ECLI:NL:RBGEL:2021:5847

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
05/027480-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïnehandel met lagere toewijzing dan gevorderd door de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 98.226,00 als wederrechtelijk verkregen voordeel, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd tot € 77.358,25. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een bepaalde periode cocaïne heeft verhandeld en dat er een aantal getuigen zijn gehoord die verklaringen hebben afgelegd over hun afname van cocaïne bij de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte inderdaad wederrechtelijk voordeel heeft genoten, maar dat het door de officier van justitie gevorderde bedrag niet kon worden onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar het bedrag verlaagd op basis van de door de getuigen afgelegde verklaringen en de berekeningen die daaruit voortvloeiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/027480-21 (ontneming)
Datum uitspraak : 2 november 2021
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek, HvB in Zutphen.
Raadsman: mr. J.C.R. Gijsen, advocaat in Apeldoorn.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 98.226,00.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 13.888,40. Er is bij veroordeelde gedurende een kortere periode cocaïne afgenomen dan waar de officier van justitie van is uitgegaan. Ook is bij veroordeelde minder cocaïne afgenomen dan door de officier van justitie is betoogd. De inkoopprijs van de cocaïne was bovendien hoger en veroordeelde heeft reiskosten moeten maken om de cocaïne bij zijn klanten af te leveren. Daarom zijn de kosten die op de vordering in mindering moeten worden gebracht hoger dan waar de officier van justitie van uit is gegaan.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank zoekt aansluiting bij het door haar op 19 oktober 2021 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde wegens - kort gezegd - onder meer de handel in cocaïne is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert zich op de volgende bewijsmiddelen. [1]
Afnemer [getuige 1]
heeft op 21 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij ongeveer van 2015 tot 2020 cocaïne kocht bij veroordeelde. Hij gebruikte gedurende vijf jaren cocaïne en hij kocht zijn cocaïne altijd bij veroordeelde. De eerste jaren gebruikte hij twee tot drie gram cocaïne per week. De laatste twee jaren van zijn gebruik was dat minder. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. [2]
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij - naar zijn weten - bij de politie de waarheid heeft verklaard. Hij heeft verklaard dat hij sinds 2017 of 2018 cocaïne gebruikte. De laatste drie jaren gebruikte hij maar heel weinig en daarvoor wat meer. In de periode van anderhalf jaar vóór februari 2021 heeft hij maar één of twee keer cocaïne gebruikt. Soms gebruikte hij een aantal weken wel cocaïne en dan weer niet.
De rechtbank overweegt dat [getuige 1] bij de politie en bij de rechter-commissaris andersluidend heeft verklaard, terwijl hij bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat hij ten overstaan van de politie de waarheid heeft verklaard. De rechtbank acht de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet aannemelijk. Indien hij vanaf halverwege 2019 al min of meer gestopt was met het gebruik van cocaïne, had hij dit ook bij de politie kunnen verklaren. Bovendien is het niet aannemelijk dat [getuige 1] gedurende drie jaren een beperkt gebruik had indien hij pas in 2017 of 2018 met zijn gebruik is begonnen en daar sinds 2020 mee is gestopt, terwijl zijn gebruik naar eigen zeggen de eerste jaren wel fors was.
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook uit van de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd. De schatting van de politie, inhoudende dat [getuige 1] de laatste twee jaren één gram cocaïne per maand gebruikte, acht de rechtbank aannemelijk. De rechtbank zal daar bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel eveneens van uitgaan.
Afnemer [getuige 2]
heeft op 20 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds vijf jaar drugs gebruikte. Veroordeelde was zijn vaste cocaïnedealer in de laatste twee tot drie jaren. [getuige 2] kocht ongeveer vijf keer per jaar cocaïne bij veroordeelde. In totaal gaat [getuige 2] uit van de aanschaf van 15 tot 20 gram cocaïne verspreid over drie jaren. Hij had ook wel eens voor vrienden cocaïne gehaald en dan kocht hij twee in plaats van één gram. In totaal denkt hij ongeveer 1000 euro aan cocaïne te hebben uitgegeven bij veroordeelde. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft gesproken. Hij heeft twee tot drie jaar lang bij veroordeelde cocaïne gekocht. Het ging om drie tot vier aankopen van één gram cocaïne per jaar. De totale uitgaven zullen vermoedelijk rond de 500 tot 1000 euro hebben gelegen.
