ECLI:NL:RBGEL:2021:5743

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
05.032409.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, bedreiging en wapenbezit met tbs-maatregel

Op 21 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en wapenbezit. De verdachte had op 3 februari 2021 in Doetinchem de psychiater [slachtoffer] mishandeld en bedreigd. Tijdens een gesprek in een GGNet-instelling, waar de verdachte was opgenomen onder een crisismaatregel, ontstond er een conflict. De verdachte werd boos omdat hij niet weg mocht en sloeg met zijn vuisten op de tafel, waarna hij de psychiater meerdere keren heeft geslagen en hem dreigend toesprak met de woorden: "Ik weet je te vinden en maak je af". Daarnaast had de verdachte op 2 februari 2021 een vuurwapen en munitie in zijn bezit, wat leidde tot een derde tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege zijn psychische problemen, waaronder schizofrenie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 276 dagen op, met aftrek van het voorarrest, en een tbs-maatregel met voorwaarden, om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar van wapenbezit, vooral in combinatie met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.032409.21
Datum uitspraak : 21 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie.
Raadsvrouw: mr. S.C. Sassen, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Doetinchem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- één of meermalen tegen/op het lichaam en/of het hoofd te slaan en/of te stopmen en/of te duwen en/of
- bij de keel/hals vast te pakken;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door één of meermalen tegen/op de tafel te slaan en/of (vervolgens) (voorafgaand/daarbij/daarna) die die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik weet je te vinden en maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek een wapen van categorie III, te weten een pistool ( [merk] , 9mm) zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad en/of munitie categorie III te weten een kogelpatroon (kalibier 9mm) zijnde munitie voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft zij met betrekking tot de mishandeling opgemerkt dat verdachte heeft verklaard dat hij aangever niet bewust bij de keel heeft gegrepen. Daarvan zou verdachte moeten worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft betoogd dat er naast de aangifte geen concreet steunbewijs is voor de verbale bedreiging en dat het slaan op de tafel niet kan worden opgevat als een concrete bedreiging tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen gelet op de nauwe onderlinge samenhang.
Op 2 februari 2021 was verdachte als patiënt binnengebracht bij GGNet in Doetinchem. Aangever [slachtoffer] was op 3 februari 2021 als psychiater daar aan het werk. Hij was van plan een gesprek met verdachte te voeren in een spreekkamer op de afdeling. Naast hem zaten arts-assistent [getuige 1] en verpleegkundige [getuige 2] . Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij weg wilde. [slachtoffer] legde uit dat dit niet kon, omdat verdachte met een crisismaatregel was opgenomen. Verdachte wilde toen iemand bellen, zodat hij weg kon. [slachtoffer] heeft nogmaals gezegd dat hij niet weg kon gaan. Hij zag dat verdachte onrustig en boos werd, waarop [slachtoffer] heeft aangegeven dat het gesprek over was en dat verdachte de kamer moest verlaten. Verdachte werd nog bozer. Hij sloeg met gebalde vuisten hard op de tafel. Verdachte schoof de tafel naar [slachtoffer] toe en probeerde deze om te gooien. Hij liep om de tafel heen, in de richting van [slachtoffer] . Hij had zijn vuisten gebald en zijn rechterarm opgeheven. Hij sloeg vervolgens met zijn rechtervuist en daarna met beide