ECLI:NL:RBGEL:2021:564

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
C/05/382920 / KG RK 21-61
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk na schikking in hoofdzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 februari 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster, die zich niet-ontvankelijk verklaard zag. Het wrakingsverzoek was ingediend na een schikking die op 27 november 2020 was getroffen in een eerdere procedure tussen verzoekster en haar (ex)werkgever. Tijdens deze mondelinge behandeling had verzoekster haar vordering ingetrokken, en was er een finale kwijting afgesproken. Verzoekster stelde dat zij onder druk van de rechter had getekend en dat de rechter zich niet op feiten had gebaseerd, wat haar tot de schikking had gedwongen. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de hoofdzaak inmiddels was beëindigd en er geen verdere bemoeienis van de rechter meer mogelijk was. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking na beëindiging van de zaak. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet in haar verzoek kon worden ontvangen, en dat er geen mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nodig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/382920 / KG RK 21-61
Beslissing van 1 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende te Duiven
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.T.G. Roovers,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 december 2020, door de rechtbank ontvangen op 6 januari 2021 alsmede het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de zaak met nummer 8244628 \ CV EXPL 19-5543, gehouden op 27 november 2020.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer
8244628 \ CV EXPL 19-5543 tussen verzoekster en haar (ex)werkgever, (de vennoten van) de vennootschap onder firma [belanghebbende] . In die zaak heeft ten overstaan van de rechter op 27 november 2020 een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij verzoekster in persoon procedeerde. Tijdens die mondelinge behandeling is een schikking getroffen die in het proces-verbaal is vastgelegd. Deze schikking houdt kort gezegd in dat verzoekster haar vordering intrekt en dat de vennootschap onder firma [belanghebbende] geen aanspraak maakt op een proceskostenveroordeling. Vervolgens is de zaak doorgehaald.
2.2.
Blijkens haar schriftelijke wrakingsverzoek legt verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag dat zij zich bij het treffen van de schikking heeft gebaseerd op onjuiste en misleidende informatie van de rechter omdat de rechter zich niet baseerde op feiten. Verzoekster stelt dat zij door toedoen van haar (ex)werkgever is uitgevallen en dat zij een burnout, ernstige depressie en PTSS heeft gekregen, wat heftige gebeurtenissen zijn. Volgens verzoekster is de rechter daaraan voorbij gegaan en heeft hij gezegd dat zij haar rechten heeft opgegeven op het moment dat zij een vaststellingsovereenkomst met haar (ex)werkgever tekende waarbij finale kwijting is afgesproken. De daarbij afgesproken finale kwijting was volgens de rechter lastig te omzeilen, aldus verzoekster. Ook zou er volgens de rechter geen causaal verband zijn met het handelen van haar (ex)werkgever, aldus verzoekster. Door deze opmerkingen had verzoekster het gevoel dat zij geen keus had en niet meer kon winnen en is zij tijdens de mondelinge behandeling akkoord gegaan met een schikking. De schikking die op papier werd gezet heeft zij niet gelezen en blind getekend omdat de rechter al had verteld wat de deal was, te weten: ‘A ik procedeer niet verder en B de proceskosten komen te vervallen’ en ook omdat de rechter (ter afleiding) een praatje met haar maakte. Verzoekster betoogt dat zij niet zou hebben getekend als zij had gelezen dat in de schikking stond dat zij haar vordering introk. Verzoekster is van mening dat op haar druk is uitgeoefend om de handtekening te zetten, hetgeen volgens haar onrechtmatig is. Zij beschouwt haar handtekening als niet gezet en wenst alsnog schadevergoeding van haar (ex)werkgever.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij de rechter die de zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Wraking is een middel om de (on)partijdigheid van een rechter aan de orde te stellen met het doel te voorkomen dat die rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel, voorkomen van bemoeienis met de zaak, kan in dit geval niet meer worden bereikt. In de hiervoor genoemde hoofdzaak hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling immers een schikking getroffen waarbij verzoekster haar vordering heeft ingetrokken en het geschil is beëindigd. Hierna is met toestemming van partijen de zaak op 27 november 2020 doorgehaald en daarmee is de zaak ten einde gekomen. Het wrakingsverzoek van 21 december 2020 is dus ingediend nadat de door de rechter behandelde zaak is beëindigd. Er is dan ook geen zaak meer aanhangig waarmee de rechter, op wie het wrakingsverzoek betrekking heeft, bemoeienis zal hebben. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat een zaak is beëindigd. Om die reden kan verzoekster niet in haar wrakingsverzoek worden ontvangen. Daarbij overweegt de wrakingskamer dat het kennelijk door verzoekster gewenste doel, schadevergoeding van haar (ex)werkgever, ook niet met wraking kan worden bereikt.
3.3.
Gelet op de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1 aanhef en sub c. van het Wrakingsprotocol rechtbank Gelderland, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. S.J. Peerdeman, A.F. Germs-de Goede en J.M. Graat in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Modderman en in openbaar uitgesproken op 1 februari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.