De rechtbank overweegt dat [getuige 2] bij de politie een meer gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over de door hem afgenomen cocaïne en de kosten daarvan dan bij de rechter-commissaris. Hij heeft bij de politie bovendien een bedrag genoemd dat passend is bij de door hem afgenomen hoeveelheid cocaïne. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring die [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd, inhoudende dat hij bij veroordeelde 1000 euro heeft uitgegeven aan cocaïne.
Afnemer [getuige 3]
heeft op 11 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds drie of vier jaar cocaïne gebruikte en dat hij zijn cocaïne het vaakst bij veroordeelde kocht. In 2016 kocht hij al cocaïne bij veroordeelde. Daarna kocht hij een tijd geen cocaïne bij veroordeelde en de laatste twee jaren weer wel. Hij kocht twee jaar lang gemiddeld twee gram cocaïne per maand bij veroordeelde. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. [4]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verklaard. Hij had drie of vier jaar eerder voor het eerst cocaïne gebruikt, maar hij gebruikte slechts sporadisch. Hij gebruikt ongeveer 20 keer per jaar cocaïne, maar er zijn ook vrienden die voor hem cocaïne kopen. Hij heeft acht of negen cocaïnedealers.
De rechtbank overweegt dat [getuige 3] bij de politie beduidend anders heeft verklaard dan bij de rechter-commissaris. De verklaring bij de politie is concreter en gedetailleerder. [getuige 3] heeft duidelijk verklaard dat hij aan het begin bij veroordeelde kocht en de laatste twee jaren ook. Hij kon bovendien een concrete periode en een concrete afnamehoeveelheid benoemen. De rechtbank acht de verklaring die [getuige 3] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd - gelet op zijn verklaring bij de politie - niet aannemelijk en gaat dan ook uit van zijn verklaring ten overstaan van de politie.
Afnemer [getuige 4]
heeft op 6 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds ongeveer vijf jaar cocaïne gebruikte. Hij kocht zijn cocaïne vrijwel steeds bij veroordeelde. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. Verspreid over de jaren kocht hij gemiddeld eens in de twee weken twee gram cocaïne bij veroordeelde. Dat was het minimale. [5]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 4] verklaard dat hij tegen de politie de waarheid heeft verteld. Hij kocht sinds 2015 cocaïne bij veroordeelde, maar deed dit aan het begin niet regelmatig. Er was één jaar van intensief gebruik en er waren twee jaren van beperkter gebruik. Ook waren er periodes dat [getuige 4] niets gebruikte.
De rechtbank overweegt dat [getuige 4] bij de rechter-commissaris andersluidend heeft verklaard dan bij de politie. De verklaring die [getuige 4] bij de politie heeft afgelegd acht de rechtbank meer gedetailleerd en concreet en daardoor meer aannemelijk. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 4] überhaupt geen concrete afnamehoeveelheden genoemd, terwijl hij bij de politie aangaf dat twee gram cocaïne in twee weken tijd gedurende vijf jaren echt het minimale was. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [getuige 4] ten overstaan van de politie.
Afnemer [getuige 5]
heeft op 10 februari 2021 bij de politie verklaard dat veroordeelde zijn vaste dealer was voor cocaïne. Hij heeft de afgelopen drie jaren zeker 17 keer cocaïne gekocht bij veroordeelde. Een gram kostte 50 euro. In totaal heeft hij 850 euro bij veroordeelde uitgegeven aan cocaïne. [6]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 5] verklaard dat hij bij de politie niet heeft gelogen. Hij gebruikte zelf geen drugs, maar heeft ongeveer elf keer voor vrienden drugs besteld bij veroordeelde.