vuisten. [slachtoffer] voelde dat hij meerdere keren werd geraakt. Hij voelde pijn en had rode plekken rondom zijn linkeroog. Ook had hij pijn aan zijn neusvleugel en hij had een tik gehad op zijn strottenhoofd. Verdachte begon te schelden en zei: “ik weet je te vinden en maak je af”. [slachtoffer] voelde zich daardoor bedreigd, alles was op hem gericht. [2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte geïrriteerd was. Psychiater [slachtoffer] gaf aan dat verdachte een crisismaatregel had en dat hij met verdachte in gesprek wilde. Verdachte zei dat hij geen gesprek wilde. Hij werd steeds geïrriteerder en werd onbeschoft naar de behandelaren. Omdat verdachte niet in gesprek wilde, is aangegeven dat hij het kantoor dan maar moest verlaten. Verdachte sloeg toen meerdere keren hard met zijn vuist op tafel. Hij kwam heel erg dreigend op haar over. [getuige 2] zag dat verdachte [slachtoffer] aanvloog en dat hij met kracht zijn rechterarm tegen de keel van [slachtoffer] drukte. Verdachte drukte de psychiater tegen de muur aan. [slachtoffer] kon geen kant op. In de worsteling is de tafel er tussenuit gegaan. Verdachte stond nog steeds met zijn onderarm met kracht tegen de keel van [slachtoffer] , dat duurde in totaal wel een seconde of 10. [getuige 2] weet niet of verdachte wat heeft geroepen, omdat er veel lawaai was van de tafel die alle kanten opschoof. [slachtoffer] had pijn aan zijn wenkbrauw/oogkas en een geïrriteerde neus. Hij heeft zijn oogkas een tijdje gekoeld. [3]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte een afspraak had met psychiater [slachtoffer] , (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). De getuige zat naast de psychiater aan de tafel. Verdachte had geen zin in het gesprek. [slachtoffer] zei dat verdachte weg moest gaan. Verdachte werd boos, balde zijn rechtervuist en sloeg meerdere keren hard op de tafel. Verdachte boog zich voorover en duwde de tafel in de richting van haar en [slachtoffer] . Hij liep om de tafel heen, in de richting van [slachtoffer] . Verdachte duwde [slachtoffer] tegen het bureau dat achterin de kamer stond en er ontstond een worsteling. Door alle hectiek heeft [getuige 1] niet gezien hoe verdachte [slachtoffer] vast had en niet gehoord wat er allemaal werd gezegd. Naderhand heeft ze gezien dat [slachtoffer] een rode plek in zijn gezicht had. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] had gevraagd of die iets voor hem wilde doen. Dat wilde hij niet. [slachtoffer] stuurde hem weg. Verdachte werd boos. Hij heeft op de tafel geslagen en de tafel tegen [slachtoffer] geduwd. Hij heeft [slachtoffer] bij de schouders gepakt en weggeduwd. [5]
De rechtbank overweegt dat uit aangifte en de verklaringen van de getuigen naar voren komt dat verdachte aangever heeft mishandeld. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem met de vuisten meerdere keren heeft geslagen en dat hij rode plekken rondom zijn linkeroog en pijn aan zijn neusvleugel en strottenhoofd had. Dit vindt ondersteuning in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] die hebben verklaard over respectievelijk een rode plek in het gezicht van [slachtoffer] , dan wel pijn die [slachtoffer] heeft ervaren. [getuige 2] heeft daarnaast verklaard dat verdachte met kracht zijn rechterarm tegen de keel van [slachtoffer] drukte en bleef drukken, wat ondersteuning vindt in de verklaring van [slachtoffer] dat hij pijn had aan zijn strottenhoofd. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geduwd, hetgeen bevestiging vindt in de verklaring van [getuige 1] . Op grond van de aangifte, de beide getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren met de vuisten heeft geslagen, hem heeft geduwd en zijn keel heeft dichtgedrukt.
