ECLI:NL:RBGEL:2021:563

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
05.036325.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door extreem hoge snelheid en rijden onder invloed

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 februari 2019 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval in Apeldoorn, waarbij een 18-jarige fietser om het leven kwam. De verdachte reed met een snelheid tussen de 104 en 116 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Ondanks dat hij bekend was met de weg en wist dat hij een fietsoversteekplaats zou passeren, heeft hij met hoge snelheid doorgereden, waardoor hij niet in staat was om tijdig te remmen en de fietser aanreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en kreeg een rijontzegging van 1 jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor rijden onder invloed, omdat de resultaten van de ademanalyse niet als bewijs konden worden gebruikt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.036325.19
Datum uitspraak : 4 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1965] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.Y. Taekema, advocaat in Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op 21 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Europaweg en de Eendrachtstraat, daarmede rijdende over de weg, de Europaweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Europaweg) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
ter hoogte van die kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte die weg (de Europaweg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een snelheid gelegen tussen de 104 en 116 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, die kruising is op- en overgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fietser, welke fietser, -komende uit de richting van de Parallelweg van de Europaweg-, doende was die Europaweg oversteken in de richting van de Eendrachtstraat,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Europaweg en de Eendrachtstraat, daarmede rijdende over de weg, de Europaweg,
ter hoogte van die kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte die weg (de Europaweg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een snelheid gelegen tussen de 104 en 116 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, die kruising is op- en overgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fietser, welke fietser, -komende uit de richting van de Parallelweg van de Europaweg-, doende was die Europaweg oversteken in de richting van de Eendrachtstraat,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 275 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachtes schuld aan het ongeval onvoldoende is komen vast te staan. Het is aannemelijk dat verdachte op het moment van het ongeval met een te hoge snelheid heeft gereden, maar over het rijgedrag van het slachtoffer is weinig tot niets bekend geworden. Er dient derhalve vrijspraak te volgen voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Indien kan worden vastgesteld dat verdachte aanmerkelijk sneller heeft gereden dan de toegestane snelheid, kan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit mogelijk bewezen worden.
Voorts is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte voorafgaand aan het ongeval te veel alcohol heeft gedronken en dat hij daarom niet aan het verkeer mocht deelnemen. Voor die strafverzwarende omstandigheid onder 1 primair en 1 subsidiair dient vrijspraak te volgen, evenals voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 8 februari 2019 om ongeveer 20.00 uur heeft gereden over de Europaweg te Apeldoorn. Verdachte wist dat op deze weg een maximumsnelheid van 50 km/u geldt. Verdachte heeft het slachtoffer niet gezien terwijl hij reed. Hij hoorde een klap, is gestopt en is uitgestapt. Hij zag dat hij iemand had aangereden. Die persoon lag op de weg. [2] De politie kwam ter plaatse. Zij zagen dat een personenauto, een [merk auto] voorzien van kenteken [kenteken] , op de Europaweg stond tussen het Rabobank gebouw en het politiebureau. De personenauto stond met de voorzijde in de richting van de Rijksweg Al en was aan de voorzijde zwaar beschadigd. Er lag een slachtoffer op de grond aan de achterzijde van de [merk auto] . Verdachte is aangesproken en bevestigde dat hij de bestuurder van deze auto was. [3] Het overleden slachtoffer bleek [slachtoffer] te zijn. [4]
Er is onderzoek gedaan naar de snelheid waarmee verdachte heeft gereden. Verdachte heeft kort voor het ongeval het kruispunt Europaweg-Jachtlaan, waar ook de maximumsnelheid 50 km/u bedraagt, gepasseerd. Volgens de onderzoekers reed een voertuig, vrijwel zeker de [merk auto] van verdachte, daar sneller dan andere voertuigen. Dit voertuig naderde de stopstreep van het betreffende kruispunt met een indicatieve snelheid van minimaal 68 km/u en maximaal 75 km/u. Vanaf dat kruispunt tot het kruispunt Europaweg-Eendrachtstraat (de plaats van het ongeval) liep de snelheid fors op. [5] Aan de hand van camerabeelden is over een afstand van 12 meter de gemiddelde snelheid van 110 km/u berekend. De kansintervalgrenzen bij een kans van 95% van die gemiddelde snelheid zijn 104 km/u als ondergrens en 116 km/u als bovengrens. [6] Hoewel verdachte heeft aangevoerd dat hij het onaannemelijk acht dat hij zo hard gereden heeft, heeft de rechtbank geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid van de onderzoeksbevindingen. Zij gaat daarom uit van de hierin weergegeven snelheden.
Uit onderzoek is verder gebleken dat het aannemelijk is dat het verkeersongeval is veroorzaakt door de extreem grote overschrijding van de ter plaatse toegestane snelheid door verdachte, die de [merk auto] bestuurde. [7]
Met betrekking tot het rijden onder invloed.
