ECLI:NL:RBGEL:2021:5739

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
388134
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring in een civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2021, betreft het een vrijwaringsincident. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [eis.hfdz./verw.inc.], heeft schadevergoeding gevorderd van [ged.hfdz. 3/eis. inc.], waarbij zij stelt dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot materiële en immateriële schade. [ged.hfdz. 3/eis. inc.] heeft in het incident verzocht om haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Achmea Schadeverzekeringen N.V. (handelend onder de naam Avéro Achmea), op te roepen in vrijwaring. De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen, ondanks het verweer van [eis.hfdz./verw.inc.] dat een vrijwaringsprocedure de hoofdzaak zou vertragen en compliceren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende belang was voor [ged.hfdz. 3/eis. inc.] om Avéro Achmea in vrijwaring te roepen, en dat de discussie over de dekking van de verzekering zich zou beperken tot de vrijwaringsprocedure. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 8 december 2021, waar de conclusie van antwoord door [ged.hfdz. 3/eis. inc.] zal worden verwacht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/388134 / HA ZA 21-247 / 167 / 1700
Vonnis in incident van 27 oktober 2021
in de zaak van
[eis.hfdz./verw.inc.],
wonende te [plaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.M.D. de Waele te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde hfdz. 1] ,

wonende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. A.K. Sjouw te Den Haag,
2.
[gedaagde hfdz. 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht,
3. de stichting
[ged.hfdz. 3/eis. inc.],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L. Hilhorst te Arnhem.
Partijen zullen hierna enerzijds [eis.hfdz./verw.inc.] en anderzijds [gedaagde hfdz. 1] , [gedaagde hfdz. 2] en [ged.hfdz. 3/eis. inc.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 mei 2021;
  • de akte houdende inbreng producties zijdens [eis.hfdz./verw.inc.] ;
  • de conclusie van antwoord met producties zijdens [gedaagde hfdz. 1] met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord zijdens Gieling;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens [ged.hfdz. 3/eis. inc.] met productie 1;
  • de conclusie van antwoord in het incident zijdens [eis.hfdz./verw.inc.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het vrijwaringsincident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eis.hfdz./verw.inc.] schadevergoeding van (onder meer) [ged.hfdz. 3/eis. inc.] . [eis.hfdz./verw.inc.] legt aan haar vordering ten grondslag dat [ged.hfdz. 3/eis. inc.] onzorgvuldig en/of in strijd met de wet heeft gehandeld, en aldus onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eis.hfdz./verw.inc.] en haar minderjarige dochter. [ged.hfdz. 3/eis. inc.] heeft volgens [eis.hfdz./verw.inc.] -kort samengevat- haar plicht tot waarheidsvinding verzaakt, feiten terzijde geschoven en een tunnelvisie gehanteerd in haar rapporten en verklaringen. Dat heeft ertoe geleid dat de hoofdverblijfplaats van haar dochter is gewijzigd naar de vader en het ouderlijk gezag van [eis.hfdz./verw.inc.] is beëindigd. Als gevolg daarvan stelt [eis.hfdz./verw.inc.] materiële en immateriële schade te hebben geleden.
2.2.
[ged.hfdz. 3/eis. inc.] vordert klaarblijkelijk toestemming om haar aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Avéro Achmea (verder: “Avéro Achmea”), gevestigd te Apeldoorn, op te roepen in vrijwaring.
2.3.
[ged.hfdz. 3/eis. inc.] stelt ter onderbouwing van haar incidentele vordering dat Avéro Achmea haar op grond van haar polisvoorwaarden dekking dient te verlenen voor de door [eis.hfdz./verw.inc.] gevorderde schadevergoeding, indien [ged.hfdz. 3/eis. inc.] daartoe in de hoofdzaak zou worden veroordeeld.
2.4.
[eis.hfdz./verw.inc.] voert tegen de incidentele vordering gemotiveerd verweer.
2.5.
Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de eiser in het incident stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot die derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen. [ged.hfdz. 3/eis. inc.] stelt dat zij een Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven heeft afgesloten bij Avéro Achmea en laatstgenoemde op grond van de polisvoorwaarden dekking dient te verlenen voor de door [eis.hfdz./verw.inc.] gevorderde schade. Gelet op deze stellingen van [ged.hfdz. 3/eis. inc.] bestaat onmiskenbaar de mogelijkheid dat [ged.hfdz. 3/eis. inc.] , indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op Avéro Achmea. Dit betekent dat [ged.hfdz. 3/eis. inc.] belang heeft bij de gevorderde vrijwaring. Het enkele feit dat [eis.hfdz./verw.inc.] betwist dat Avéro Achmea gehouden is dekking te verlenen onder de polis, maakt dit niet anders. In een incident als het onderhavige is in beginsel niet aan de orde of de aangevoerde gronden juist zijn, maar enkel of zij de vordering tot oproeping in vrijwaring kunnen dragen. De vraag of de gevorderde schade verzekerd is, ligt immers ter beoordeling voor in de vrijwaringsprocedure en speelt alleen tussen de bij die rechtsverhouding betrokken partijen. Van evidente onjuistheid van de grondslag voor vrijwaring is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.6.
[eis.hfdz./verw.inc.] heeft verder aangevoerd dat een vrijwaringsprocedure de procedure in de hoofdzaak aanmerkelijk en bezwaarlijk vertraagt. Zoals gezegd heeft [ged.hfdz. 3/eis. inc.] een evident belang bij het benutten van de mogelijkheid die de wet biedt om Avéro Achmea in vrijwaring op te roepen. Verder wordt opgemerkt dat thans geen aanwijzingen bestaan dat een vrijwaringsprocedure de hoofdzaak daadwerkelijk in onredelijke mate zal ophouden. Indien in een later stadium mocht blijken dat sprake is van een (onredelijke) vertraging, kan de afdoening van de hoofdzaak alsnog op de voet van artikel 215, tweede volzin, Rv worden afgesplitst van de vrijwaringszaak. Verder is thans ook niet voorzienbaar dat een vrijwaringsprocedure ertoe zal leiden dat de discussie in de hoofdzaak bezwaarlijk wordt gecompliceerd en vertroebeld, zoals [eis.hfdz./verw.inc.] heeft aangevoerd. Een dekkingsdiscussie is een discussie tussen [ged.hfdz. 3/eis. inc.] en Avéro Achmea en zal zich dus beperken tot de vrijwaringsprocedure. De incidentele vordering zal dan ook worden toegewezen.
2.7.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Avéro Achmea, gevestigd te Apeldoorn, door [ged.hfdz. 3/eis. inc.] wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
woensdag 8 december 2021;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 december 2021voor conclusie van antwoord door [ged.hfdz. 3/eis. inc.] .
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.