Ten aanzien van de bedreiging leidt de rechtbank uit de aangifte af dat [slachtoffer] met verdachte in gesprek wilde gaan. Verdachte wilde weg, waarop aangever heeft uitgelegd dat dat niet mogelijk was omdat verdachte met een crisismaatregel was geplaatst. Verdachte werd boos. Aangever heeft daarop tegen verdachte gezegd dat hij de ruimte moest verlaten. Uit alle voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vervolgens hard en meerdere keren met gebalde vuist op de tafel heeft geslagen. Hij heeft vervolgens de tafel naar aangever toegeschoven. De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat sprake was van dreigende situatie die blijkens de aangifte heeft geleid tot de mishandeling van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte begon te schelden en zei: “ik weet je te vinden en maak je af”. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan dit onderdeel van de aangifte - de uitgesproken tekst - nu deze wordt ondersteund door de daaraan voorafgaande dreigende houding van verdachte, die overging op het daadwerkelijk aanvallen van de psychiater. Het feit dat de twee aanwezige getuigen de exacte woorden niet hebben gehoord laat zich verklaren door hetgeen zij zelf over de situatie hebben gezegd: er was veel lawaai en hectiek rondom de aanval, er is niet gehoord wat er allemaal is gezegd. De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet alleen bewezen dat verdachte meerdere keren dreigend op de tafel heeft geslagen, maar ook dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd met de woorden “ik weet je te vinden en maak je af”. De rechtbank acht met deze combinatie van gedragingen in de geschetste context de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 37-38;
- het proces-verbaal onderzoek wapen van 3 februari 2021, geen paginanummer;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 62;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks3 februari 2021 te Doetinchem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
-
één ofmeermalen tegen
/op het lichaam en/ofhet hoofd
te slaan en/ofte stompen
en
/ofte duwen en
/of
- bij de keel/hals vast te pakken;
2.
hij op
of omstreeks3 februari 2021 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
één ofmeermalen
tegen/op de tafel te slaan en
/of (vervolgens
) (voorafgaand/daarbij/daarna
)die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik weet je te vinden en maak je af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks2 februari 2021 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, een wapen van categorie III, te weten een pistool ( [merk] , 9mm) zijnde een vuurwapen, en
/ofmunitie categorie III te weten een kogelpatroon (kalibier 9mm) zijnde munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is op respectievelijk 22 en 23 juni 2021 een multidisciplinaire rapportage opgemaakt door D.T. van der Velden, GZ-psycholoog, en S.M. van Neerrijnen, psychiater.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat verdachte zwakbegaafd is en dat er sprake is van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van amfetamine, in remissie door detentie. Op verschillende domeinen zijn beperkingen in het functioneren zichtbaar, die samenhangen met schizofrenie. Naast duidelijke negatieve symptomen, zoals apathie, een schraal gevoelsleven, affectvervlakking, een gebrek aan energie, motivatie en initiatief, een beperkt sociaal functioneren, oordeel- en kritiekstoornissen en een gebrekkige realiteitstoetsing, komen ook positieve symptomen naar voren, waaronder achterdocht, paranoïde gedachten, vijandigheid en wantrouwen. Ziektebesef en -inzicht ontbreken. Zelfstandig wonen met ambulante ondersteuning bleek te hoog gegrepen. Verdachte kan zichzelf niet voldoende sturen en kaderen om psychotische decompensatie te voorkomen en onttrekt zich op cruciale momenten aan geboden hulpverlening, waardoor sprake kan zijn van risicovol verlies van impulscontrole. Gedwongen hulpverlening zoals een zorgmachtiging of crisismaatregel komt dan onvoldoende van de grond.
Geadviseerd wordt de mishandeling en bedreiging verminderd aan verdachte toe te rekenen. Verdachte lijkt bij de tenlastegelegde mishandeling en bedreiging niet te zijn geleid door floride psychotische belevingen. Het tenlastegelegde komt voort uit boosheid en hiermee samenhangend controleverlies als een autoriteit hem grenzen stelt. Verdachte pikte de in zijn ogen commanderende manier van praten van de psychiater niet. Het schoot hem in het verkeerde keelgat. Verdachte is door schizofrenie een structureel kwetsbare man. Hij heeft een structureel gevoel van vijandigheid, wantrouwen en achterdocht in sociale contacten met Nederlandse mensen. Zeker bij sluimerende psychotische decompensatie kan dit gevoel te groot voor hem worden, waardoor sprake is van een toename van agitatie, boosheid en stress en verder verlies van contact met de realiteit en psychotische fenomenen. Hij is dan verminderd in staat zijn gedrag te sturen en te controleren, waarbij de kans bestaat op risicovol gedrag naar zichzelf en zijn omgeving.
Het wapenbezit kan volgens de psycholoog volledig aan verdachte worden toegerekend. Het tenlastegelegde komt volgens verdachte voort uit interesse. Hij vindt het mooi deze wapens te bezitten en ontkent hiermee andere intenties gehad te hebben.
