Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 juli 2021,
- de akte overlegging producties zijdens van [gedaagde] ingekomen op 23 augustus 2021 met producties 6 tot en met 8,
- de akte houdende verandering c.q. vermeerdering van eis van 25 augustus 2021,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 september 2021.
2.De feiten
Bij het eindigen van het geregistreerd partnerschap door overlijden, wordt tussen de langstlevende partner en de rechtverkrijgenden van de overleden partner afgerekend op zodanige basis alsof tussen de partners op dat moment een wettelijke gemeenschap van goederen in de zin van artikel 1:94 Burgerlijk Wetboek had bestaan, met dien verstande dat deze waardeverrekening wordt uitgebreid in die zin dat de verrekening betrekking heeft op:
(…)
(…)
De beschrijving van de vermogens van de partners en de waardering van de daartoe behorende bezittingen en schulden geschiedt, ingeval van overlijden, per de datum van het eindigen van het geregistreerd partnerschap, (…) De waardering van de goederen en de schulden vindt plaats in onderling overleg en bij gebreke daarvan door een of meer deskundigen, te benoemen door de kantonrechter genoemd in artikel 679 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De verrekening vindt plaats doordat de ene partij aan de andere partij een zodanig bedrag uitkeert dat na de uitkering ieders vermogen gelijk is aan de helft van de gezamenlijke vermogens van de partners.
Legaat [erflater]”. Dit bedrag is een voorschot op de nog vast te stellen legitieme portie (hierna het voorschot).
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
legitimaire massa € 298.576,50bedraagt.
legitieme portiesvan [eisers] worden vastgesteld op een bedrag van
€ 49.762,75 per persoon. De rechtbank zal dit in het dictum uitspreken.