ECLI:NL:RBGEL:2021:5971

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
C/05/392757 / FA RK 21/2923
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Arnhem was opgelegd op 14 augustus 2021. Betrokkene, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.M.J. Damen, stelde dat de crisissituatie onvoldoende onderbouwd was en dat er geen dreigend ernstig nadeel was. Betrokkene ontkende zich agressief te hebben gedragen en gaf aan dat zij zich meewerkend had opgesteld tegenover haar behandelaren. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling via beeldbellen laten plaatsvinden op 13 september 2021, waarbij ook een ander verzoek werd besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester zijn beslissing grotendeels baseerde op een medische verklaring, waaruit bleek dat er een ernstig vermoeden bestond van een psychische stoornis bij betrokkene, die leidde tot gedrag dat een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke vereisten voor het opleggen van de crisismaatregel in acht zijn genomen. Ondanks de omissie in de crisismaatregel, waardoor er niet direct een voortgezette maatregel was aangevraagd, oordeelde de rechtbank dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/392757 / FA RK 21/2923
Datum uitspraak: 1 oktober 2021
Beroep tegen een crisismaatregel Wvggz
Beschikkingnaar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonachtig in [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.J.M.J. Damen te Arnhem.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2021, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Arnhem op 14 augustus 2021 jegens haar opgelegde crisismaatregel.
1.1.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 13 september 2021. Tijdens de zelfde mondelinge behandeling is ook het verzoek met zaaknummer: C/05/392758 / FA RK 21/2924 (beroep tegen de crisismaatregel van 17 augustus 2021) besproken.
1.2.
Daarbij waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • de advocaat namens betrokkene;
  • mw. [naam] als juridisch adviseur verbonden aan de gemeente Arnhem, namens de burgemeester van Arnhem.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester om een crisismaatregel op te leggen. Betrokkene stelt dat de crisissituatie onvoldoende onderbouwd is. Er was op dat moment geen sprake van dreigend ernstig nadeel. Betrokkene ontkent zich agressief te hebben gedragen jegens anderen. Ook stelt zij dat zij zich meewerkend heeft opgesteld jegens haar behandelaren. Een voortzetting van de behandeling in een vrijwillig kader was op dat moment dan ook de voorliggende optie. Bovendien bevat de crisismaatregel een omissie waardoor er (opnieuw) een crisismaatregel volgde nadat de crisismaatregel van 14 augustus was verlopen. Betrokkene verzoekt de rechtbank gezien het voorgenoemde om de beschikking van de burgemeester van 14 augustus 2021 te vernietigen.
2.2.
De juridisch adviseur geeft aan dat de beschikking is gebaseerd op hetgeen uit de medische verklaring blijkt. Hieruit kan worden afgeleid dat het ernstig vermoeden bestaat dat betrokkene (op dat moment) lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend. Daarbij was de crisissituatie dusdanig ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er op 14 augustus 2021 sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis van betrokkene. Eveneens is gebleken dat het ernstig nadeel enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij het opleggen van de crisismaatregel de wettelijke vereisten in acht zijn genomen. De rechtbank begrijpt dat de burgemeester zijn beslissing voor een groot deel neemt op basis van hetgeen hem uit de medische verklaring blijkt. Uit de medische verklaring blijkt dat mevrouw is opgenomen na een ernstige suïcidepoging door het innemen van cardiale medicatie. Betrokkene uit daarbij een persisterende doodswens. Tijdens de beoordeling van de psychiater op 14 augustus om 17:20 uur heeft betrokkene nogmaals de wens geuit om zichzelf van het leven te beroven. Daarbij is betrokkene gezien het beloop ambivalent gebleken in haar wil om opgenomen te worden. Betrokkene is tijdens haar eerdere opname (zo’n twee weken eerder) na enkele dagen (op eigen initiatief) met ontslag gegaan. De rechtbank overweegt dat de burgemeester gezien het voorgenoemde in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Het feit dat de crisismaatregel een omissie bevatte waardoor er niet direct een voortgezette crisismaatregel is aangevraagd, maakt dit niet anders.
2.5.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 14 augustus 2021 ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, rechter, in tegenwoordigheid van T. Akasbi, griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.