ECLI:NL:RBGEL:2021:5657

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
05/004145-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwaarlozing en mishandeling van minderjarige dochter door ouders met gevolgen voor de opvoeding en verzorging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader, die wordt beschuldigd van het in hulpeloze toestand laten van zijn dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als zorgplichtige, niet heeft ingegrepen bij de mishandelingen die zijn partner, de medeverdachte, aan hun dochter heeft aangedaan. De feiten dateren van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2019, waarin de dochter herhaaldelijk werd mishandeld, buitengesloten, en onthouden van voeding en verzorging. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte op de hoogte was van de gedragingen van zijn partner, maar niet ingreep, wat leidde tot een onveilige en ongezonde situatie voor het kind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen en dat het in hulpeloze toestand laten van een kind nooit een oplossing mag zijn. De zaak is behandeld in het team strafrecht van de rechtbank in Arnhem, en de uitspraak is gedaan in tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/004145-20
Datum uitspraak : 19 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .
Raadsman: mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
2 maart en 5 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en
met 7 mei 2019 te Tiel, althans in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan het in hulpeloze toestand laten van zijn dochter [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 2007),
door niet in te grijpen, geen hulp te zoeken of niet met [slachtoffer] weg te gaan, op momenten waarvan hij wist dat haar echtgenote die [slachtoffer] mishandelde en/of strafte en/of vernederde en/of uitschold en/of kleineerde en/of opsloot en/of buitensloot en/of lichamelijke/sanitaire verzorging en/of voeding onthield.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De opvoeding lag voornamelijk in handen van de partner van verdachte omdat verdachte vaak weg was om te werken. Hij was alleen in de avonden thuis. Verdachte heeft actief deelgenomen aan de opvoeding van zijn dochter en het in goede banen leiden van haar problemen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de handelingen van de partner van verdachte
Verdachte is de partner van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Zij hebben een samenlevingscontract en waren ten tijde van hun aanhouding al 18 jaar samen. [2] Zij zijn samen de ouders van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2007 (hierna: [slachtoffer] ). [3]
Bij vonnis van 19 oktober 2021 heeft de rechtbank [medeverdachte] veroordeeld voor - samengevat - mishandeling van haar kind, meermalen gepleegd en voor het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen en laten van [slachtoffer] . De rechtbank heeft met betrekking tot de feitelijke gedragingen van [medeverdachte] - verkort weergegeven - het volgende overwogen.
[slachtoffer] is de dochter van [medeverdachte] . [slachtoffer] is geboren op [geboortedag 2] 2007. [4]
[slachtoffer] heeft op 14 mei 2019 in een gesprek met vertrouwensarts [naam 1] van de GGD (hierna: [naam 1] ) verklaard dat zij al zeven jaar ruzie heeft met - met name - haar moeder en dat zij gestraft wordt voor haar gedrag. De straffen bestaan uit het opsluiten op een lege kamer zonder speelgoed en met alleen een vies matras. Het raam staat dan open en [slachtoffer] heeft dan alleen een onderbroek aan. [slachtoffer] wordt door haar moeder tegen de muur geschopt. Als zij straf heeft, moet zij urenlang op haar kamer doorbrengen. Zij moet dan stil liggen op bed zonder eten of drinken en kan dan niet plassen. Dat kan soms wel een dag duren. Haar moeder houdt haar dan in de gaten door middel van een babyfoon met camera. In de nacht moet zij voor straf rechtop in bed zitten totdat zij door haar moeder wordt geroepen. [5]
Ten aanzien van het schoppen
Op 16 mei 2019 is [slachtoffer] onderzocht door een forensisch arts. De forensisch arts heeft geconstateerd dat zij - onder meer - een huidverkleuring had op de linkerheup, schuin verlopend van buik naar bil. [6] De forensisch arts van de GGD verklaarde over deze huidverkleuring dat het een onderhuidse bloeduitstorting is die uit twee delen lijkt te bestaan. [slachtoffer] heeft hierover ten overstaan van genoemde arts verklaard dat deze is ontstaan doordat zij contact maakte met de muur toen zij op haar bed lag en haar moeder haar tegen de muur aan schopte met haar voet. Volgens de forensisch arts kan de door [slachtoffer] aangegeven toedracht mogelijk passen bij het geconstateerde letsel. [7]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer] een keer met haar voet geduwd heeft en dat [slachtoffer] toen wat ongelukkig terecht kwam, tegen het bed of iets dergelijks. [8]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] een keer een schop heeft gegeven. [9]