De rechtbank stelt vast dat [getuige 5] bij de politie heeft verklaard dat hij zes keer vaker cocaïne heeft gekocht bij veroordeelde dan dat hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Aangezien hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij bij de politie niet heeft gelogen en aangezien hij bij de politie een concreet bedrag heeft genoemd waarvoor hij cocaïne heeft gekocht, dat aansluit bij het tijdens het politieverhoor genoemde aantal keren dat hij cocaïne zou hebben gekocht, gaat de rechtbank uit van de verklaring die [getuige 5] bij de politie heeft afgelegd.
Afnemer [getuige 6]
heeft op 20 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds vijf of zes jaar cocaïne gebruikte en dat veroordeelde zijn vaste dealer was. Hij had nooit elders drugs gekocht. Over de jaren bestelde hij minimaal zes keer per maand cocaïne bij veroordeelde. In werkelijkheid was het eerder nog iets meer dan minder. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. [7]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 6] verklaard dat hij niet heeft gelogen tegen de politie. Hij kocht sinds een jaar of vijf cocaïne bij veroordeelde. De eerste twee jaren gebruikte hij alleen op feestjes. Dat waren zo’n vier grote en tien kleine feesten per jaar. Het laatste jaar kocht hij wel twee keer in de week cocaïne. Voor het overige kan [getuige 6] geen concrete hoeveelheden cocaïne noemen die hij bij veroordeelde afnam. Hij bestelde bij meerdere dealers.
De rechtbank overweegt dat [getuige 6] bij de politie heeft verklaard dat veroordeelde zijn vaste dealer was en dat hij nooit elders drugs had gekocht. Hij verklaarde over een gemiddelde van minimaal zes bestellingen cocaïne per maand bij veroordeelde. Deze verklaring laat geen ruimte voor de verklaring die [getuige 6] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook uit van de verklaring die [getuige 6] bij de politie heeft gegeven.
Afnemer [getuige 7]
heeft op 6 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds drie of vier jaar cocaïne gebruikte. Hij haalde zijn cocaïne altijd bij veroordeelde. Hij betaalde 50 euro per gram cocaïne bij veroordeelde. [getuige 7] kocht een gemiddelde van één gram per maand verspreid over deze periode. [8]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 7] verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verklaard. Zijn verklaring was echter wel aangedikt, omdat het aantal bestellingen bij veroordeelde op één hand te tellen was. Hij heeft ongeveer vijf keer cocaïne besteld in 2020.
De rechtbank overweegt dat [getuige 7] bij de politie heeft verklaard dat veroordeelde voorheen wel eens in een [merk auto 1] cocaïne kwam brengen. Veroordeelde heeft sinds 4 januari 2018 een zwarte [merk auto 2] op zijn naam staan. Tot die datum had hij een [merk auto 1] op naam staan. [9] Dit duidt erop dat [getuige 7] ook al vóór 2020 cocaïne van veroordeelde afnam. Er is bovendien een grote kloof tussen een gebruik sinds drie of vier jaren en een gebruik enkel in 2020. Ook is een afname van slechts vijf keer een gram cocaïne niet aannemelijk gelet op de verklaring die [getuige 7] bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook uitgaan van de verklaring die [getuige 7] bij de politie heeft afgelegd.
Afnemer [getuige 8]
heeft op 1 februari 2021 bij de politie verklaard dat veroordeelde zijn vaste dealer voor cocaïne was. Hij kocht sinds begin 2019, dus ruim twee jaar, cocaïne bij veroordeelde. Dat deed hij minimaal twee keer in de week. Hij bestelde twee gram cocaïne per keer en betaalde 50 euro per gram cocaïne. Per maand was dat een bedrag van 800 euro en voor een periode van minimaal twee jaar was dat een bedrag van 19.200 euro in totaal. Dat was een flink bedrag, maar het klopt wel, aldus [getuige 8] . . [10]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 8] verklaard dat hij tijdens het verhoor door de politie psychisch niet in orde was. Hij wordt behandeld voor verslavingsproblematiek. Hij kocht maximaal twee gram cocaïne per bestelling, maar soms minder. Er waren ook wel eens periodes dat hij niets bestelde. Hij weet niet wanneer hij begonnen is met cocaïne kopen bij veroordeelde.
