ECLI:NL:RBGEL:2021:562
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om zorgmachtiging op basis van zelfbindingsverklaring Wvggz
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van een zelfbindingsverklaring, opgesteld door betrokkene en zijn zorgverantwoordelijke. De zelfbindingsverklaring, die op 22 april 2020 was ondertekend, had een maximale duur van een jaar. De advocaat van betrokkene stelde dat er op dat moment geen sprake was van omstandigheden die een zorgmachtiging rechtvaardigden, aangezien betrokkene geen psychose vertoonde, geen harddrugs of softdrugs gebruikte in een mate die zijn gedrag beïnvloedde, en hij zijn medicatie innam. De advocaat verzocht primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om beperking van de duur van de machtiging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel ondervond, zoals vereist voor verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat de informatie van het FACT-team en de onafhankelijk psychiater niet voldoende onderbouwd was om te concluderen dat betrokkene op dat moment in een crisis verkeerde die verplichte zorg vereiste. De rechtbank concludeerde dat de criteria voor verplichte zorg niet waren vervuld en wees het verzoek af.
De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter F.G. van Arem, in tegenwoordigheid van griffier D.M.J. Schoolderman. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.