ECLI:NL:RBGEL:2021:5642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
05.274987.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzetten van een hennepkwekerij en het voorhanden hebben van vuurwapens

Op 11 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte werd beschuldigd van het telen van 218 hennepplanten en het voorhanden hebben van een enkelloops kogelgeweer en een dubbelloops hagelgeweer, zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 maart 2019 in Nijbroek een hennepkwekerij had opgezet, waar de politie een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en henneptoppen aantrof. De verdachte had verklaard dat de kwekerij van hem was en dat hij de geweren had verworven in ruil voor oud ijzer. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet beroepsmatig handelde en niet kon weten dat de wapens van diefstal afkomstig waren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het telen van hennep en het voorhanden hebben van vuurwapens, maar sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit van het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uren op, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/274987-19
Datum uitspraak : 11 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat in Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
27 september 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst, opzettelijk al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 218 hennepplanten en/of (in totaal) ongeveer 4280 gram henneptoppen/hennepgruis, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 218 hennepplanten en/of 4280 gram
henneptoppen/hennepgruis, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een enkelloops kogelgeweer, van het merk Anschütz, type 1418 Stutzen, kaliber .22 LR en/of
- een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Beretta, type 686 Silver Pigeons, kaliber 12,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
98 stuks kogelpatronen van het kaliber .22 LR voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2017 tot en met 19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een of meerdere wapens (Anschütz en/of Beretta) en/of munitie heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 maart 2019 werd door de politie op het woonadres van verdachte, aan [adres] , een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 218 planten. De planten waren verdeeld over twee kweekruimten, waren ongeveer zes weken oud en stonden in het beginstadium van de bloeifase. De kweekruimten waren ingericht met assimilatielampen, irrigatiesystemen en koolstoffilters. De politie trof ook twee droogruimtes aan. De ene ruimte bevond zich in één van de kweekruimtes en was ingericht met droogbedden en netten. In die ruimte lagen ook zeen strijkijzer, een canacutter en grote gripzakken. De andere ruimte bevond zich in het achterste gedeelte van een andere schuur op het perceel, in elke schuur ook campers, caravans en vouwagens stonden. Op de begane grond stond een stellage. Op de eerste verdieping stonden 100 droogbedden en een droog/verpakruimte ingericht met keukenblok en een grote elektronische weegschaal. Op meerdere plekken lagen verpakkingsmiddelen. De politie vond daar ook een vuilniszak en een grote gripzak met in beide zakken hennepgruis. Ook trof de politie twee grote speciekuipen en een grote tas met daarin een gesealde zwarte zak met daarin drie grote gripzakken gedroogde henneptoppen aan. [2] Deze gripzakken zijn gewogen. De gripzak met hennepgruis woog 613 gram en de vuilniszak met hennepgruis 502 gram. De aangetroffen gripzakken henneptoppen wogen respectievelijk 1056, 1054 en 1055 gram. [3]
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen hennepkwekerij van hem is. [4] In de woning vond de politie een enkelloops kogelgeweer van het merk Anschütz, type 1418 Stutzen, kaliber .22 LR en een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Beretta, type 686 Silver Pigeons, kaliber 12. Ook trof de politie 98 stuks kogelpatronen van het kaliber .22 LR aan. Verdachte had hiervoor geen vergunning. [5] Deze geweren zijn weggenomen bij een woninginbraak in 2017. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft beroepsmatig een grote hoeveelheid l hennep geteeld, met als doel daarmee geld te verdienen. Daarnaast had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de twee wapens en 98 stuks kogelpatronen van diefstal afkomstig waren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat gelet op de werkwijze van verdachte, het mislukken van de eerste oogst, het niet illegaal aftappen van stroom en overige omstandigheden niet kan worden gesproken van het handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat niet bewezen kan worden dat de aangetroffen munitie een door een misdrijf verkregen goed betreft. In de aangifte (met bijlage) van [naam] worden geen kogelpatronen van 22 kaliber genoemd. Verder wist verdachte niet en kon hij ook niet redelijkerwijs vermoeden dat de geweren van diefstal afkomstig bleken te zijn. De oud ijzerhandelaar had de geweren zichtbaar in zijn auto liggen en deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was om die tegen oud ijzer te ruilen. Verdachte had ook geen idee van de waarde ervan. Verdachte dient dan ook van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 19 maart 2019 in een pand aan [adres] (gemeente Voorst) met opzet 218 hennepplanten heeft geteeld. Hennep is een middel dat op de bij de Opiumwet behorende lijst II is vermeld. [7]
Verder is in totaal 4280 gram aan henneptoppen/-gruis aangetroffen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze henneptoppen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De zakken met henneptoppen en hennepgruis lagen in een schuur van verdachte, waarin verdachte in het voorste gedeelte ook campers, caravans en vouwwagens stalde. [8] In de schuur was een afgetimmerde ruimte met een deur. Verdachte heeft deze deur op verzoek van de politie met een sleutel geopend. [9] In de schuur zijn verder diverse goederen aangetroffen die te relateren zijn aan de hennepteelt.
