ECLI:NL:RBGEL:2021:562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
C/05/382758 / FA RK 21-229
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om zorgmachtiging op basis van zelfbindingsverklaring Wvggz

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van een zelfbindingsverklaring, opgesteld door betrokkene en zijn zorgverantwoordelijke. De zelfbindingsverklaring, die op 22 april 2020 was ondertekend, had een maximale duur van een jaar. De advocaat van betrokkene stelde dat er op dat moment geen sprake was van omstandigheden die een zorgmachtiging rechtvaardigden, aangezien betrokkene geen psychose vertoonde, geen harddrugs of softdrugs gebruikte in een mate die zijn gedrag beïnvloedde, en hij zijn medicatie innam. De advocaat verzocht primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om beperking van de duur van de machtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel ondervond, zoals vereist voor verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat de informatie van het FACT-team en de onafhankelijk psychiater niet voldoende onderbouwd was om te concluderen dat betrokkene op dat moment in een crisis verkeerde die verplichte zorg vereiste. De rechtbank concludeerde dat de criteria voor verplichte zorg niet waren vervuld en wees het verzoek af.

De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter F.G. van Arem, in tegenwoordigheid van griffier D.M.J. Schoolderman. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/382758 / FA RK 21-229
Datum uitspraak: 27 januari 2021
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfplaats: te [adres] ,
op grond van een zelfbindingsverklaring, geldend tot en met 21 april 2021,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Steenbrink te Arnhem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 januari 2021;
- het e-mailbericht van mr. J. Steenbrink van 22 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 25 januari 2021.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
de advocaat van betrokkene;
mr. L. Ruessink, officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland;
mw. [naam] , SPV-er van het FACT-team;
ook was aanwezig dhr. [naam 2] , als verpleegkundige verbonden aan Pro Persona.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De advocaat van betrokkene heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling een e-mail naar de rechtbank verzonden waarin hij aangeeft dat hij betrokkene heeft gesproken en betrokkene hem heeft aangegeven dat hij niet gehoord wil worden. Daarom zal zonder verhoor van betrokkene zelf op het verzoek worden beslist.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
De SPV-er heeft naar voren gebracht dat betrokkende op dit moment onder begeleiding bij het RIBW in Culemborg woont. De zelfbindingsverklaring die betrokkene heeft opgesteld, is op zich onvoldoende om te waarborgen dat betrokkene stabiel blijft en niet decompenseert. De SPV-er onderschrijft het ernstig nadeel dat in de medische verklaring staat opgesomd. Zo zou betrokkene de laatste weken mogelijk cannabis gebruiken en meer prikkelbaar zijn naar de behandelaren van het FACT. Het risico bestaat bij verder gebruik dat hij zich meer terugtrekt, zichzelf verwaarloost, mogelijk medicatie staakt en opnieuw psychotisch ontregelt. Om verplichte zorg te geven is een zorgmachtiging nodig voordat de behandelaren verplichte zorg kunnen toepassen. Wanneer betrokkene decompenseert, wil hij geen contact meer met zijn behandelaren en wijst hij hulp af. Betrokkene neemt zijn medicatie alhoewel hij regelmatig aangeeft daarmee te willen stoppen.
2.3.
De officier van justitie handhaaft het verzoek. Op grond van de stukken is gebleken dat betrokkene op dit moment onvoldoende meewerkt en/of aan het afglijden is. Een zorgmachtiging is noodzakelijk om betrokkene verplichte zorg te geven. De vorm van verplichte zorg ‘het opnemen in een instelling’ zal alleen gegeven worden indien bij betrokkene sprake is van ernstig nadeel als gevolg van een psychiatrische toestand waarbij ambulante hulpverlening onvoldoende blijkt. Indien de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring, dient het verzoek te worden gelezen als een reguliere zorgmachtiging.
2.4.
De advocaat van betrokkene voert verweer tegen het verzoek. Betrokkene heeft samen met zijn zorgverantwoordelijke een zelfbindingsverklaring opgesteld op grond van art. 4:1 Wvggz. Deze verklaring heeft een maximale duur van een jaar en is op 22 april 2020 ondertekend door de betrokken partijen. Gelet op art. 5 lid 5 Wvggz dient pas op het moment dat ernstig nadeel dreigt een verzoek voor een zorgmachtiging bij de rechtbank worden ingediend waarna de rechtbank binnen drie werkdagen moet beslissen op dit verzoek. Op dit moment is echter geen sprake van omstandigheden die in de zelfbindingsverklaring staan. Er is bij betrokkene geen sprake van een psychose, hij gebruikt geen harddrugs en softdrugs in een mate dat die zijn gedrag, functioneren en zelfzorg beïnvloedt, hij neemt zijn medicatie in en hij gaat het contact met de ambulante hulpverlening niet uit de weg. De – in het verzoek verzochte – vormen van verplichte zorg zijn op dit moment niet nodig. Gelet op het voorgaande stelt de advocaat van betrokkene zich primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Subsidiair verzoekt de advocaat om de duur van de machtiging te beperken. Er is sprake van een zelfbindingsverklaring die geldig is tot en met 21 april 2021. Na deze periode kan worden bekeken hoe het met betrokkene gaat en of een zorgmachtiging nog nodig is.
2.5.
Op grond van de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat bij betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis sprake is van ernstig nadeel – zoals genoemd in de zelfbindingsverklaring – waarvoor hij verplichte zorg nodig heeft. Betrokkene neemt volgens mevrouw Raat van het FACT-team zijn medicatie in en rommelt daar wel eens mee. Uiteindelijk neemt hij de medicijnen wel in maar maakt dat telkens wel bespreekbaar. Door de advocaat van betrokkenen wordt betwist dat hij op dit moment in een psychose zit, harddrugs en/of softdrugs gebruikt en het contact met zijn behandelaren uit de weg zou gaan. De rechtbank is door de toelichtingen op zitting onvoldoende gebleken dat dit een onjuiste weergave is van de situatie van betrokkene. Dat betrokkene ‘mogelijk cannabis zou gebruiken’ zoals door de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring van 12 januari 2021 is gesteld, is ter zitting onvoldoende onderbouwd. De ‘forse dreigementen’ zoals in dezelfde medische verklaring is gesteld, lijken te zijn achterhaald. Ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat betrokkene op dit moment fors dreigend is.
2.6.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz: voor gedwongen zorg bestaat geen aanleiding. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2021 door mr. F.G. van Arem, rechter, in tegenwoordigheid van D.M.J. Schoolderman, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.