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft geschopt en dat [slachtoffer] hierdoor pijn en letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van het buiten de woning zetten
Op 21 november 2018 is bij de politie een melding binnengekomen van meldster [getuige 1] . Zij heeft aangegeven dat bij de overburen de dochter van 11 jaar oud regelmatig door haar moeder wordt geslagen en slecht wordt behandeld. Zij zou de week ervoor nog zijn buitengesloten door haar moeder. [getuige 1] zag eenmaal dat [medeverdachte] [slachtoffer] in de straat achterliet en wegreed met de andere kinderen terwijl [slachtoffer] enkel een T-shirt droeg en het winter was. Er is volgens [getuige 1] iedere dag wel iets aan de hand. [10]
Gedurende een buurtonderzoek aan de [straat] in Tiel is gesproken met [getuige 2] . Zij woont tegenover de woning van verdachte. Zij heeft regelmatig gezien dat [slachtoffer] in de winter buitengesloten werd. [slachtoffer] stond dan om 21.00 uur in de avond achter bij de poort. Wanneer [getuige 2] dan vroeg wat er aan de hand was, zei [slachtoffer] : “mijn ouders willen mij uit huis zetten omdat ik iets verkeerds heb gedaan”. [slachtoffer] stond dan zeker een half uur buiten in de kou. [11]
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het meer dan eens is voorgekomen dat [medeverdachte] [slachtoffer] in de herfst/winter, terwijl het buiten koud was, buiten de woning heeft gezet en heeft laten staan. Twee overburen hebben dit - onafhankelijk van elkaar en op verschillende momenten - verklaard.
Ten aanzien van het laten verblijven in een kale slaapkamer
[slachtoffer] heeft in haar gesprek met [naam 1] aangegeven dat de straffen die zij van haar moeder krijgt onder meer bestaan uit het (urenlang) opsluiten op een lege kamer zonder speelgoed en met alleen een vies matras. Het raam staat dan open en [slachtoffer] heeft dan alleen een onderbroek aan. Dat kan soms wel een dag duren. [12]
Op 16 mei 2019 heeft [slachtoffer] tegenover [naam 1] verklaard dat zij vaak door haar moeder werd opgesloten in haar kamer als haar moeder boos was. Haar kamer was, op een bed na, leeg. Zij had een vies matras. Op het bed lag geen deken. Sinds kort had zij wel een nieuw matras en een deken die ze van haar vader had gekregen. Zij had ook nieuwe spullen gekregen. [13]
De woning van verdachte is op 17 mei 2019 onderzocht. De slaapkamer van [slachtoffer] was voorzien van vaste vloerbedekking. Voor het raam hing geen raambedekking. Er stonden redelijk nette bij elkaar passende meubels: een bureau, een nachtkastje, een opgemaakt bed zonder hoofdkussen, een schommelstoel, een staande kapstok en een kledingkast. In de kledingkast lag heel precies gevouwen kleding. Er hing niets aan de muren. Er was geen enkele knuffel, er waren geen leesboeken, er was geen teken-, schrijf- of kleurmateriaal en er was geen overig speelgoed. Er was niets ter afleiding van [slachtoffer] op haar kamer te vinden. [14]
In het advies spoedeisende zorg van Jeugdbescherming Gelderland van 10 mei 2016 wordt vermeld dat [slachtoffer] vaak meerdere uren per dag voor straf op haar kamer zit. Haar slaapkamerdeur gaat in de avond op slot zodat zij niet van haar kamer af kan komen. Zij plast dan uit het raam. Als zij in bed plast, moet zij in haar bed blijven liggen. Er is toen afgesproken dat de slaapkamerdeur van [slachtoffer] niet meer op slot mocht en er aan [slachtoffer] geen vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals in haar kamer zitten, mochten worden opgelegd. [15] Ook in het contactjournaal van 25 november 2015 is vermeld dat [slachtoffer] vertelde dat haar slaapkamerdeur vaak op slot zit. Zij kan dan niet plassen, aldus [slachtoffer] . [16]
[medeverdachte] verklaarde hierover dat zij de kamer van [slachtoffer] had leeggehaald omdat zij het zat was dat [slachtoffer] spullen kapot maakte. Zij heeft de gordijnen op een gegeven moment ook weggehaald. [slachtoffer] heeft ook periodes geslapen zonder dekbed of deken. [17]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] jarenlang veelvuldig de deur van de kamer van [slachtoffer] op slot deed op momenten dat zij straf had of op momenten dat zij van [medeverdachte] moest slapen. [slachtoffer] was op die momenten verstoken van elementair comfort. De kamer was grotendeels kaal en er was geen enkele afleiding voor [slachtoffer] te vinden. Zij had periodes geen dekbed op haar bed.
