ECLI:NL:RBGEL:2021:585

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
C/05/381898 / FZ RK 20-3756
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met benoeming van een deskundige

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een mondelinge uitspraak gedaan over een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek van de advocaat van betrokkene om een deskundige te benoemen gehonoreerd en een zorgmachtiging verleend voor de duur van twee maanden. De zaak is aangehouden om de uitkomsten van het deskundigenonderzoek af te wachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende grond is om aan te nemen dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, die leidt tot ernstig nadeel, en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene lijdt aan verslavingsproblematiek en psychotische kwetsbaarheid, en dat er een samenwerking nodig is om tot een juiste diagnose te komen. De rechtbank benoemde drs. [naam 4] van GGZ Centraal als deskundige om de situatie van betrokkene verder te onderzoeken en om aanbevelingen te doen over de noodzakelijke zorg. De deskundige moet uiterlijk op 1 maart 2021 zijn rapportage indienen. De kosten van het deskundigenbericht worden ten laste van de Staat gebracht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter L.J.P. Lambooij, met de griffier L. Stoevenbelt aanwezig.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/381898 / FZ RK 20-3756
Datum mondelinge uitspraak: 18 januari 2021
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
voor wie een zorgmachtiging geldt tot en met 23 januari 2021,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 31 december 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021, in het gebouw van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, waarbij de psychiater en de basisarts middels beeldbellen zijn gehoord.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
mw. [naam 1] , als psychiater verbonden aan GGNet;
dhr. [naam 2] , als basisarts verbonden aan GGNet;
dhr. [naam 3] , als woonbegeleider van betrokkene verbonden aan Riwis.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank volgt niet het primaire standpunt van de advocaat van betrokkene dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege overschrijding van de termijn van artikel 6:6 lid 1 Wvggz. De officier van justitie heeft weliswaar het verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging op grond van artikel 6:6 Wvggz te laat ingediend, maar nu de rechtbank nog binnen de lopende zorgmachtiging beslist over de aansluitende zorgmachtiging, geeft dit geen aanleiding het verzoek af te wijzen en/of heeft dit geen consequenties voor de maximale duur van de aansluitende zorgmachtiging. De daarbij door de advocaat van betrokkene gestelde onzorgvuldige voorbereiding van de zorgmachtiging geeft geen grond voor een andere conclusie.
2.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van verslavingsproblematiek en psychotische kwetsbaarheid die voornamelijk zichtbaar wordt onder invloed van middelengebruik. De stoornissen vallen respectievelijk in de DSM-afgeleide classificaties ‘middelgerelateerde en verslavingsstoornissen’ en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen’.
De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat zij de diagnose zoals die in de medische verklaring is gesteld op dit moment onderschrijft. Daarbij heeft zij aangegeven dat differentiaal diagnostisch sprake zou kunnen zijn van een primair aan middelen gerelateerde stoornis, gezien de omstandigheid dat betrokkene een periode heeft gekend van fors harddrugs gebruik en psychotisch decompenseren, waarbij sprake was van forse agressiviteit. Uitspraken daarover zijn echter lastig, onder meer omdat langdurig harddrugsgebruik kan leiden tot effecten op het brein die veel lijken op de situatie bij patiënten met een chronische psychotische stoornis als schizofrenie. Om een differentiaal diagnose te kunnen maken is er daarom volgens de psychiater een samenwerking nodig waarbij betrokkene bereid is zijn levensloop op een rij te zetten (oorzaak en gevolg) en dan is nog de vraag in hoeverre het lukt om tot herdiagnostiek te komen. Betrokkene neemt tot op heden echter geen verantwoordelijkheid voor wat er allemaal is gebeurd in het verleden, in die zin dat hij meent dat de ziekte kanker die hij vroeger heeft doorgemaakt de oorzaak is van hoe zijn leven is gelopen. De psychiater stelt daarin met betrokkene fundamenteel van mening te verschillen. Volgens de psychiater gaat het bij de zorgmachtiging vooral om de continuïteit van de zorg. De samenwerking met betrokkene is kwetsbaar omdat er maar in beperkte mate overeenstemming is over wat er met hem aan de hand is. Medicatiegebruik en de wens van betrokkene om dat af te bouwen zijn een terugkerende onderwerp van gesprek. De psychiater heeft daarvoor begrip voor zover het gaat om de door betrokkene ervaren bijwerkingen, maar zegt tegelijkertijd geen mogelijkheden te zien voor afbouw en – gezien de voorgeschiedenis – geen alternatieven te zien voor de huidige medicatie.
