[eis.hfdz./eis.inc.] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. verklaart voor recht dat het vof-contract van 2 november 2017 niet tussentijds is geëindigd;
II. [ged.hfdz./verw.inc.] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.333,33 per maand ingaande per 1 augustus 2021 als voorschot op de aan [eis.hfdz./eis.inc.] toekomende arbeidsbeloning;
III. [ged.hfdz./verw.inc.] veroordeelt tot het verstrekken van alle benodigde gegevens aan [eis.hfdz./eis.inc.] , zodat [eis.hfdz./eis.inc.] toegang heeft tot alle financiële gegevens zoals bankgegevens en fiscale gegevens, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [ged.hfdz./verw.inc.] hiermee in gebreke blijft;
IV. primair verklaart voor recht dat [eis.hfdz./eis.inc.] op grond van artikel 6:58 BW en 6:60 BW bevrijd is van zijn verplichting om werkzaamheden te verrichten voor de vof, met behoud van de arbeidsbeloning van € 52.000,00 per jaar.
Subsidiair in het geval dat het onder IV primair gevorderde wordt afgewezen, [ged.hfdz./verw.inc.] veroordeelt om aan [eis.hfdz./eis.inc.] te faciliteren dat [eis.hfdz./eis.inc.] beschikt over alle mogelijke webapplicaties en data, alsmede de (de)activatiecode en meldcode van het alarmsysteem van het kantoor, teneinde zijn werkzaamheden uit te kunnen voeren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [ged.hfdz./verw.inc.] hiermee in gebreke blijft.