De rechtbank dient verder de vraag te beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte direct voorafgaand en ten tijde van het ongeval heeft gereden onder invloed van alcohol en ook of verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte vooraf niet te veel alcohol heeft genuttigd om aan het verkeer deel te nemen. De uitkomst van het voorlopige ademonderzoek was een P/A code, een score waarmee een ervaren bestuurder verder mag rijden. Verdachte is vervolgens echter ten onrechte aangemerkt als verdachte voor het rijden onder invloed op grond van waarnemingen, namelijk dat zijn adem riekte naar het inwendig gebruik van alcohol en dat hij bloeddoorlopen ogen had. Deze omstandigheden vormen in het verkeersrecht echter niet de zogenoemde Trias Alcoholica, de drie omstandigheden die samen een objectief gegronde verdenking vormen voor rijden onder invloed. Die drie omstandigheden zijn: dranklucht, waggelende gang en belemmerd spraakgebruik. De ademanalyse die later op het politiebureau is verricht had niet bevolen mogen worden en de resultaten daarvan dienen van het bewijs uitgesloten te worden, aldus de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat blijkens het “proces-verbaal rijden onder invloed” het voorlopige ademonderzoek “P/A” als resultaat gaf. Verdachte is vervolgens, ondanks deze uitslag, gevorderd aan een ademanalyse mee te werken, omdat de verbalisant had waargenomen dat de adem van verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank en dat verdachte bloeddoorlopen ogen had.
Het voorlopig ademonderzoek is geregeld in paragraaf 3.2. van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. In de Instructie handhaving rijden onder invloed (hierna: Instructie) worden regels gegeven voor het opsporen van rijden onder invloed van alcohol, drugs en geneesmiddelen in het wegverkeer. Uit de Instructie blijkt dat een verdenking ontstaat wanneer de uitslag van het voorlopig ademonderzoek “F” of “A” inhoudt. Dan kan een bevel medewerking ademanalyse volgen. Bij een uitslag “P/A” houdt de aanduiding P van pass voor de ervaren bestuurder in dat hij niet verdacht is. Enkel als het voorlopige ademonderzoek geen uitsluitsel zou geven is een verdenking mogelijk op grond van uiterlijke kenmerken, te weten dranklucht én waggelende gang én belemmerde spraak (de Trias Alcoholica). Onder die omstandigheden kan, in dat geval, een bevel medewerking ademanalyse volgen.
De rechtbank concludeert dat bij de vordering tot medewerking aan de ademanalyse het strikte stelsel van waarborgen waarmee de ademanalyse is omgeven niet is nageleefd. Het enkele feit dat de verbalisant bij verdachte een dranklucht rook, was onvoldoende om hem - nadat het voorlopig ademonderzoek een uitslag “P/A” had opgeleverd - aan een ademanalyse te onderwerpen. Er is dus geen sprake geweest van “een onderzoek” in de zin van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De resultaten van de ademanalyse worden uitgesloten van het bewijs. Er kan derhalve niet bewezen worden dat verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol en/of verkeerde in een toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit leidt tot partiële vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid en ook tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot de mate van schuld.
Verdachte heeft vlak voor het ongeval met een extreem hoge snelheid over de Europaweg te Apeldoorn gereden. Een binnen de bebouwde kom gelegen weg, die hij goed kende en waar maximaal 50 km/u was toegestaan. Het was op dat moment donker, de straatverlichting brandde, het wegdek was nat en het zicht op de zijwegen van de Europaweg werd op plaatsen belemmerd door bosschages. Deze omstandigheden maakten dat verdachte niet alleen goed had moeten opletten op de weg, maar ook op zijn snelheid, teneinde te kunnen anticiperen op overige weggebruikers. Verdachte heeft dat niet gedaan. Verdachte heeft na het passeren van de kruising met de Jachtlaan, welke kruising hij al genaderd was met een snelheid van minimaal 68 km/u, zijn snelheid nog eens fors verhoogd, terwijl hij wist dat hij kort daarna (ter hoogte van de Eendrachtstraat) een fietsoversteekplaats zou passeren. Het zicht op kruisende weggebruikers wordt daar ontnomen door bosschages. Gelet op het tijdstip, rond 20.00 uur, kon verdachte op die kruising verkeer verwachten. Ter terechtzitting heeft verdachte over die oversteekplek zelfs verklaard dat het niet een kruising is als de andere kruisingen met de Europaweg. Dit moge zo zijn, het is een kruisende weg, met daarop mogelijk andere verkeersdeelnemers. Desondanks is verdachte deze kruising met een snelheid gelegen tussen de 104 en 116 km/u gepasseerd. Verdachte was door die snelheid niet meer in staat om overige weggebruikers (tijdig) te zien, om nog te reageren en om te remmen. Hij heeft het slachtoffer dat al fietsend overstak niet gezien en vol geraakt. Uit onderzoek is gebleken dat -ongeacht de snelheid waarop het slachtoffer fietste- de kritieke snelheid waarop reageren door verdachte nog mogelijk was onder de snelheid van 75 km/u lag. Alleen al door de extreem hoge snelheid waar verdachte mee reed heeft het slachtoffer geen schijn van kans gehad.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat het verkeersongeval is veroorzaakt door onoplettendheid van verdachte in combinatie met de extreem grote overschrijding van de ter plaatse binnen de bebouwde kom toegestane snelheid, terwijl het donker was, het wegdek nat was en het zicht op de zijwegen werd belemmerd. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig rijden.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks8 februari 2019 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Europaweg en de Eendrachtstraat, daarmede rijdende over de weg, de Europaweg,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig
, onoplettend en/of onachtzaamheeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke
hoeveelheid alcoholhoudende drank,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Europaweg) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/of
ter hoogte van die kruising, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand die hij, verdachte die weg (de Europaweg) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
met een snelheid gelegen tussen de 104 en 116 kilometer per uur,
in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,die kruising is op- en overgereden en
/of
is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen meteen fietser, welke fietser, -komende uit de richting van de Parallelweg van de Europaweg-, doende was die Europaweg oversteken in de richting van de Eendrachtstraat,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
“Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.”