Ten aanzien van het verbieden te gaan liggen
Op 16 mei 2019 heeft [slachtoffer] tegenover [naam 1] verklaard dat zij, wanneer zij door haar moeder op haar kamer werd opgesloten, vaak niet mocht plassen. Zij mocht ’s nachts ook niet slapen van haar moeder maar moest rechtop in bed blijven zitten. Haar moeder hield dit door middel van een babyfoon met camera in de gaten. Wanneer [slachtoffer] dan in slaap dreigde te vallen, tikte haar moeder op de babyfoon zodat [slachtoffer] wakker bleef. [18]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 17 mei 2019 is geconstateerd dat er vanaf het nachtkastje een camera op het bed van [slachtoffer] was gericht. [19]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij een babyfoon met camera op de kamer van [slachtoffer] had staan. [slachtoffer] moest als zij straf had op bed blijven zitten. Dit was in de periode dat Buurtzorg erbij betrokken was. [20] Buurtzorg was bij het gezin betrokken in 2015. [21]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] [slachtoffer] herhaaldelijk heeft verboden op bed te gaan liggen of te gaan slapen en dat [slachtoffer] daarbij via een camera werd gecontroleerd.
Ten aanzien van de voeding
[slachtoffer] heeft op 14 mei 2019 in een gesprek met [naam 1] verklaard dat zij al zeven jaar ruzie heeft met - met name - haar moeder en dat zij gestraft wordt voor haar gedrag. Als [slachtoffer] straf heeft, moet zij urenlang op haar kamer doorbrengen. [slachtoffer] moet dan stil liggen op bed zonder eten of drinken. Dat kan soms wel een dag duren. [22]
[naam 1] heeft op 28 mei 2019 gesproken met het broertje van [slachtoffer] , [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat het wel eens voorkomt dat [slachtoffer] niet mee-eet. [23]
Getuige [getuige 4] , lerares op de [naam 2] in Tiel, heeft verklaard dat [slachtoffer] , toen zij 9 jaar oud was, eten van andere kinderen stal. [slachtoffer] at dan de boterhammen uit de tas van andere kinderen op. Zij was toen tenger tot mager. [24]
In de notities die de school van [slachtoffer] , [naam 3] , over haar bijhield, is vermeld dat de school op 16 mei 2018 contact had opgenomen met [medeverdachte] . [slachtoffer] was betrapt op het stelen van brood. [slachtoffer] had dagelijks maar één of twee boterhammen in haar broodtrommel wanneer zij op school kwam. [slachtoffer] at de eerste pauze alles op en had dan de rest van de dag geen eten meer. Daarmee geconfronteerd, gaf [medeverdachte] aan dat dit de verantwoordelijkheid van [slachtoffer] was. [medeverdachte] wilde geen vierde boterham aan [slachtoffer] meegeven. Evenmin wilde zij fruit of koeken meegeven. Namens school is aangegeven dat het eten niet voldoende was, maar dat bracht [medeverdachte] niet op andere gedachten. [25]
De overbuurvrouw van verdachte, [getuige 2] , heeft op 2 september 2019 verklaard dat het een keer is voorgekomen dat [slachtoffer] bij haar op het bankje in de voortuin kwam zitten en vertelde dat zij uit huis was gezet en honger had. [slachtoffer] vertelde toen al zeven en een half uur niets gegeten te hebben. [26]
De overbuurvrouw van verdachte, meldster [getuige 1] heeft op 16 juli 2019 aangegeven dat zij zich ernstig zorgen maakte om [slachtoffer] die volgens haar sterk ondervoed was. De enkels van [slachtoffer] waren namelijk even dik als die van haar 4-jarige zusje. [slachtoffer] zou eerder rond de 7 of 8 jaar oud geschat worden dan haar daadwerkelijke leeftijd van 11 jaar oud. [27]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat er over een langere periode meerdere momenten zijn geweest waarop [slachtoffer] van [medeverdachte] geen of onvoldoende voedsel kreeg. Zelfs toen de school [medeverdachte] erop attendeerde dat [slachtoffer] te weinig voedsel mee naar school kreeg, weigerde [medeverdachte] haar meer eten mee te geven. Hierdoor heeft [medeverdachte] [slachtoffer] voeding onthouden.