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor schizofrenie van het paranoïde type. Verdachte heeft tijdens het onderzoek met name de negatieve kenmerken zoals leegheid, passiviteit, een sterke affectieve vlakheid, een gebrek aan wederkerigheid in contact en passiviteit. Deze stoornissen zijn al meerdere jaren aanwezig.
Er is tevens een milde stoornis in het gebruik van amfetamine zichtbaar in het onderzoek. Bij gebruik van amfetamine is er gevaar op agressie en verhoogde kans op psychische ontregeling.
Volgens de psychiater is afgelopen jaar geprobeerd om ambulante behandeling op basis van vrijwilligheid tot stand te brengen. In de ambulante behandelsetting, in combinatie met zelfstandig wonen, lukte het echter onvoldoende om de psychose en stoornis in middelengebruik van verdachte effectief te behandelen, waarbij het forensisch ambulant team heeft aangegeven dat verdachte niet begeleidbaar en hanteerbaar is. De psychische problematiek die naar voren komt uit de informatie is passend bij psychotische overschrijdingen bij schizofrenie en amfetaminegebruik. Er is sprake van een gebrekkig ziekte-inzicht en ziektebesef.
De psychiater acht het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch was en dat de psychose een zeer grote zo niet alles overheersende rol heeft gespeeld. De psychotische decompensatie leidde ertoe dat verdachte met zijn beperkte copingvaardigheden en oplossingsstrategieën geen controle had over zijn toenemende angsten en zijn gedrag. Het gebruik van amfetamine had hier een verdere negatieve invloed op.
Tijdens de opname gebruikte verdachte een hoge dosering van benzodiazepines wat mogelijk ook een negatieve invloed had op zijn agressieregulatie. De emotieregulatie werd onderdrukt door de medicatie, wat de controle over het gedrag nog sterker verminderd heeft. Verdachte heeft ook een beperkte frustratietolerantie en agressie- en impulsregulatie vanuit zijn schizofrenie. Het gebruik van speed kan hem niet aangerekend worden gezien zijn allesoverheersende psychotische problematiek, waardoor hij niet goed kon overzien wat de gevolgen zouden zijn van het gebruik. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank constateert dat de adviezen van de deskundigen over de mate waarop de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend niet met elkaar overeenkomen. Daar waar de psycholoog adviseert de feiten 1 en 2 in verminderde mate en feit 3 volledig aan verdachte toe te rekenen, adviseert de psychiater de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wilde dat de psychiater zijn begeleider zou bellen omdat hij weg wilde. De psychiater wilde dat niet doen en stuurde hem weg. Verdachte werd toen boos. Hij voelde zich als een hond behandeld. Hij vond de manier waarop de psychiater hem behandelde respectloos.
Uit de getuigenverklaringen blijkt verder dat verdachte niet (meer) met de psychiater in gesprek wilde.
De rechtbank overweegt dat hieruit het beeld naar voren komt dat door de psychiater grenzen werden gesteld, te weten dat verdachte weg moest gaan omdat hij niet in gesprek wilde gaan, waardoor verdachte niet bereikte wat hij had willen bereiken, namelijk dat zijn begeleider zou worden gebeld en boos is geworden omdat hij zich als een hond, respectloos, behandeld voelde, waarna de feiten 1 en 2 zijn gepleegd. De rechtbank overweegt dat de motivering van de psycholoog met betrekking tot de toerekenbaarheid van de feiten 1 en 2 meer lijkt aan te sluiten bij de toestand waarin verdachte verkeerde.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de conclusie van de psycholoog dat de mishandeling en de bedreiging (de feiten 1 en 2) verdachte in verminderde mate zijn toe te rekenen. Zij neemt die conclusie over en maakt die tot de hare.
Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte ter zitting verklaard het pistool te hebben gekocht bij iemand met wie hij via internet in contact was gekomen en met wie hij vervolgens een afspraak had gemaakt. Het pistool had hij meerdere malen met munitie geladen omdat hij dat, zo verklaarde hij, interessant vond. De rechtbank overweegt dat verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt het wapen te kopen, voortkomend uit zijn interesse, en ziet hierin geen reden de psychiater te volgen in zijn conclusie om verdachte voor feit 3 volledig ontoerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank ziet in de psychotische ontregeling van verdachte in de pleegperiode van feit 3 en zijn beperkte impulsregulatie als gevolg van zijn schizofrenie wel reden verdachte het bezit van het wapen en de munitie in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 276 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs-maatregel met voorwaarden) gevorderd, waarbij de voorwaarden dienen te worden opgelegd zoals neergelegd in het reclasseringsadvies van 22 juli 2021. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden gevorderd. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat in geval van vrijspraak voor de bedreiging, zoals door haar bepleit, niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel.
Indien verdachte wel voor alle drie feiten wordt veroordeeld, zijn deze feiten niet van dien aard dat daarvoor een tbs-maatregel moet volgen. De raadsvrouw acht dit niet passend en opportuun. Het verleden heeft uitgewezen dat verdachte ook in het kader van een forensische begeleide woonvorm met de juiste begeleiding en medicatie goed heeft kunnen functioneren en geen gewelddadig gedrag heeft vertoond. Volgens de raadsvrouw kan daarom worden volstaan met een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de reclassering heeft gerapporteerd dat het plan van aanpak niet uitvoerbaar is in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, omdat de kliniek FPA De Boog niet bereid is verdachte in dat juridische kader op te nemen. Zij verzoekt daarom de zaak aan te houden en de reclassering nader te laten onderzoeken welke klinische setting/kliniek bereid is verdachte op te nemen. De raadsvrouw heeft verder opgemerkt dat ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voorziet in het terugdringen van recidive.
De beoordeling door de rechtbank
Gevangenisstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Hij was in het kader van een crisismaatregel opgenomen bij GGNet. Verdachte wilde niet in gesprek gaan met de psychiater van die instelling, waarop hem werd gezegd dat hij de ruimte moest verlaten. Verdachte werd boos en heeft vervolgens de psychiater mishandeld en bedreigd. De rechtbank vindt het bijzonder kwalijk dat het geweld was gericht tegen een hulpverlener die zich ervoor inspant verdachte juist de nodige zorg te bieden. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het gevaar van het voorhanden hebben van een dergelijk geladen wapen bestaat eruit dat het op enig moment ook daadwerkelijk kan worden gebruikt. Het voorhanden hebben van wapens is daarom bijzonder gevaarzettend. Daarnaast zorgt ook het enkele bezit van een vuurwapen en munitie in de samenleving voor gevoelens van angst en onveiligheid. Reden waarom daartegen streng dient te worden opgetreden.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht de rechtbank een gevangenisstraf als hierna aangegeven passend.
Tbs-maatregel met voorwaarden
Zoals onder het kopje “De strafbaarheid van verdachte” is overwogen, zijn over verdachte rapportages opgemaakt. In de rapportages is beschreven dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar eerdere overwegingen.
Uit de rapportages komt verder het volgende naar voren.
Volgens de psycholoog hangt het recidiverisico op gewelddadig delictgedrag samen met een toename van ervaren vijandigheid in combinatie met problemen in de agressieregulatie en controleverlies. Verdachte meent op dergelijke momenten voor zichzelf op te mogen komen, desnoods met gewelddadig gedrag. Hij heeft een chronische psychotische kwetsbaarheid. Zeker zonder zijn noodzakelijke medicatie en bij middelengebruik neemt de kans op psychotische decompensatie toe. Als verdachte psychiatrische behandeling, intensieve ondersteuning, zijn medicatie en zinvolle dagbesteding ontvangt en geen middelen gebruikt is de verwachting dat hij enigszins psychisch stabiel blijft en het recidiverisico op geweldsdelicten verminderd is. Geadviseerd wordt een langdurig direct, intensief en beschermd 24-uursondersteuningsaanbod op te tuigen in de vorm van een tbs met voorwaarden, eventueel aangevuld met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel om verdachte langdurig via toezicht te kunnen blijven monitoren.
