ECLI:NL:RBGEL:2021:5733
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting na onvoldoende bewijs en twijfel over vrijwilligheid van seksuele handelingen
Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 10 augustus 2020 in Bussloo, waar de verdachte zou hebben geprobeerd de aangeefster, een vrouw, te dwingen tot seksuele handelingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, stellende dat er voldoende wettig bewijs was voor de beschuldiging. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, wijzend op de gebrekkige ondersteuning van de aangifte door andere bewijsmiddelen en twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de aangeefster en de verdachte seks hadden gehad, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat dit niet vrijwillig was gebeurd. De verklaringen van getuigen gaven geen duidelijkheid over de vrijwilligheid van de seksuele handelingen. De rechtbank stelde vast dat zowel de verklaring van de aangeefster als die van de verdachte als waar konden worden aangenomen, en dat er geen doorslaggevend bewijs was dat de verklaring van de verdachte weerlegde. Gezien de gerede twijfel over de schuld van de verdachte, werd hij vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de kosten die de verdachte had gemaakt in deze procedure, tot op dat moment, op nul moesten worden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.