ECLI:NL:RBGEL:2021:5864

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
05/185781-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met toegewezen smartengeld en niet-ontvankelijkheid in materiële schade vorderingen

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 september 2019 in Arnhem, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks zijn verweer dat hij zelf geen fysiek geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, rekening houdend met het ruime tijdsverloop en het feit dat hij geen recente veroordelingen had.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen ingediend voor smartengeld en materiële schade. De rechtbank heeft de vorderingen voor smartengeld toegewezen, omdat de benadeelden lichamelijk letsel hebben opgelopen door de openlijke geweldpleging. De vorderingen voor materiële schade zijn echter afgewezen, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel aan de Staat te betalen, waarbij hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de verantwoordelijkheden van de verdachte in het kader van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/185781-20
Datum uitspraak : 3 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland, openlijk, te
weten op of aan de Korenstraat en/of het Willemsplein, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] ,
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen, welk
geweld bestond uit:
- die [slachtoffer 1] één- of meerma(a)l(s)(en) (met grote kracht) (met de gebalde
vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen (waardoor
die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor) en/of
- die [slachtoffer 2] één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) in/op/tegen het hoofd,
althans het lichaam, te slaan/stompen en/of duwen en/of trappen/schoppen
(waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en haar bewustzijn verloor) en/of
- die [slachtoffer 3] één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) (met de gebalde vuist en/of
vlakke hand) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam,
te slaan en/of stompen (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
met voorbedachten rade,
[slachtoffer 3] , heeft mishandeld door,
één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) (met de gebalde vuist en/of vlakke hand)
in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam, te slaan en/of
stompen waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde, te weten openlijke geweldpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden, aangezien verdachte zelf geen fysiek geweld heeft gebruikt tegen één of meer slachtoffers en geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan door een ander of anderen gepleegd geweld. Hiertoe is aangevoerd dat de camerabeelden geen direct bewijs opleveren, omdat het geweld niet op beeld staat. De Whatsappgesprekken kunnen ook niet als bewijs dienen dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt of een bijdrage daaraan heeft geleverd. De verklaringen van de ooggetuigen zijn innerlijk tegenstrijdig op de meest cruciale punten en onvoldoende specifiek om als betrouwbaar bewijs aan te kunnen nemen. In geen enkel ooggetuigenverslag is een signalement te ontwaren dat specifiek genoeg wijst in de richting van verdachte. Daarnaast kan de verklaring van getuige [getuige 1] niet worden gebruikt voor het bewijs, omdat hij een verklaring heeft afgelegd nadat hij werd geconfronteerd met camerabeelden en/of screenshots. Er heeft een enkelvoudige confrontatie met vier personen in één beeld plaatsgevonden waarbij in strijd met ‘De richtlijn enkelvoudige foto- en videobewijsconfrontatie’ is gehandeld. Hierdoor is deze verklaring vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid onbruikbaar voor het bewijs. Daarnaast is de verklaring van getuige [getuige 1] onbetrouwbaar, omdat deze verklaring in strijd is met zijn eerste verklaring door te verklaren dat er drie personen aan het duwen en trekken waren, terwijl hij dat in zijn eerste verklaring niet heeft verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bij een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden van het bestanddeel “voorbedachten rade”, omdat ieder bewijs daarvoor ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 1 september 2019 rond 02:30 uur met zijn dochter, [slachtoffer 2] en haar vriend [getuige 2] richting de taxistandplaats aan het Willemsplein in Arnhem liep. Hier kwam hij ook [slachtoffer 3] , een vriend van hem, tegen. Ineens was er geschreeuw en werd [slachtoffer 1] van achteren geslagen. Hij werd een of twee keer geslagen en viel op de grond. Hij is out gegaan en werd in het ziekenhuis weer wakker. [2] [slachtoffer 1] heeft door het voorval letsel opgelopen. [3] De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van
[slachtoffer 3] die heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een jongen zag duwen en trekken en vervolgens zag hoe [slachtoffer 1] werd neergeslagen door iemand van achteren. De klap was zo hard dat hij neerging en met zijn hoofd op de stoep viel. [4] Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een groep van vijf of zes jongens zag die op hen afrenden en vervolgens zag hoe [slachtoffer 1] werd neergeslagen van achteren met gebalde vuist tegen de rechterzijde van zijn gezicht, ter hoogte van de kaak. [slachtoffer 1] ging gelijk neer en sloeg met zijn hoofd tegen de stoep. [5]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij samen met haar vader, [slachtoffer 1] , en haar vriend [getuige 2] richting het Willemsplein liepen voor een taxi. Bovenaan de Korenstraat kwamen zij [slachtoffer 3] tegen. Op dat moment hoorde aangeefster ineens iemand schreeuwen: “hem moeten we hebben”. Ze zag een man of drie richting haar vader rennen. Alles werd zwart en toen aangeefster wakker werd, merkte zij dat ze op de grond lag. Aangeefster probeerde te gaan zitten, maar werd misselijk. Ze voelde pijn in haar hoofd en kaak opkomen. De pijn op haar hoofd werd erger. In het ziekenhuis is haar hoofdwond geplakt. [6] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] een harde duw of klap kreeg waardoor zij op de grond viel. De daders zijn na het incident gelijk weggerend. [7]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag hoe een jongen [slachtoffer 1] wilde aanvallen met in zijn kielzog nog drie of vier jongens. Getuige probeerde de groep te sussen, maar belandde in een gevecht met de jongen die hem een klap gaf. Hij werd van achteren geslagen, waardoor hij viel en gelijk weer opstond. [8] De verklaring van [slachtoffer 3] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2] die heeft verklaard dat [slachtoffer 3] werd geslagen door een jongen uit de groep en vervolgens viel. [9]
Verbalisant heeft geconcludeerd dat op de camerabeelden van de Korenstraat-Willemsplein in Arnhem te zien is dat het groepje aangevers uit beeld loopt en vervolgens de groep verdachten in beeld komt. Daarna zijn ook verdachte 1 en 2 uit beeld. [10] Door de verdediging is niet betwist dat verdachte op deze camerabeelden te zien is.