De psychiater acht de kans op recidive hoog. Er is bij verdachte sprake van beperkt probleeminzicht, impulsiviteit, antisociaal gedrag, vijandigheid, beperkte sociale vaardigheden/zelfredzaamheid/copingvaardigheden, zich met moeite kunnen houden aan voorwaarden en afspraken, het ontbreken van arbeidsvaardigheden, misbruik van middelen, beperkte frustratietolerantie en gestoorde impuls- en agressieregulatie. De haalbaarheid van een vrijwillige behandeling is laag. Verdachte staat open voor hulpverlening, maar uit het verleden blijkt dat hij snel afhaakt als hij overvraagd wordt en te weinig structuur en steun krijgt. Volgens de psychiater zal een strikt, langdurig traject (van enkele jaren) nodig zijn om behandeling goed op gang te krijgen en te houden. Er is geen hoog beveiligingsniveau vereist. Geadviseerd wordt een tbs met voorwaarden op te leggen. De reguliere GGZ behandeling is niet afdoende gebleken om verdachte goed in beeld te houden en adequaat te kunnen behandelen.
De reclassering heeft op 22 juli 2021 gerapporteerd. In dat rapport staat onder meer het volgende. Kijkende naar de mogelijkheden voor oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden, dan kan gesteld worden dat dit traject haalbaar en uitvoerbaar is. Betrokkene is aangemeld en geaccepteerd bij de fpa De Boog te Warnsveld (eveneens onderdeel van GGNet). Hij zegt zijn medewerking toe aan de opgestelde voorwaarden, zo ook het resocialisatietraject waar beschermd wonen en dagbesteding onder meer onderdeel van uitmaken. Specifieke aandacht voor het vergroten van het ziektebesef en -inzicht, het contact met zijn familie, inname van medicatie en een transculturele benadering zijn belangrijke pijlers gedurende het traject. De motivatie van betrokkene om medewerking te verlenen is enkel extern van aard. Bovendien heeft het verleden aangetoond dat betrokkene relatief snel een dergelijk traject weet te doorlopen, zonder dat daadwerkelijke gedragsverandering is bewerkstelligd. Voorgaande in ogenschouw nemende concludeert de reclassering dan ook dat de beïnvloedingsmogelijkheden en het risicomanagement vooral extern (middels langdurig toezicht en controle) vormgegeven dient te worden. Naast de maatregel tbs met voorwaarden adviseert de reclassering dan ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. De verwachting is dat juist bij het wegvallen van het strafrechtelijke kader betrokkene zich niet (meer) aan de geïndiceerde hulpverlening/ interventies conformeert.
De reclassering adviseert positief over een tbs met voorwaarden, waarbij de volgende voorwaarden van belang, en in het rapport nader uitgewerkt, zijn:
• Geen strafbaar feit plegen
• Meewerken aan reclasseringstoezicht
• Meewerken aan time-out
• Niet naar het buitenland
• Opname in een zorginstelling
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Middelenverbod
• Dagbesteding
• Openheid over sociale contacten
De rechtbank stelt vast dat de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het recidiverisico zoals door de deskundigen beschreven, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank heeft daarbij mede de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen. Daaruit blijkt dat verdachte op 1 augustus 2014 tot een tbs-maatregel met dwangverpleging is veroordeeld voor poging tot doodslag. Uit de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt, komt naar voren dat verdachte in het kader van die tbs-maatregel na een klinische behandeling in februari 2018 is geplaatst in een beschermde woonvorm op het terrein van GGNet. Op 21 september 2018 is de tbs-maatregel voorwaardelijk beëindigd. Een jaar later is de tbs-maatregel beëindigd en het reclasseringstoezicht gestopt. Aanvankelijk ging het goed en was verdachte in beeld bij de woonsetting en de behandelaren van GGNet. In juni 2020 is verdachte zelfstandig gaan wonen. Daarna ging het bergafwaarts en waren er vele zorgelijke signalen, zoals middelengebruik en medicatie-ontrouw.