De rechtbank stelt vast dat [getuige 8] bij de politie een concretere en duidelijkere verklaring heeft afgelegd dan bij de rechter-commissaris. Gelet op de omstandigheid dat hij wordt behandeld voor verslavingsproblematiek, acht de rechtbank niet aannemelijk dat er (meerdere) periodes waren dat hij geen cocaïne bestelde. De rechtbank acht zijn verklaring bij de politie meer aannemelijk en gaat daarvan uit bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Afnemer [getuige 9]
heeft op 21 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds minimaal twee jaar cocaïne kocht bij veroordeelde. Hij kocht gemiddeld ongeveer twee gram cocaïne per maand. Een gram cocaïne kostte 50 euro bij veroordeelde. [11]
Afnemer [getuige 10]
heeft op 6 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij de afgelopen zomer wel eens cocaïne heeft gekocht bij veroordeelde. De cocaïne kostte 50 euro per gram. Hij heeft veroordeelde in augustus/september 2020 twee tot maximaal vier keer laten komen. In totaal kocht hij zes of zeven gram cocaïne bij veroordeelde voor een bedrag van 350 euro. [12]
Afnemer [getuige 11]
heeft op 11 februari 2021 bij de politie verklaard dat zij tijdens een meidenweekend eenmalig cocaïne bij veroordeelde heeft gekocht. Het ging om één gram cocaïne voor een bedrag van 40 euro. [13]
Afnemer [getuige 12]
heeft op 10 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij cocaïne bij veroordeelde heeft gekocht. Dat deed hij sinds 2017. [getuige 12] kende meerdere mensen van wie hij wel eens cocaïne kocht. De hoeveelheid die hij bij veroordeelde kocht verschilde enorm. [getuige 12] kon geen gemiddelde noemen. [14]
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat van [getuige 12] geen gemiddelde afname van cocaïne kan worden vastgesteld. Vastgesteld kan worden dat hij in ieder geval gedurende drie jaren cocaïne bij veroordeelde kocht, maar niet om welke hoeveelheden dat ging. De rechtbank zal zijn verklaring daarom niet gebruiken voor de berekening van de gemiddelde afname, maar wel bij de berekening van de gemiddelde afnameperiode.
Overige afnemers
Er zijn drie afnemers die geen getuigenverklaring wilden afleggen of van wie de afname niet goed kon worden vastgesteld:
- [getuige 13] [15] ;
- [getuige 14] [16] ;
- [getuige 15] [17] .
Uit het onderzoek aan de telefoon van veroordeelde heeft de politie geconcludeerd dat er - naast alle bekende afnemers - 15 contacten zijn die eveneens als afnemers van harddrugs kunnen worden aangemerkt. [18] Deze contacten zijn niet gehoord. Op basis van de berichten wordt niet (steeds) duidelijk over welke periode zij cocaïne bij veroordeelde hebben afgenomen en welke hoeveelheden zij dan afnamen. In totaal zijn er dus 19 afnemers (15 telefooncontacten, [getuige 13] , [getuige 14] , [getuige 15] en [getuige 12] ) van wie de afnamehoeveelheid niet kan worden vastgesteld en 18 afnemers van wie de afnameperiode niet kan worden vastgesteld (15 telefooncontacten, [getuige 13] , [getuige 14] en [getuige 15] ).
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van de voorgaande gegevens zal de rechtbank een getrapte berekening maken van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De berekening zal als volgt worden gemaakt:
Het berekenen van de omzet van veroordeelde aan de hand van de verklaringen van de afnemers van wie een afnamehoeveelheid en -periode kan worden vastgesteld;
Het berekenen van de gemiddelde afnameperiode en afnamehoeveelheid aan de hand van de verklaringen van deze afnemers;
Het berekenen van de afnamehoeveelheid en afnameperiode van de overige afnemers aan de hand van de berekende gemiddelden;
Het vaststellen van de totale geschatte omzet van veroordeelde;
Het in mindering brengen van de gemaakte kosten op deze omzet;
Het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De afnemers
In totaal zijn er elf afnemers die een verklaring hebben afgelegd over de hoeveelheid bij veroordeelde afgenomen cocaïne. Er zijn in totaal twaalf afnemers die een verklaring hebben afgelegd over de afnameperiode. De prijs per gram bedroeg (behalve bij [getuige 11] ) 50 euro.