Aan getuige [getuige 1] zijn screen-shots van de camerabeelden en een filmpje getoond op basis waarvan hij heeft verklaard dat hij de vier personen herkent als de personen die betrokken zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Over verdachte 1 verklaart getuige [getuige 1] dat deze er de hele tijd bij was en samen met twee andere jongens aan het duwen en trekken was. Hij is later ook weggerend. [11]
Door de verdediging is betoogd dat deze verklaring van getuige [getuige 1] niet kan worden gebezigd voor het bewijs, omdat sprake is van een enkelvoudige foto-confrontatie waarbij in strijd met de richtlijnen is gehandeld en daardoor de verklaring niet betrouwbaar is. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een enkelvoudige foto-confrontatie maar dat door de politie een opsporingsmiddel is ingezet. Daarnaast blijkt uit het verhoor dat getuige [getuige 1] het groepje op de screenshots van de camerabeelden direct herkent als de personen die bij de geweldshandelingen betrokken zijn geweest. Het verweer van de verdediging zal daarom worden verworpen.
Door de verdediging is daarnaast aangevoerd dat deze verklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar is, omdat deze in strijd is met zijn eerste verklaring door te verklaren dat er drie personen aan het duwen en trekken waren, terwijl hij dat in zijn eerste verklaring niet heeft verklaard. De rechtbank verwerpt dit weer en zal deze verklaring voor het bewijs bezigen, nu de twee verklaringen elkaar niet uitsluiten en dergelijke verwarring bij de weergave van dit soort verklaringen over openlijk geweld niet vreemd is.
Na het tonen en verspreiden van de camerabeelden zijn er vierendertig tips binnengekomen waarin verdachte wordt genoemd. In dertien tips werd verdachte aangewezen als de blonde verdachte, te weten verdachte 1. [12]
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandeling(en), maar slechts in die groep aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte mee is gegaan in de confrontatie door met anderen in de richting van aangevers te rennen, terwijl daarvoor al een incident had plaatsgevonden in café Bar [slachtoffer 3] . Verdachte heeft daarbij meegedaan aan het duwen en trekken en is vervolgens met de anderen weggerend.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verder heeft het geweld plaatsgevonden op de openbare weg en was het zichtbaar voor andere personen, zoals ook blijkt uit de verklaringen. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 september 2019 te Arnhem,
althans in Nederland,openlijk, te weten
op ofaan
de Korenstraat en/ofhet Willemsplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeerdere perso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] , en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of één of meer andere personen, welk geweld bestond uit:
- die [slachtoffer 1] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd
,te
slaan en/ofstompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor) en
/of- die [slachtoffer 2] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met kracht)
in/op/tegen het hoofd
, althans het lichaam,te
slaan/stompen
en/of duwen en/of trappen/schoppen(waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en haar bewustzijn verloor) en
/of- die [slachtoffer 3] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met kracht) (met de gebalde vuist
en/of vlakke hand)
in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd
, in ieder geval het lichaam,te
slaan en/ofstompen (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is en zijn persoonlijke omstandigheden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn vrienden schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de drie aangevers letsel hebben opgelopen. Niet alleen heeft verdachte door zijn gedrag een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen, maar ook brengt dit soort gedrag gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving. De geweldpleging heeft immers plaatsgevonden op de openbare weg en er waren meerdere mensen getuige van.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel als gevolg voor een first offender is een taakstraf voor de duur van 150 uren. De rechtbank zal echter rekening houden met het ruime tijdsverloop, dat niet aan verdachte is te wijten en het feit dat hij geen recente relevante veroordelingen op zijn strafblad heeft staan.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 100 uren.
Daarop zal de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering worden
gebracht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 4.000,- aan materiële schade en € 500,- aan smartengeld;
  • [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 2.280,- aan materiële schade en € 300,- aan smartengeld.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van smartengeld kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen te verklaren, nu de vorderingen op dit punt onvoldoende zijn onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak en subsidiair vanwege het feit dat de vorderingen in het geheel niet zijn onderbouwd met enig bewijsstuk.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade onvoldoende zijn onderbouwd en zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen verklaren.
Smartengeld
Met betrekking tot het smartengeld overweegt de rechtbank dat de benadeelde partijen als gevolg van de openlijke geweldpleging lichamelijk letsel hebben opgelopen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het feit impact heeft gehad op het leven van de benadeelden. De rechtbank zal het gevorderde smartengeld van de benadeelde partijen dan ook toewijzen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 september 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis en beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering hiervan in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]van de volgende bedragen aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.
1. [slachtoffer 1] € 500,- 1 september 2019
2.
2. [slachtoffer 2] € 300,- 1 september 2019
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [slachtoffer 1] € 500,- 10 dagen

2. [slachtoffer 2] € 300,- 6 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin de vorderingen van materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2021.
mr. L.C.P. Goossens en mr. E.A. Clevers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019574877, gesloten op 23 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 10-11.
3.Geneeskundige verklaring, p. 33.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 177-179.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 174-176.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 13-15.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 190-192.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 177-179.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 175-176.
10.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 90.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 212.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65-70.