Verdachte heeft verklaard dat hij deze schuur heeft verhuurd aan iemand die jaren geleden is overleden. Sindsdien is hij niet meer in de schuur geweest. De spullen moeten nog van die verhuurder zijn. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk omdat verdachte enkel een naam en verder geen gegevens van deze verhuurder kan noemen noch kan specificeren wanneer de schuur dan precies verhuurd is of een verklaring heeft waarom hij nooit meer in zijn schuur is geweest. Onder die omstandigheden schuift de rechtbank de verklaring van verdachte als onaannemelijk terzijde. De schuur is van verdachte en niet is gebleken dat de spullen in die schuur van een ander dan verdachte zijn.
De rechtbank overweegt verder dat de kwekerij niet grootschaliger en professioneler van opzet was dan in het merendeel van de zaken het geval is. Dat verdachte gebruik maakte van een canacutter en droogrekken is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende om van beroeps- of bedrijfsmatige teelt te spreken. De rechtbank is van oordeel dat de teelt daarom niet heeft plaatsgevonden in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Gelet op het aantal planten dat is aangetroffen (meer dan 200), kan wel worden bewezen dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 186;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 194-195;
- het proces-verbaal van onderzoek vuurwapen dubbelloops hagelgeweer, p. 202-203;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2021.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 30 november 2017 tot en met 19 maart 2019 in [plaats] een enkelloops kogelgeweer van het merk Anschütz (type 1418 Stutzen, kaliber .22 LR), een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Beretta (type 686 Silver Pigeons, kaliber 12) en munitie heeft verworven en voorhanden gehad. De wapens bleken van diefstal afkomstig te zijn.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de munitie een door een misdrijf verkregen goed betreft. Uit de aangifte van [naam] blijkt dat bij de woninginbraak twee dozen munitie kaliber 12 en 0.308 zijn weggenomen. Dat zijn niet de kogelpatronen van 22 kaliber die bij verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de geweren heeft geruild voor een partij oud ijzer, bij een oud ijzerhandelaar die hij niet kende. De handelaar had geen bijhorende vergunningen. Verdachte wist dat deze vereist waren, maar heeft daar niet op doorgevraagd. [10] Gelet op deze omstandigheden is verdachte te kort geschoten in zijn onderzoeksplicht naar de herkomst van de wapens, zodat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld en redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de wapens door misdrijf verkregen goederen betroffen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst, opzettelijk
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijkheeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer218 hennepplanten en
/of (in totaal
) ongeveer4280 gram henneptoppen/hennepgruis,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 218 hennepplanten en
/of4280 gram
henneptoppen/hennepgruis
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op
of omstreeks19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst
een of meerderewapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een enkelloops kogelgeweer, van het merk Anschütz, type 1418 Stutzen, kaliber .22 LR en/of
- een dubbelloops hagelgeweer, van het merk Beretta, type 686 Silver Pigeons, kaliber 12,
zijnde
(een)vuurwapen
(s
)in de vorm van een geweer
, revolver en/of pistoolvoorhanden heeft gehad en
/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
98 stuks kogelpatronen van het kaliber .22 LR voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 30 november 2017 tot en met 19 maart 2019 te Nijbroek, gemeente Voorst,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een of meerderewapens (Anschütz en
/ofBeretta)
en/of munitieheeft verworven en voorhanden gehad
en/of overgedragen, terwijl hij
(telkens)ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
feit 3:
schuldheling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak zal worden afgedaan met bijna zeven maanden is overschreden. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte de geweren heeft ontvangen tegen ruiling van een partij ijzer en hij dacht daarmee vogels die het plastic om het wintervoer kapot maakten weg te kunnen jagen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat de geweren niet gebruikt konden worden. Bij het hagelgeweer zat immers geen munitie en bij het kogelgeweer was er geen patroonmagazijn aanwezig.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een forse kwekerij gehad. Als reden heeft hij gegeven dat zijn melkveebedrijf ten gevolge van een nieuwe Fosfaatwet die in 2017 in werking is getreden, is financieel in zwaar weer is geraakt. Verdachte had forse investeringen gedaan in de bouw van een nieuwe koeienstal. Door de nieuwe, strengere fosfaatwetgeving moest hij terug naar het aantal koeien dat hij vóór de uitbreiding had, waarmee zijn investering van ongeveer een miljoen euro verloren ging.
Verdachte heeft daarom de keuze gemaakt om in een schuur bij zijn woning een hennepkwekerij op te tuigen en in te richten. Verdachte heeft zich daarbij enkel laten leiden door financieel gewin. Daarnaast zijn bij verdachte twee geweren en kogelpatronen aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn. Ook dat is een strafbaar feit.
De rechtbank houdt bij de strafmaat rekening met dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat aan hem een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de geweren niet geladen waren.
Gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank ziet in het blanco strafblad in combinatie met het feit dat het vonnis twee jaar en bijna zeven maanden nadat in de schuur van verdachte een hennepkwekerij is aangetroffen aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen. De rechtbank sluit zich dan ook aan bij de eis van de officier. Dat betekent dat zij verdachte 200 uren taakstraf oplegt, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en daarnaast om de ernst van het feit uit te drukken. De proeftijd zal worden gesteld op 2 jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het de laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Gaastra, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019325055, gesloten op 22 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 10-13.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 321.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 186, kennisgevingen van inbeslagneming, p. 188, 190 en 192.
6.Proces-verbaal van aangifte [naam] , p. 211-212.
7.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 12.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2021.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 186.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2021.