Afnemer
Afname
periode in maanden
Afnamehoeveelheid
Aantal gram
per maand
Omzet
[getuige 1]
60
2 gram per week x 52 weken x 3 jaren = 312 gram
1 gram per maand x 24 maanden =
24 gram
(312+24) / 60 = 5,6
336 x € 50,00 =
€ 16.800
[getuige 2]
30
20 gram
20 / 30 = 0,67
20 x € 50,00 =
€ 1.000
[getuige 3]
24
2 gram per maand x 24 maanden =
48 gram
2 gram
48 x € 50,00 =
€ 2.400
[getuige 4]
60
0,5 gram per week x 52 weken x 5 jaren = 130 gram
130 / 60 = 2,17
130 x € 50,00 =
€ 6.500
[getuige 5]
36
17 gram
17 / 36 = 0,47
17 x € 50,00 =
€ 850
[getuige 6]
60
6 gram per maand x 60 maanden =
360 gram
6 gram
360 x € 50,00 =
€ 18.000
[getuige 7]
42
1 gram per maand x 42 maanden =
42 gram
1 gram
42 x € 50,00 =
€ 2.100
[getuige 8]
24
4 gram per week x 52 weken x 2 jaren = 416 gram
416 / 24 = 4,33 gram
416 x € 50,00 =
€ 20.800
[getuige 9]
24
2 gram per maand x 24 maanden =
48 gram
2 gram
48 x € 50,00 =
€ 2.400
[getuige 10]
2
7 gram
3,5 gram
7 x € 50,00 =
€ 350
[getuige 11]
1
1 gram
1 gram
€ 40
Van ‘t Goor
36
x
x
X
De gemiddelde afnamehoeveelheid per maand van de hierboven genoemde afnemers wordt berekend door de totale afnamehoeveelheid per maand (28,74 gram) te delen door het aantal afnemers (11). Het gemiddelde bedraagt dus (28,74 / 11)
2,61 gram.
De gemiddelde afnameperiode van de hierboven genoemde afnemers wordt berekend door de totale afnameperiode (399 maanden) te delen door het aantal afnemers (12). Het gemiddelde bedraagt dus (399 / 12)
33,25 maanden.
De totale omzet van de hierboven in de tabel genoemde afnemers ( [getuige 12] niet inbegrepen) bedraagt
€ 71.240bij een afname van
1.425 gram cocaïne.
De overige afnemers
In totaal zijn er 18 afnemers van wie de afnamehoeveelheid en afnameperiode niet duidelijk zijn. Bij afnemer [getuige 12] is de afnameperiode wel bekend, maar de afnamehoeveelheid niet. Om de omzet die veroordeelde bij deze afnemers heeft gegenereerd te berekenen, zal de rechtbank de hierboven genoemde gemiddelden gebruiken. De rechtbank vermenigvuldigt bij de berekening de afnameperiode met de gemiddelde afname per maand, zodat de totale geschatte hoeveelheid afgenomen cocaïne wordt bepaald. Vervolgens wordt deze afgenomen cocaïne vermenigvuldigd met de prijs per gram van € 50,00.
Totale afname [getuige 12] : 36 maanden x 2,61 gram =
93,96 gram.
Omzet [getuige 12] : 93,96 gram x € 50,00 =
€ 4.698.
Totale afname per overige afnemer: 33,25 maanden x 2,61 gram = 87,7825 gram
Totale afname overige afnemers: 87,7825 gram x 18 afnemers =
1.562,085 gram
Omzet overige afnemers: 1.562,085 x € 50,00 =
€ 78.104,25.
Totale omzet
Gelet op het voorgaande, bedraagt de totale omzet die veroordeelde aannemelijk heeft gegenereerd met de verkoop van cocaïne € 71.240 + € 4.698 + € 78.104,25 =
€ 154.042,25
Kosten
Om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te kunnen stellen, dient de rechtbank de door veroordeelde gemaakte kosten van de berekende omzet af te trekken.
