ECLI:NL:RBGEL:2021:574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
C/05/380054 / KG RK 20-860
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen civiele rechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 2 februari 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de rechter, mr. M.S.T. Belt, gewraakt op basis van vermeende vooringenomenheid tijdens de behandeling van een bodemzaak. Verzoeker stelde dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op de stellingen van de gedaagden, omdat de rechter geen repliek had toegestaan en meer spreektijd aan de gedaagden had gegeven. Hij voerde aan dat de rechter onvoldoende kritische vragen had gesteld, wat volgens hem leidde tot een schending van het recht op hoor en wederhoor.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer stelde vast dat de gronden die verzoeker aanvoerde, betrekking hadden op de inhoudelijke behandeling van de zaak en dat het aan de rechter is om de regie over de zitting te voeren. Het niet stellen van bepaalde vragen door de rechter kan niet automatisch worden geïnterpreteerd als vooringenomenheid. Bovendien werd opgemerkt dat de beslissing om geen repliek toe te staan een processuele beslissing is, die op zichzelf niet kan leiden tot de conclusie dat de rechter vooringenomen was.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van vooringenomenheid of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/380054 / KG RK 20-860
Beslissing van 2 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te Ochten, gemeente Neder-Betuwe
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.S.T. Belt
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 25 november 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 december 2020;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 5 november 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.C.H. Schrömpges, advocaat te Lent;
  • de rechter;
  • toehoorders [belanghebbenden] , bijgestaan door mr. A. Tariki, advocaat te Arnhem, en [belanghebbenden] , bijgestaan door mr. A.P.L.C. Trouwborst, advocaat te Nijmegen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/369053 HA ZA 20-239 tussen verzoeker en [belanghebbenden] omtrent een vordering van verzoeker tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad van enerzijds de bestuurders van gefailleerde zorgstichting Woongroep [belanghebbenden] en anderzijds de toezichthouder.
2.2
Verzoeker heeft in het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, samengevat weergegeven het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de mondelinge behandeling van de bodemzaak op 5 november 2020 heeft de rechter voorlopig niet toegestaan aan verzoeker om een conclusie van repliek te nemen. Daardoor is verzoeker niet voldoende in de gelegenheid om te reageren op het door gedaagden gestelde in reconventie en de door hen ingebrachte producties en daarom is het recht van hoor en wederhoor geschonden. Volgens verzoeker heeft de rechter daarnaast meer spreektijd gegund aan de gedaagden in de bodemzaak dan aan verzoeker. Ten slotte heeft verzoeker gesteld dat de rechter onvoldoende kritische vragen heeft gesteld aan gedaagden. Vanwege deze redenen heeft verzoeker de rechter gewraakt op basis van vooringenomenheid en partijdigheid van de rechter.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Daargelaten de vraag of het verzoek tot wraking tijdig is ingediend, is de wrakingskamer van oordeel dat niet is gebleken dat de rechter vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarvoor is het volgende redengevend.
De gronden die verzoeker aanvoert, hebben betrekking op de inhoudelijke behandeling tijdens de zitting van 5 november 2020. De wrakingskamer stelt voorop dat het aan de rechter is om de zitting te leiden, waarbij zij de regie voert en waarbij zij vrij is te bepalen welke vragen zij zelf relevant acht voor haar oordeel over de zaak. Het voeren van de regie over de zitting is een aan de rechter toebedeelde taak. Dat de rechter vooringenomen zou zijn, kan in zijn algemeenheid dan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de rechter bepaalde vragen niet heeft gesteld. Ook in dit concrete geval kan uit het niet stellen van vragen, niet worden afgeleid dat de rechter vooringenomen was of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dat verzoeker daar anders over denkt, maakt dit oordeel niet anders.
Ten aanzien van de voorlopige beslissing om geen repliek toe te staan, overweegt de wrakingskamer dat dit een processuele beslissing is. Een dergelijke beslissing levert in beginsel, zelfs als deze onjuist zou zijn, geen feit of omstandigheid op waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dit zo is gerechtvaardigd is. Dit is alleen anders, indien een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk of ontoereikend is gemotiveerd dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te vinden dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet laatstgenoemde situatie zich in dit geval niet voor.
Verzoeker heeft niet betwist dat, indien hij tijdens de mondelinge behandeling meer spreektijd nodig had dan de vijf minuten die waren aangekondigd in het tussenvonnis, hij om meer spreektijd had kunnen vragen. Voor zover verzoeker ter zitting heeft gesteld dat gedaagden, anders dan hij, veel meer spreektijd hebben gekregen dan vijf minuten, kan daarvoor geen steun worden gevonden in het proces-verbaal van de zitting.
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de bodemzaak volgt bovendien dat verzoeker en zijn raadsman gelegenheid hebben gehad om hun standpunt naar voren te brengen op alle punten in conventie en in reconventie, en dus ook hun standpunt over de betrouwbaarheid van de door of namens gedaagden overlegde producties.
Gelet op de regiefunctie van de rechter, is het aan de rechter om (voorlopig) te bepalen wanneer een voortzetting van het juridisch debat niet langer noodzakelijk is. Er is geen objectieve grond om te veronderstellen dat de rechter om een andere reden dan het nemen van een regiebeslissing het nemen van een conclusie van repliek voorlopig heeft geweigerd. Het overig aangevoerde leidt niet tot een andere conclusie.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en
mr. A.S.W. Kroon (rechters) in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Bril en in openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.