Ten aanzien van de lichamelijke verzorging
[slachtoffer] heeft op 14 mei 2019 in een gesprek met [naam 1] verklaard dat haar moeder haar haren niet meer kamde. [slachtoffer] kon dit zelf wel maar mocht dat niet. [28]
Op 16 mei 2019 heeft [slachtoffer] in een gesprek met [naam 1] verklaard dat zij het fijn vond dat zij op dat moment bij haar opa en oma verbleef. Zij kreeg daar immers schone kleren en mocht zich daar wassen. Ook mocht [slachtoffer] daar haar haren kammen en kreeg zij daar een schone onderbroek. Thuis mocht [slachtoffer] zich nooit wassen; af en toe mocht zij haar tanden poetsen. [29]
Overbuurvrouw [getuige 1] verklaarde dat zij wel eens heeft gezien dat [slachtoffer] enkel gekleed in een T-shirt in de winter door haar moeder op straat werd achtergelaten, waarna haar moeder met de twee andere kinderen vertrok. [slachtoffer] belde toen bij [getuige 1] aan zodat zij kon opwarmen. [30]
Getuige [getuige 5] verklaarde dat het haar is opgevallen dat [slachtoffer] kleding droeg die niet bij het seizoen paste. [slachtoffer] droeg bijvoorbeeld een kort rokje in de winter of een winterjas als het heet was. [31]
Gelet hierop, stelt de rechtbank vast dat het is voorgekomen dat [slachtoffer] van [medeverdachte] haar haren niet mocht kammen en zich niet (voldoende) mocht wassen. Bovendien werd er niet altijd goed gezorgd voor passende kleding, zodat haar ook op die wijze lichamelijke verzorging werd onthouden.
Ten aanzien van het kleineren, denigrerend toespreken en uitschelden
Op 7 mei 2019 heeft verbalisant [verbalisant 1] [slachtoffer] naar aanleiding van een melding van [medeverdachte] thuisgebracht. Toen hoorde hij dat [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zei dat zij een kutkind is en dat zij blij zou zijn als zij opgerot was. [medeverdachte] bleef dit soort opmerkingen maken, ook toen de verbalisant tegen haar zei dat zij het kind hiermee onherstelbaar beschadigde en dat het niet normaal was dit tegen een kind te zeggen. [medeverdachte] gaf toen aan dat [slachtoffer] haar het leven zuur maakte en dat zij een verschrikkelijk kind is. [32]
In het advies spoedeisende zorg van de Jeugdbescherming Gelderland van 10 mei 2016 wordt vermeld dat [slachtoffer] de hele dag wordt afgesnauwd en niets goed kan doen. Zij is (de rechtbank begrijpt: volgens haar moeder) een rotkind. [33]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij wel eens naar [slachtoffer] heeft geschreeuwd omdat zij op zo’n moment boos is. Zij heeft [slachtoffer] ook wel eens uit frustratie en boosheid uitgescholden. Het zou kunnen dat zij [slachtoffer] ook wel eens voor ‘kutkind’ heeft uitgemaakt. [34]
Uit het buurtonderzoek in het [straat] in Tiel is gebleken dat de bewoners van [adres 2] in de avond en in de nacht vaak de moeder tegen de kinderen hoorden schreeuwen. [35]
De rechtbank stelt, gelet op het bovenstaande, vast dat [medeverdachte] [slachtoffer] herhaaldelijk heeft gekleineerd en uitgescholden. Ook heeft zij [slachtoffer] herhaaldelijk denigrerend toegesproken.
Samenvattend
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] [slachtoffer] tussen 2015 en 2019:
- strafte;
- vernederde;
- uitschold;
- kleineerde;
- opsloot;
- buitensloot;
- lichamelijke en sanitaire verzorging onthield en
- voeding onthield.
