ECLI:NL:RBGEL:2021:5627

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
05/181170-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ex-militairen wegens nalatigheid tijdens beveiliging van Joodse school

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen twee ex-militairen, die beiden zijn veroordeeld tot 40 uren taakstraf wegens overtreding van artikel 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 februari 2020, waarbij de verdachten, als leden van het Eskadron Hoog Risico Beveiliging van de Koninklijke Marechaussee, verantwoordelijk waren voor de beveiliging van een Joodse school in Amsterdam. Tijdens hun dienst waren beide verdachten niet oplettend; één verdachte keek op zijn telefoon en de ander viel in slaap. Dit leidde tot ernstige nalatigheid in hun beveiligingstaak, wat potentieel gevaarlijk was voor de leerlingen en personeel van de school.

De officier van justitie had vrijspraak gevraagd voor de opzetvariant van de tenlastelegging, maar stelde dat de schuldvariant wel bewezen was. De verdediging betoogde dat er geen opzet was en dat de verdachten niet in ernstige mate nalatig waren geweest, aangezien er geen directe dreiging was op dat moment. De militaire kamer oordeelde echter dat de verdachten in ernstige mate nalatig waren geweest, gezien het substantieel verhoogde dreigingsniveau voor de Joodse gemeenschap in Nederland. De rechtbank sprak de verdachten vrij van de opzetvariant, maar achtte de schuldvariant wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De verdachten hebben geen eerdere veroordelingen en hebben openhartig verklaard over hun handelen. De rechtbank legde hen een taakstraf op van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/181170-20
Datum uitspraak : 18 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. B. Damen, advocaat in Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij als militair op of omstreeks 10 februari 2020, te of nabij Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met Marechaussee der 2e klasse [medeverdachte] , althans alleen,
als operator/medewerker van het Eskadron Hoog Risico Beveiliging van de Koninklijke Marechaussee, belast met het bewaken en beveiligen van de Joodse school [naam 1] , opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, zich heeft onttrokken aan, dan wel zich ongeschikt heeft gemaakt of laten maken voor een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid, althans die verplichting niet heeft vervuld dan wel niet in staat was te vervullen, door toen en daar opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig zijn, verdachtes, ogen gericht te houden op het scherm van een mobiele telefoon en/of te gaan slapen, althans in slaap te vallen of te sukkelen, in elk geval niet voortdurend paraat en waakzaam te zijn geweest, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade is ontstaan aan, althans te duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te weten leerlingen en/of leerkrachten en/althans bezoekers van de Joodse school [naam 1] en/of voor het gebouw van genoemde school en/of de zich daarin bevindende personen en goederen , de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten de beveiliging van de Joodse school [naam 1] door de Koninklijke Marechaussee, dan wel de veiligheid, hierin bestaande dat daardoor geen voortdurend toezicht mogelijk was op het door hem, verdachte, en/of verdachtes mededader te bewaken en/of te observeren object en personen en/of de directe omgeving daarvan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 februari 2020 was verdachte samen met Marechaussee der tweede klasse [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) belast met de statische beveiliging van het [naam 1] te Amsterdam. [2] Verdachte was op dat moment werkzaam als operator bij het Eskadron Hoog Risico Beveiliging (hierna: HRB) van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) evenals medeverdachte. [3] Nadat zij “clean area” hadden gemaakt
(de militaire kamer begrijpt: de omgeving controleren en veilig maken)bij de Joodse school [naam 1] , namen zij beiden plaats in hun voertuig. Op enig moment zat verdachte met zijn hoofd naar beneden op zijn telefoon te kijken. Medeverdachte zat op dat moment met zijn ogen dicht. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde overtreding van artikel 107 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Dit betreft de opzetvariant. Volgens de officier van justitie is wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde overtreding van artikel 108 van het Militair Wetboek van Strafrecht. Dit betreft de schuldvariant.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op het onttrekken aan zijn bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid. Er kan hoogstens worden gesteld dat verdachte op dit punt nalatig is geweest, maar niet in ernstige mate. Bovendien kan niet worden bewezen dat er gevaar was te duchten, nu het gebouw goed beveiligd was en collega’s nabij waren. De raadsman heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de opzet- als de schuldvariant van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de militaire kamer
Met betrekking tot overtreding van artikel 107 Wetboek van Militair Strafrecht
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat verdachte geen opzet heeft gehad op het onttrekken aan zijn bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van overtreding van artikel 107 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Met betrekking tot overtreding van artikel 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Op 10 februari 2020 ’s ochtends uur reden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] patrouille tijdens de uitvoering van hun dienst bij het HRB Eskadron bij de Joodse scholen in Amsterdam. Rond 07:45 uur reden zij de Hellenburg in Amsterdam in. Aan het einde van deze straat stond een herkenbaar voertuig van de KMar geparkeerd. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden naar dat voertuig toe. Omdat het donker was zagen zij niet wie er in het voertuig zaten. Op 15 meter van het voertuig zetten zij daarom hun grote licht aan. Zij zagen verdachte en medeverdachte in het voertuig zitten. Verdachte zat achter het stuur met zijn hoofd omlaag en medeverdachte zat achterover op de bestuurdersstoel met zijn ogen dicht. Zij reageerden niet op het aanzetten van het grote licht door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Hierbij was de gehele binnenzijde van het voertuig waarin verdachte en medeverdachte zaten zeer duidelijk verlicht. Ook de tweede keer dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hun grote licht aanzetten, reageerden verdachte en medeverdachte niet. Hetzelfde geldt voor de derde keer dat met groot licht werd geseind en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het voertuig inmiddels tot op 2 meter waren genaderd. [5]