Uit onderzoek blijkt dat de straatdoses cocaïne bestaan uit 65,5% cocaïne en 34,5% versnijdingsmiddel. [19]
Veroordeelde heeft in totaal (1.425 gram + 93,96 gram + 1.562,085 gram) 3.081 gram cocaïne verkocht. Hij heeft verklaard dat hij deze zelf versneed. [20] Uitgaande van een gehalte van 65,5% pure cocaïne bedraagt de inkoophoeveelheid (3081 x 0,655)
2.018 gram pure cocaïne.
Veroordeelde heeft verklaard voor een gram pure cocaïne tussen de 38 en de 40 euro te hebben betaald. [21] De gemiddelde inkoopprijs van een kilo cocaïne bedraagt € 34.000. [22] Gelet op de door veroordeelde verkochte hoeveelheden acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde zijn cocaïne in kleinere hoeveelheden dan een kilo inkocht. In dat geval stijgt de prijs per gram. Om die reden acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde gemiddeld 38 euro heeft betaald voor een gram pure cocaïne, zoals hij heeft verklaard. De inkoopkosten bedragen dus in totaal (2.018 gram x € 38,00)
€ 76.684.
Veroordeelde heeft niet verklaard waarmee hij de cocaïne heeft versneden en wat hij voor het versnijdingsmiddel betaalde, dus kan de rechtbank geen schatting maken van de kosten die veroordeelde voor de aanschaf van het versnijdingsmiddel heeft moeten maken. Deze kosten zullen derhalve ook niet in mindering worden gebracht op de berekende omzet.
De raadsman heeft betoogd dat veroordeelde regelmatig cocaïne weggaf, zodat deze kosten van de omzet dienen te worden afgetrokken. De rechtbank stelt vast dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van de cocaïne die door de afnemers daadwerkelijk is afgenomen en betaald. Daarop zijn de inkoopkosten vervolgens in mindering gebracht. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat veroordeelde (een gedeelte van) de berekende verkochte cocaïne om niet heeft weggegeven. Voor zover veroordeelde buiten de berekende transacties om ook cocaïne heeft weggegeven, komt dat voor zijn eigen rekening en risico. Deze weggegeven cocaïne maakt geen deel uit van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal hier dan ook geen rekening mee houden.
De raadsman heeft verder betoogd dat veroordeelde reiskosten heeft moeten maken om de cocaïne bij zijn klanten af te leveren. Uit het dossier komt naar voren dat veel van de afnemers van veroordeelde vrienden of bekenden waren die bij hem in de buurt woonden. De cocaïne werd in voorkomend geval opgehaald, ergens neergelegd of bij de afnemer afgeleverd. De rechtbank vindt het - mede gelet op het berichtenverkeer in de mobiele telefoon van veroordeelde - aannemelijk dat veroordeelde de cocaïne vaak afleverde op momenten dat hij - al dan niet om andere redenen - toch bij zijn afnemers in de buurt was of moest zijn. Bovendien kwamen de afnemers vaak bij veroordeelde langs, zodat hij in die gevallen geen reiskosten hoefde te maken. De rechtbank heeft daarom niet voldoende concrete aanknopingspunten en gegevens om de reiskosten van veroordeelde te kunnen schatten en van de omzet af te kunnen trekken.
Concluderend
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde tot een bedrag van (€ 154.042,25 (totale omzet) - € 76.684 (totale kosten))
€ 77.358,25aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. De rechtbank zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 77.358,25;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 1080 dagen.
Aldus gegeven door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2021.
mr. J.M. Breimer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021046504, gesloten op 19 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 184-185.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 177-178.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 171-172.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 153-154.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , p. 162-163.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] , p. 174-175.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 156-157.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 158.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , p. 123-124.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] , p. 181-182.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10] , p. 159-160.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] , p. 169.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 12] , p. 166.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 13] , p. 23-26 van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 52 van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 71 van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 78-81 van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
19.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 19.
20.De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021.
21.Het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde van 20 september 2021, blad 9 van het aanvullend procesdossier.
22.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 19.