Ten aanzien van de rol van verdachte
Aan verdachte wordt verweten dat hij niet heeft ingegrepen, geen hulp heeft gezocht en niet met [slachtoffer] is weggegaan op momenten waarvan hij wist dat [medeverdachte] de hierboven omschreven handelingen verrichte. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte op de hoogte was van de gedragingen van [medeverdachte] en of hij heeft ingegrepen, hulp heeft gezocht of met [slachtoffer] is weggegaan wanneer dit gebeurde.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] maatregelen heeft genomen door de deur van [slachtoffer] op slot te draaien en haar raam op slot te doen. Dat mocht niet van Buurtzorg, maar zij boden ook geen andere oplossing. Zij deden beiden de deur wel eens op slot. [medeverdachte] is meer van het straffen dan verdachte. Het kwam wel eens voor dat [slachtoffer] geen eten kreeg, maar dan kreeg zij later wel eten. [medeverdachte] schreeuwde wel eens tegen de kinderen. Zij vloekte ook wel tegen de kinderen. Verdachte heeft gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] een keer met haar voet duwde, waardoor [slachtoffer] wat ongelukkig terecht kwam. Verdachte denkt dat er wel dingen zijn gezegd die niet gezegd hadden moeten worden. Dat kan emotionele of psychologische mishandeling zijn. Zij hebben [slachtoffer] wel eens in haar plas in bed laten liggen en haar kamer had er ook nooit zo uit mogen komen te zien, aldus verdachte. [36]
Toen [medeverdachte] op 7 mei 2019 een melding deed bij de politie dat [slachtoffer] niet was thuisgekomen en verbalisant [verbalisant 1] haar thuisbracht, schold [medeverdachte] - zoals eerder overwogen - [slachtoffer] uit. [verbalisant 1] beschrijft in zijn proces-verbaal dat hij bijval zocht bij verdachte toen hij [medeverdachte] aansprak op haar wijze van bejegenen van [slachtoffer] . Verdachte sprak [slachtoffer] echter ook verwijtend toe en zei dingen zoals: “maar [slachtoffer] , zie je dan niet wat je mama aandoet?”, “heb je niet in de gaten hoe moeilijk je het mama maakt?” en “het is jouw schuld dat mama zo doet, want als jij lief zou zijn, dan zou mama ook wel anders doen”. [37]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte betrokken was bij de opvoeding van [slachtoffer] . Hij woonde samen met [medeverdachte] , [slachtoffer] en hun andere kinderen in hetzelfde huis. Verdachte was op de hoogte van de straffen die [medeverdachte] aan [slachtoffer] uitdeelde, maar greep hierbij niet in. Hij hielp [medeverdachte] zelfs met het sluiten van de deuren en heeft ook niet ingegrepen toen [medeverdachte] [slachtoffer] trapte en [slachtoffer] - zoals hij aangeeft - ongelukkig terecht kwam. En toen [medeverdachte] [slachtoffer] uitschold waar de politieagent bij was, greep hij ook niet in maar sloot hij zich juist aan bij [medeverdachte] door [slachtoffer] verwijtend toe te spreken.
Concluderend
Verdachte is de vader van [slachtoffer] . [38] Op grond van artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek is hij daarom wettelijk verplicht tot verzorging en opvoeding van [slachtoffer] .
Van een hulpeloze toestand kan worden gesproken indien gevaar bestaat voor het leven of de gezondheid van de hulpbehoevende, terwijl de hulpbehoevende zichzelf niet redden kan. Hiervan kan bij een minderjarige sprake zijn indien niet wordt voldaan aan de primaire levensbehoeften van het kind, waaronder de noodzakelijke voeding, nachtrust, lichamelijke verzorging en een veilige leefomgeving.
Verdachte heeft, als zorgplichtige, de mishandelingen van [medeverdachte] laten voortduren, terwijl [slachtoffer] - als minderjarig kind - van de zorg van haar beide ouders afhankelijk was (en is). Verdachte greep niet in, terwijl er door de aanhoudende mishandelingen gevaar bestond voor de gezondheid van [slachtoffer] .