Volgens de psychiater is daarbij de zucht naar middelen nog altijd duidelijk aanwezig. Nadenken over middelengebruik en ‘drooggebruik’ komt met grote regelmaat terug in de gesprekken. Betrokkene is daar open in en dat is goed, maar dat neemt niet weg dat het er wel is. En bij terugval in middelengebruik kan het bij betrokkene hard gaan.
2.3.
Op basis van de medische verklaring zoals die er ligt en de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond om aan te nemen dat er sprake is van een psychische stoornis en dat het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit lijdt tot ernstig nadeel gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De kanttekeningen die namens betrokkene zijn geplaatst geven gezien het voorgaande thans geen aanleiding voor een ander oordeel. Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het subsidiaire verzoek van de advocaat van betrokkene om een deskundige te benoemen te honoreren. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de diagnostiek en het (voortdurende) verschil van inzicht daarover, acht de rechtbank het van belang zich nader te laten voorlichten over (onder meer) de gestelde stoornis en het ernstig nadeel waartoe het gedrag dat daaruit voortvloeit lijdt.
2.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat de thans beschikbare informatie voldoende grond geeft voor het oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van verplichte zorg te weten:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
noodzakelijk zijn en dat ook overigens is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.6.
Dat neemt niet weg dat de rechtbank door de te benoemen deskundige ook nader wenst te worden voorgelicht omtrent de vraag naar de mogelijkheden van passende zorg op vrijwillige basis en naar de noodzakelijke vormen van zorg.
2.7.
De rechtbank zal daarom de deskundige, drs. [naam 4] , verbonden aan GGZ Centraal, locatie Veldwijk, benoemen ter beantwoording van de volgende vragen:
Tot welke diagnose komt u op basis van uw onderzoek?
Op grond waarvan bent u tot uw bevindingen gekomen?
Moet op basis van uw bevindingen geconcludeerd worden dat bij betrokkene thans sprake is van een stoornis van de geestesvermogens in de zin van de Wvggz?
Indien sprake is van een stoornis van de geestesvermogens in de zin van de Wvggz: doet het uit die stoornis voortvloeiende gedrag betrokkene ernstig nadeel veroorzaken als bedoeld in de Wvggz, en zo ja, welk ernstig nadeel/ernstige nadelen?
Indien sprake is van ernstig nadeel als bedoeld in de Wggz:
- zijn er mogelijkheden voor passende zorg op basis van vrijwilligheid en zo ja welke?
- acht u de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk?
- zijn er voor betrokkene minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben?
- is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief?
6. Indien behandeling noodzakelijk is, welke behandeling dient er dan plaats te vinden en voor welke duur?
7. Zijn er nog andere bevindingen uit uw onderzoek naar voren gekomen die van belang kunnen zijn?
2.8.
De deskundige dient zo spoedig mogelijk met het onderzoek te beginnen en zijn rapportage
uiterlijk op 1 maart 2021aan de rechtbank toe te zenden. Daarna zullen de officier van justitie, betrokkene en zijn advocaat en de behandelaar in de gelegenheid worden gesteld om op het rapport van de deskundige te reageren.
2.9.
De kosten van het deskundigenbericht zullen ten laste van de Staat worden gebracht.
2.10.
Op grond van voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot toewijzing van het verzoek om een zorgmachtiging voor de duur van twee maanden en tot aanhouding van de zaak voor het overige ten einde de uitkomsten van het deskundige-onderzoek af te wachten. De rechtbank zal derhalve iedere verdere beslissing op het verzoek aanhouden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in
2.5.kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de
duur van twee maanden, te weten tot en met
uiterlijk 17 maart 2021, onder aanhouding van het verzoek voor het overige deel;
alvorens verder te beslissen
3.3.
beveelt ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende aan de [adres] , een onderzoek door een deskundige op de hiervoor onder
2.7.geformuleerde vraagstelling;
3.4.
benoemt tot deskundige: drs. [naam 4] , verbonden aan GGZ Centraal, locatie Veldwijk, Postbus 1000, 3850 BA te Ermelo;
3.5.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking, een kopie van het verzoek van de officieer van justitie en de daaraan ten grondslag liggende stukken aan de deskundige zal toezenden;
3.6.
bepaalt dat het onderzoek zal plaatsvinden op een nader door de deskundige te bepalen tijd en plaats;
3.7.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank uiterlijk op
1 maart 2021;
3.8.
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht zijn declaratie kan indienen ter griffie van deze rechtbank onder vermelding van het zaak- en rekestnummer. De kosten van het deskundigenbericht zijn vooralsnog begroot op € 1.000,-- inclusief btw (uitgaande van een tijdsduur van het onderzoek van zes uren). Deze kosten alsook de nog te berekenen reiskosten zullen ten laste van de Staat worden gebracht;
3.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2021 door mr. L.J.P. Lambooij, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 januari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.