Op 29 oktober 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, het wrakingsverzoek van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (verzoekster) afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. I. Linssen, de rechter die een belastingzaak behandelde over een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). Verzoekster stelde dat de rechter niet onafhankelijk en onpartijdig was, omdat zij in eerdere vergelijkbare zaken de jurisprudentie van de Hoge Raad had gevolgd, die volgens verzoekster onrechtmatig tot stand was gekomen. Verzoekster vreesde dat de rechter ook in haar zaak een inhoudelijk oordeel zou geven dat in strijd was met het Unierecht.
De wrakingskamer oordeelde dat kritiek op de rechtspraak van een rechter niet kan dienen als wrakingsgrond. Het wrakingsinstituut kan niet worden gebruikt als rechtsmiddel tegen inhoudelijke beslissingen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekster concrete omstandigheden moet aanvoeren om haar vrees voor partijdigheid te onderbouwen. De enkele stelling dat de rechter gevoelig zou zijn voor externe factoren en persoonlijke belangen, zonder nadere onderbouwing, was onvoldoende om de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.