Verdachte heeft, gelet op het voorgaande, [slachtoffer] in een hulpeloze toestand gelaten. Het ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Daarbij overweegt de rechtbank dat in de tenlastelegging is opgenomen dat [medeverdachte] de echtgenote is van verdachte. Dit berust op een kennelijke misslag die door de rechtbank verbeterd wordt gelezen. De verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en
met 7 mei 2019 te Tiel
, althans in Nederland,zich schuldig heeft gemaakt aan het in hulpeloze toestand laten van zijn dochter [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 2007),
door niet in te grijpen, geen hulp te zoeken of niet met [slachtoffer] weg te gaan, op momenten waarvan hij wist dat
haar echtgenotezijn partnerdie [slachtoffer] mishandelde en
/ofstrafte en
/ofvernederde en
/ofuitschold en
/ofkleineerde en
/ofopsloot en
/ofbuitensloot en
/oflichamelijke/sanitaire verzorging en
/ofvoeding onthield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast dient verdachte een taakstraf te verrichten van 80 uren te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - uiterst subsidiair - bepleit dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, nu een onvoorwaardelijke straf nadelig is voor het gezin en daarmee voor [slachtoffer] . Bovendien zijn er door Jeugdbescherming Gelderland grote fouten gemaakt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De partner van verdachte heeft hun minderjarig kind [slachtoffer] over een periode van enkele jaren veelvuldig mishandeld. [slachtoffer] werd op haar kamer opgesloten zonder voeding en speelgoed, maar ook buitengesloten, uitgescholden en onthouden van de noodzakelijke lichamelijke verzorging. Zij werd regelmatig zo lang op haar kamer opgesloten dat niet anders kon dan in haar broek, uit het raam of in bed plassen. [slachtoffer] heeft zich hierdoor ongewenst, onveilig en minderwaardig gevoeld. Zij noemde zichzelf een ‘kutkind’ en gaf aan dat haar moeder haar toch niet thuis wilde hebben. Zij kon toch niets goed doen, vond zijzelf. Bovendien hebben de gedragingen van de partner van verdachte een grote invloed gehad op het geestelijke welzijn van [slachtoffer] . Zo speelde zij meermalen ‘kindermartelaartje’ met haar pop en schold zij deze op heftige wijze uit. Voor [slachtoffer] was dit gedrag kennelijk normaal speelgedrag.
Verdachte was op de hoogte van hetgeen zijn partner deed, maar greep niet in. Hij liet de buitengewoon onveilige en ongezonde situatie voor [slachtoffer] op die wijze in stand. Verdachte heeft de schuld van de ontspoorde relatie met zijn dochter [slachtoffer] veelal buiten zichzelf gelegd en remde zijn partner niet in haar drang om op deze wijze controle te willen houden over het gedrag van [slachtoffer] . [slachtoffer] was volgens hem een moeilijk opvoedbaar kind en het gezin kreeg niet de hulp die het nodig had. De rechtbank is echter van oordeel dat de schuld voor verstoorde verhoudingen nooit bij een kind kan en mag worden gelegd. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van een kind en moeten, wanneer zich daarbij problemen voordoen die hen boven het hoofd groeien, tijdig op zoek gaan naar en vervolgens ook daadwerkelijk openstaan voor hulpverlening. Met name aan dat laatste heeft het bij verdachte ontbroken. Het in hulpeloze toestand laten van een kind kan en mag nooit een oplossing zijn. De partner van verdachte is veel te ver gegaan in het straffen van [slachtoffer] . Deze straffen hebben een grote weerslag gehad op de ontwikkeling en het welzijn van [slachtoffer] . Verdachte heeft niet ingegrepen en daardoor [slachtoffer] benadeeld.
De rechtbank houdt er rekening mee dat het feiten betreft die langer geleden hebben plaatsgevonden en dat het sindsdien enigszins beter lijkt te gaan. Verdachte heeft nog steeds moeite hulp te aanvaarden en samen te werken met de Jeugdbescherming, maar [slachtoffer] woont weer thuis en de situatie lijkt te zijn verbeterd. De reclassering schat het recidiverisico laag in. Verdachte is bovendien first offender.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigen en dat dus niet - zoals de raadsman heeft bepleit - kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank is bovendien van oordeel dat er een voorwaardelijke straf als stok achter de deur dient te worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank acht het niet in het belang van [slachtoffer] om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
Alles overziend, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf in deze zaak passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren opleggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 255 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
· verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
· verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
· verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
· verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
· veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en
mr. S.P.H. Brinkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers en mr. H. Jansen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2021.
mr. S.P.H. Brinkman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL600-2019203195, gesloten op 9 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 661.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
6.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 32-33.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag ‘Forensische Geneeskundige GGD Gelderland-Zuid’ van 16 mei 2019, p. 34 en p. 38.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte , p. 669.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 620.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 46-47.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Advies spoedeisende zorg’ van Jeugdbescherming Gelderland van 10 mei 2016, p. 210-214.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten het contactjournaal van 25 november 2015, p. 180.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 616-619.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 614.
21.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 609.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten het contactjournaal van 28 mei 2019, p. 309.
24.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 344.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 363.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 116.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 116.
31.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , p. 122.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Advies spoedeisende zorg’ van Jeugdbescherming Gelderland van 10 mei 2016, p. 210.
34.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 618.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
36.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 664-670.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.