Stichting [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is een adviesorgaan ter bescherming van de Joodse gemeenschap in Nederland. Uit het door [naam 2] opgemaakte dreigingsrapport 2019 volgt dat het dreigingsniveau is gestegen sinds 2017 en dat het substantieel te noemen is met een score van 63,5 (oranje niveau). Het nationale dreigingsniveau zoals gepubliceerd door de NCTV is hierbij ook betrokken. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte bij de meisjesingang stonden geparkeerd, terwijl een ander koppel bij de jongensingang stond geparkeerd. Hij en medeverdachte gingen in hun voertuig zitten, omdat de inloop nog niet was begonnen. Verder heeft hij verklaard dat hij moest letten op alle voertuigen en personen die langs het gebouw rijden en lopen. Hij was verantwoordelijk voor het bewaken en beveiligen van het object. Hij zat echter op zijn telefoon naar vakanties te kijken. Als hij niet op zijn telefoon had gekeken, dan had hij gezien dat medeverdachte zijn ogen dicht had en had hij zelf kunnen waarnemen en medeverdachte wakker kunnen maken. Hoewel het niet zijn bedoeling was, hebben hij en medeverdachte een gat in de beveiliging laten vallen. [7]
Medeverdachte heeft verklaard dat zij de personen die naar binnen gaan beveiligen. Normaliter gaan hij en zijn collega in het voertuig zitten nadat zij een “clean area” hebben gemaakt en letten zij erop of zij vreemde dingen zien zoals een auto die meerdere keren door de straat rijdt. Op 10 februari 2020 begonnen hij en verdachte om 07:00 uur met het maken van “clean area”. Toen zij vervolgens in het voertuig zaten, zakte medeverdachte even weg. Volgens medeverdachte duurde dit hooguit een paar minuten. [8] Hierdoor kon hij op dat moment eigenlijk niet zijn beveiligingstaak ten behoeve van de Joodse school [naam 1] uitvoeren. [9]
Op grond van het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat zowel verdachte als medeverdachte gedurende enkele minuten niet de waakzaamheid hebben betracht die van hen op grond van hun taak mocht worden verwacht. Nadat zij “clean area” hadden gemaakt, behoorden zij er immers voor te zorgen dat de directe omgeving van de school ook daadwerkelijk “clean” bleef. Doordat beide verdachten tegelijkertijd niet oplettend en waakzaam waren, zijn zij in ernstige mate nalatig geweest. Het dreigingsniveau was immers substantieel. Hieraan doet niet af dat er nog geen mensen de school zouden zijn binnengegaan, de zogenaamde inloop. Ook voordat een inloop begint en nadat “clean area” is gemaakt kan sprake zijn van een dreiging voor de school en de personen die de school bezoeken. Ook het beveiligingsniveau van de school zelf doet hier niet aan af. De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde overtreding van artikel 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair op
of omstreeks10 februari 2020, te of nabij Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met Marechaussee der 2e klasse [medeverdachte] ,
althans alleen,
als operator/medewerker van het Eskadron Hoog Risico Beveiliging van de Koninklijke Marechaussee, belast met het bewaken en beveiligen van de Joodse school [naam 1] ,
opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig, zich heeft onttrokken aan
, dan wel zich ongeschikt heeft gemaakt of laten maken vooreen bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid, althans die verplichting niet heeft vervuld dan wel niet in staat was te vervullen, door toen en daar
opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig zijn, verdachtes, ogen gericht te houden op het scherm van een mobiele telefoon
en/of te gaan slapen, althans in slaap te vallen of te sukkelen, in elk geval niet voortdurend paraat en waakzaam te zijn geweest, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade
is ontstaan aan, althanste duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en
/ofgoederen, te weten leerlingen en
/ofleerkrachten en
/althansbezoekers van de Joodse school [naam 1] en
/ofvoor het gebouw van genoemde school en
/ofde zich daarin bevindende personen en goederen, de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten de beveiliging van de Joodse school [naam 1] door de Koninklijke Marechaussee, dan wel de veiligheid, hierin bestaande dat daardoor geen voortdurend toezicht mogelijk was op het door hem, verdachte, en
/ofverdachtes mededader te bewaken en
/ofte observeren object en personen en
/ofde directe omgeving daarvan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van als militair aan zijn schuld te wijten zijn dat hij een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid niet vervult, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade te duchten is voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, dan wel de veiligheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 40 uren werkstraf, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft tijdens zijn dienst ten behoeve van de Joodse school [naam 1] korte tijd op zijn telefoon gezeten, terwijl zijn collega even was weggezakt. Hierdoor is tijdens een korte tijd sprake geweest van te duchten gevaar voor de veiligheid van [naam 1] en de mensen die [naam 1] bezoeken zoals leerlingen en docenten. Dit neemt de militaire kamer verdachte kwalijk, omdat het nu juist zijn taak was ervoor te zorgen dat door onder andere door middel van een “clean area” te maken en deze “clean” te houden de veiligheid van de personen die die dag naar [naam 1] zouden gaan veilig zou zijn.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 2 september 2021 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast weegt de militaire kamer in het voordeel van verdachte dat hij een disciplinair strafontslag heeft gekregen en dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door open en eerlijk vanaf het eerste moment te verklaren.
Alles overwegende acht de militaire kamer de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. Y. van Wezel, rechter, en
Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2021.
Mr. Y.H.M. Marijs en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Staf Commandant Koninklijke Marechaussee, Kabinet – Cluster Integriteit, Sectie Interne Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27/AZ-20-400008, gesloten op 17 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van relaas, p. 6 en 7.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 81; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 106.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 83 en 84.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2020, p. 35 en 36.
6.Een schriftelijk stuk zijnde het Dreigingsrapport 2019, Het dreigingsniveau van de Joodse gemeenschap in Nederland, p. 41, 48 en 54.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 84, 86 en 89.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 107 en 108.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 110.