Daarbij acht de rechtbank een tbs-maatregel met voorwaarden passend en geboden. Zoals ook uit het reclasseringsrapport van 22 juli 2021 naar voren komt, heeft verdachte het eerdere tbs-traject ogenschijnlijk goed doorlopen en zich aan afspraken en voorwaarden geconformeerd. De hem aangereikte handvatten door middel van de jarenlange intensieve behandeling en begeleiding zijn echter niet geïnternaliseerd dan wel geïntegreerd in zijn denk- en handelswijze. Volgens het rapport ontkent verdachte zijn problematiek, overschat hij zijn mogelijkheden en heeft hij hierin een rigide denkwijze. Dit in combinatie met het feit dat hij zich beter weet te presenteren dan de werkelijkheid is, beperkte openheid geeft en een in de basis zorgmijdende en vijandige houding heeft, maakt dat de mogelijkheden voor daadwerkelijke gedragsbeïnvloeding en -verandering volgens de reclassering beperkt zijn.
Ook uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater komt naar voren dat een langdurig en intensief traject noodzakelijk is om de behandeling goed op gang te krijgen en te houden.
De rechtbank acht het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden proportioneel. De bedreiging heeft plaatsgevonden in een kliniek tijdens de gedwongen opname van verdachte. Een omgeving waarin men in beginsel gewend is om te gaan met mensen die een met verdachte vergelijkbare stoornis hebben en waarin het toch op deze wijze is geëscaleerd. Verder had verdachte een wapen voorhanden en munitie die met dat wapen kon worden afgevuurd in een periode dat hij psychotisch ontregeld was. Dat toont aan dat er sprake is van gevaarzetting.
De reclassering heeft op 5 oktober 2021 aanvullend gerapporteerd dat het geadviseerde plan van aanpak niet zou moeten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. Dit luidt als volgt. Allereerst wil de kliniek betrokkene niet opnemen in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. Zij kennen betrokkene uit het verleden en hebben bij de aanmeldprocedure bewust de afweging gemaakt betrokkene te accepteren, juist ómdat het tbs-kader er omheen zit. Gebleken is dat betrokkene behoorlijke externe druk moet voelen om zich aan hulpverlening/ medicatie-inname te conformeren. Het is sterk de vraag of het voorwaardelijke strafdeel voldoende externe druk voor hem vormt. Kijkende naar zijn toch enigszins berekenende houding, sluiten wij niet uit dat hij het uitzitten van het voorwaardelijke strafdeel verkiest boven het conformeren aan de geïndiceerde behandeling/ begeleiding, aldus de reclassering. Betrokkene heeft heel expliciet naar de reclassering uitgesproken niet beschermd te willen wonen (zeker niet voor de lange termijn). Juist vanwege de externe druk die hij voelt vanwege mogelijke oplegging van het tbs-kader, heeft hij uiteindelijk medewerking toegezegd. De intensiteit van een tbs-kader is hoger dan eenzelfde traject in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. De verwachting is dat betrokkene, zeker bij resocialisatie, een hoge intensiteit qua begeleiding nodig heeft. Dit temeer vanwege het ontbreken van / gebrekkige ziektebesef en –inzicht en de aard van de problematiek (bij LVB-problematiek is veel herhaling nodig en kost het inslijten van nieuwe gedragspatronen veel tijd / aandacht).
Gelet op de gevaarzetting, de complexe problematiek en het advies van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsvrouw bepleite vorm van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet volstaat.
De rechtbank overweegt dat de reclassering verdachte heeft aangemeld bij het NIFP, afdeling indicatiestelling forensische zorg (ifz) voor het afgeven van een indicatie-advies. Uit de indicatiestelling blijkt dat een intensieve verblijfsintensiteit en een gemiddeld hoog beveiligingsniveau is geïndiceerd, wat neerkomt op plaatsing van verdachte op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA). Verdachte is vervolgens toegeleid naar FPA De Boog, onderdeel van GGNet in Warnsveld. De Boog streeft ernaar verdachte per 5 november 2021 op te nemen. Mocht er dan geen mogelijkheid voor plaatsing zijn, dan zal een overbruggingsplek worden georganiseerd tot er plek op De Boog is.
