ECLI:NL:RBGEL:2021:5733

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
05/069736-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting na onvoldoende bewijs en twijfel over vrijwilligheid van seksuele handelingen

Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 10 augustus 2020 in Bussloo, waar de verdachte zou hebben geprobeerd de aangeefster, een vrouw, te dwingen tot seksuele handelingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, stellende dat er voldoende wettig bewijs was voor de beschuldiging. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, wijzend op de gebrekkige ondersteuning van de aangifte door andere bewijsmiddelen en twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de aangeefster en de verdachte seks hadden gehad, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat dit niet vrijwillig was gebeurd. De verklaringen van getuigen gaven geen duidelijkheid over de vrijwilligheid van de seksuele handelingen. De rechtbank stelde vast dat zowel de verklaring van de aangeefster als die van de verdachte als waar konden worden aangenomen, en dat er geen doorslaggevend bewijs was dat de verklaring van de verdachte weerlegde. Gezien de gerede twijfel over de schuld van de verdachte, werd hij vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de kosten die de verdachte had gemaakt in deze procedure, tot op dat moment, op nul moesten worden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/069736-21
Datum uitspraak : 26 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] (Irak), wonende aan het [adres]
.
Raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Bussloo, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn penis in haar vagina te brengen, en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte, (in het water)
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de polsen en/of armen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- ( telkens) die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan.
(art 242 Wetboek van Strafrecht)

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft ter zitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Hij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] op essentiële onderdelen van de tenlastelegging ̶ de dwang ̶ niet voldoende wordt gesteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Er is sprake van één verklaring, die van aangeefster, en op grond van één verklaring kan geen veroordeling volgen. Bovendien dient aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te worden getwijfeld nu [slachtoffer] zichzelf tegenspreekt, anders verklaart dan getuigen en kampt met problematiek.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat [slachtoffer] en verdachte op 10 augustus 2020 in Bussloo seks met elkaar hebben gehad. De lezingen over de vrijwilligheid van dit seksuele contact liggen echter ver uit elkaar. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze door verdachte werd gedwongen tot seks terwijl verdachte heeft verklaard dat de seks met instemming van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er voldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te komen. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat dit in principe het geval is.
Aangeefster heeft verklaard dat zij met verdachte in het water was toen verdachte op haar ging liggen, haar polsen vastpakte, haar bikinibroekje opzij schoof en zijn geslachtsdeel in haar vagina bracht. [slachtoffer] riep dat haar vrienden ̶ die verderop aan de kant van het water lagen ̶ moesten komen. Ondersteunend voor de verklaringen van aangeefster is dat meerdere vrienden die als getuige zijn gehoord, bevestigen dat [slachtoffer] ze heeft geroepen om naar het water te komen. Ook ondersteunend is dat drie van haar vrienden hebben verklaard dat ze zagen dat [slachtoffer] moest huilen nadat ze met verdachte uit het water kwam.
De rechtbank concludeert dat het dossier in principe voldoende steunbewijs bevat voor de aangifte. Deze ondersteunende bewijsmiddelen zijn afkomstig uit een andere bron dan [slachtoffer] zelf, zodat het verweer van de raadsman dat het bewijs slechts bestaat uit één verklaring, die van [slachtoffer] zelf, wordt verworpen.
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of op basis van het wettige bewijs de rechtbank ook de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
De rechtbank overweegt dat het dossier geen doorslaggevend bewijs bevat voor het kernpunt in deze zaak, namelijk of de seks al dan niet vrijwillig was. Meerdere getuigen hebben verklaard dat ze bij [slachtoffer] en verdachte hebben gekeken terwijl ze in het water lagen, echter geen van hen heeft verklaard te hebben waargenomen dat het seksuele contact niet vrijwillig plaatsvond. Getuigen hebben emoties bij [slachtoffer] waargenomen, maar ook de emoties en het handelen van verdachte nadat hij van verkrachting werd beschuldigd, komen de rechtbank niet onwaarachtig of onoprecht voor.
De rechtbank ziet zich voor het dilemma gesteld dat zowel de verklaring van [slachtoffer] , als de verklaring van verdachte op basis van het dossier voor waar kan worden aangenomen. Zijn verklaring wordt namelijk niet weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende grond is om zijn verklaring zonder meer als niet aannemelijk of ongeloofwaardig terzijde te schuiven.
In een dergelijk geval kan de rechtbank niets anders dan terugvallen op een grondregel van ons strafrechtelijke systeem: in het geval van gerede twijfel dient die twijfel in het voordeel van verdachte uit te vallen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. L.R. Daman, heeft in verband met het bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 23.881,04 materiële schade en € 4.000,00 smartengeld ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte van het aan hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het aan hem ten laste gelegde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in deze procedure heeft gemaakt, tot vandaag begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. M.R. Backer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2021.
mr. Backer en mr. Bruinsma zijn buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen