft willen geven, aangezien hij niet heeft willen vertellen bij wie het feestje was waarvandaan hij zei te komen en wie de vriend was voor wie hij de auto zegt te hebben weggezet.
Deze gedragingen en de voorwerpen waarover verdachte beschikte, hebben desondanks naar het oordeel van de militaire kamer in hun onderling verband en samenhang bezien echter niet een zodanige zeggingskracht dat daaruit reeds de door de officier van justitie gestelde misdadige intentie van verdachte naar voren komt. Daarbij speelt een rol dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist dat de auto geen kentekenplaten had. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte wist dat de auto vol lag met autobanden en jerrycans met brandversnellende of brandbare vloeistoffen. Verdachtes verklaring dat hij alleen de autoband op de bestuurderstoel heeft zien liggen en geen andere voorwerpen heeft gezien, komt op het eerste gezicht opmerkelijk voor. Uit het dossier blijkt echter ook dat verdachte de auto op het parkeerterrein bij de Kruidvat heeft geparkeerd toen het buiten al donker was. Op de voorwerpen in de auto zijn geen vingersporen of biologische sporen van verdachte aangetroffen. Dat een verbalisant in de auto een terpentinegeur heeft waargenomen toen deze is doorzocht, maakt dit niet anders. Verdachte stelt een dergelijke geur niet te hebben geroken. Ter zitting heeft hij het gehad over een ‘muffe sigarettenlucht’. Ook deze waarneming van de verbalisant is naar het oordeel van de militaire kamer niet voldoende om verdachtes verklaring als onaannemelijk terzijde te schuiven en te kunnen concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat er zich in de auto brandversnellende of brandbare vloeistoffen bevonden en mede op basis daarvan te concluderen dat verdachte de bedoeling had om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen.
Ook overigens biedt het procesdossier daarvoor naar het oordeel van de militaire kamer onvoldoende aanknopingspunten.
De officier van justitie heeft gewezen op zich in het dossier bevindende app-berichten in voornoemde WhatsApp-groep. Daaruit blijkt van interesse van andere leden van die groep in het doen en laten van de politie in Hoogkerk die avond. Over het stichten van brand of het teweeg brengen van een ontploffing door verdachte in Hoogkerk op of omstreeks 31 december 2020 gaat de conversatie echter in het geheel niet. Verdachte heeft bovendien niet zelf aan die app-conversatie deelgenomen.
Dat uit het dossier valt af te leiden dat verdachte die avond telefonisch contact heeft gehad of heeft getracht te hebben met verschillende leden van deze groep, heeft, anders dan de officier van justitie meent, eveneens onvoldoende zeggingskracht om daaruit een misdadige intentie van verdachte af te leiden. De inhoud van door verdachte gevoerde gesprekken is namelijk niet bekend geworden. Verdachte heeft zelf verklaard niet meer te weten waar dit over ging. Personen met wie verdachte die avond heeft gebeld, zijn kennelijk niet door de politie bevraagd naar deze telefonische contacten. Uit het dossier blijkt dat in de aanloop naar de jaarwisseling bij de politie en gemeente (anonieme) signalen binnenkwamen dat er die avond en nacht mogelijk ongeregeldheden in Hoogkerk zouden plaatsvinden en er geprobeerd zou worden brand te stichten. Voor zover hieraan al betekenis kan worden toegekend, geldt dat ook hieruit niet volgt dat verdachte deze bedoeling had.
De militaire kamer is kortom van oordeel dat op basis van de inhoud van het procesdossier en hetgeen ter zitting is besproken, in onderling verband en samenhang bezien, niet is komen vast te staan dat verdachte een personenauto, autobanden, jerrycans met brandversnellende of brandbare vloeistoffen en een emmer met een brandversnellende of brandbare vloeistof voorhanden heeft gehad teneinde deze middelen te gebruiken voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is.
Aldus is niet bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf. Dit betekent dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De militaire kamer spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. R. Raat, rechters, en kapitein ter zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2021.