Duur van de gevangenisstraf
De officier van justitie heeft zoals hiervoor is overwogen naast een tbs-maatregel met voorwaarden een gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen gevorderd. De officier van justitie heeft de duur van de gevangenisstraf zo bepaald dat verdachte vanuit detentie direct wordt opgenomen in de kliniek.
De rechtbank overweegt dat het gelet op de ernstige stoornis die bij verdachte is vastgesteld en het risico op recidive onwenselijk is dat verdachte onbehandeld in vrijheid wordt gesteld om vervolgens zijn behandeling af te wachten. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, de duur van de gevangenisstraf bepalen op 276 dagen.
Dadelijk uitvoerbaar
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd en bepaalt dat die dadelijk uitvoerbaar zijn, nu gelet op wat hiervoor is overwogen ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht het van groot belang dat de noodzakelijke en passende behandeling in het kader van de maatregel zo spoedig mogelijk van start kan gaan.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Bij het bepalen van de straf of maatregel dient de rechtbank ook rekening te houden met de doelen die door oplegging van die straf of maatregel worden gediend, te weten vergelding, generale en speciale preventie en het voorkomen van recidive. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak het voorkomen van recidive van zwaarwegend belang is.
Om dit te kunnen bewerkstelligen kan een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z Sr, worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na afloop van zijn detentie en de tbs-maatregel aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan het langdurige toezicht van de reclassering, opdat het risico op herhaling van geweldsdelicten wordt geminimaliseerd.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Zowel de reclassering als de psycholoog adviseert het opleggen van de maatregel. Verdachte wordt ter beschikking gesteld als bedoeld in artikel 37a Sr. Verdachte lijdt aan een ernstige stoornis (schizofrenie) waarvoor genezing uitgesloten is. Aan verdachte is eerder een (onvoorwaardelijke) tbs-maatregel opgelegd na veroordeling voor een ernstig geweldsdelict. Hij heeft die maatregel goed doorlopen, maar na afloop van de tbs-maatregel bleek hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende om het gevaar voor recidive af te wenden. Langdurig toezicht op verdachte, ook na afloop van de voorwaardelijke tbs-maatregel, in een gedwongen kader is naar het oordeel van de rechtbank daarom noodzakelijk in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een vuurwapen, patroonhouder en munitie, met betrekking tot welke feit 3 is begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is de wet.
Ook het in beslag genomen mes dat bij het onderzoek naar het door verdachte onder 3 begane feit is aangetroffen, zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36d, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
- verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder
andere in:
• verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe
vaak dat nodig is;
• verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig
identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
• verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om
verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
• verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar
is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
• verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
• verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of
behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
• verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de
reclassering;
• verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties
die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
- verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum
(FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt
maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7
weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
- verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der
Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte laat zich opnemen in FPA De Boog in Warnsveld (onderdeel van GGNet)
of een soortgelijke zorginstelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen
door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt
zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van
medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte laat zich, na afloop van het klinische traject, behandelen door een nader
door de reclassering te bepalen forensische (verslavings)polikliniek. De behandeling
duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels
en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van
medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte verblijft, na afloop van het klinische traject, in een beschermd wonen setting, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de
reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controle op dit
verbod. De controle gebeurt met urine- en/ of ademonderzoek (blaastest). De
reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte conformeert zich aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot
dagbesteding;
- verdachte toont openheid ten aanzien van zijn sociale contacten en in het bijzonder
contacten met zijn familie. Hij staat de reclassering toe en geeft toestemming om
contact met zijn sociale netwerk te onderhouden;
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de
  • legt een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen, de patroonhouder, de munitie en het mes;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop de voorlopige hechtenis gelijk is aan de straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2021.
Mrs. Wasmann, Pouwels en Althoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021052502, gesloten op 4 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 4-5.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 10-11.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 13-14.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2021.