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
  • ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden is geweest.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte voorafgaand aan het ongeval langere tijd veel te hard heeft gereden over de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Ondanks dat Nederland een fietsland bij uitstek is heeft verdachte geen rekening gehouden met de fietsoversteekplaats die hij op het punt stond te passeren. Hoewel verdachte het ongetwijfeld niet gewild heeft, heeft hij een verschrikkelijk ongeluk veroorzaakt. Het gezin waarvan het slachtoffer deel van uitmaakte is nog steeds kapot van hetgeen hun zoon en broer is overkomen en zij zijn niet in staat hun leven weer op te pakken. Gelet op de ernst van het feit en de generale preventie acht de officier van justitie de eis passend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte zal daardoor zijn baan verliezen, vermoedelijk zijn woning verliezen en daardoor ook de zorg voor zijn zoon verliezen. De verdediging heeft verzocht verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en/of een taakstraf van aanmerkelijke duur. Met name gelet op de gevolgen voor de familie Van Meer zou verdachte wellicht die door de rechtbank op te leggen straf kunnen aanvaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig verkeersongeval met dodelijke afloop. Hij heeft met een snelheid die ver boven de maximumsnelheid lag over de Europaweg in Apeldoorn gereden. Omdat hij ter plaatse bekend is, wist hij ook dat hij een fietsoversteekplaats zou passeren. Desondanks is verdachte met hoge snelheid blijven rijden en was verdachte niet meer in staat nog tijdig te remmen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte heeft door zijn handelen een jonge man van 18 jaar die nog een hele toekomst voor zich had uit het leven gerukt. Uit de ter terechtzitting door de moeder van [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het gezin, begrijpelijkerwijs, nog dagelijks veel verdriet heeft van het gemis van [slachtoffer] . Vanwege dat gemis, de herinneringen en het verdriet die plekken in het huis telkens aan [slachtoffer] opriepen zijn zij inmiddels verhuisd naar een andere woning.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank, naast het bovenstaande, rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een feit als het bewezenverklaarde waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen, wordt volgens de landelijke oriëntatiepunten van straftoemeting die de rechtbanken hanteren als uitgangspunt gegeven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van twee jaar, indien sprake is van ernstige schuld. Indien sprake is van een zeer hoge mate van schuld wordt volgens de landelijke oriëntatiepunten als uitgangspunt gegeven een acht maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van drie jaar.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het volgende.
Het heeft erg lang geduurd voordat de zaak op zitting is aangebracht, hetgeen niet aan verdachte is te wijten. Hierdoor hangt (de uitkomst van) de zaak al 2 jaar boven het hoofd van verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte moeilijk in staat is om zich over het ongeval en de ernstige gevolgen daarvan te uiten. Ook tijdens een gesprek met de reclassering is verdachte maar heel summier geweest met het verstrekken van informatie. Hierdoor was het voor de reclassering niet mogelijk een advies te geven over interventies en/of toezicht.
De rechtbank heeft bij de strafmaat in aanmerking genomen dat uit het oogpunt van vergelding en generale preventie het feit te ernstig is om dit niet met ten minste een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging af te doen, ook al heeft dit mogelijk vergaande consequenties voor verdachtes zorg voor zijn zoon, zijn werk, en/of woning. De rechtbank ziet aanleiding voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur omdat verdachte, ondanks dat al veel tijd is verstreken, nog moeilijk inzicht geeft waardoor onder meer de kans op herhaling moeilijk kan worden ingeschat.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar voor dit feit passend.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
1 (één) jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2021.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019059630, gesloten op 12 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 januari 2021.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 193.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 227.
5.Kort proces-verbaal analyse VRI data, p. 66.
6.Rapport beeldonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, p. 179.
7.Aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, p. 131.