ECLI:NL:RBGEL:2021:5596

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5776
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens en weigering tot verstrekking door verweerder

In deze zaak heeft eiser, [Eiser A], beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het CIZ, waarin zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens werd afgewezen. Eiser was van mening dat de verstrekking van zijn persoonsgegevens niet volledig was, omdat loggingsgegevens ontbraken. Verweerder verklaarde echter dat er geen loggingsgegevens waren opgeslagen en dat deze dus niet konden worden verstrekt. Eiser betoogde dat verweerder loggingsgegevens zou moeten opslaan en verwees naar de Wet inzake de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) en verschillende NEN-normen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiser niet op deze regelingen was gebaseerd en dat de gegevens die verweerder over eiser verwerkte, niet onder de reikwijdte van de WGBO en de genoemde NEN-normen vielen.

Daarnaast weigerde verweerder om persoonsgegevens van eisers moeder te verstrekken, omdat alleen de door de kantonrechter benoemde mentor van eisers moeder een verzoek als bedoeld in artikel 15 van de AVG kan doen. Eiser was niet de mentor van zijn moeder, en een volmacht van zijn moeder aan eiser om fouten te herstellen, maakte dit niet anders. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatige verwerkingen door verweerder en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5776

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 oktober 2021

in de zaak tussen

[Eiser A] , te [plaats A] , eiser,

en

het CIZ, verweerder.

(gemachtigden: mr. L.H.M. Hemmer en mr. J.L. Dane)

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 september 2020.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2021. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 12 november 2019 heeft eiser verweerder, voor zover hier van belang, onder verwijzing naar artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) verzocht hem een volledig overzicht te verstrekken van alle gegevens die verweerder thans verwerkt over eiser en de gegevens die verweerder over hem verwerkte op 15 oktober 2014, met inbegrip van de loggegevens. Volgens het verzoek moeten de te verstrekken (log)gegevens in ieder geval betreffen alle gegevens over eiser die betrekking hebben op zijn moeder, [A] , alsmede alle overige gegevens die verweerder met betrekking tot eiser verwerkt. Uit de te verstrekken loggegevens moet blijken wie bij eiser de vermelding wettelijk contactpersoon heeft gewijzigd, op welk moment en in opdracht van wie.
1.1.
Verweerder heeft op het verzoek beslist bij besluit van 12 december 2019. Hierbij heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn verzoek betrekking heeft op het dossier van zijn moeder, maar dat alleen de mentor van zijn moeder zo’n verzoek kan doen. Op het bezwaar dat eiser heeft gemaakt tegen het besluit van 12 december 2019, heeft verweerder beslist bij besluit van 6 februari 2020. Hierbij heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en zich daarbij op het standpunt gesteld dat het betrekking heeft op het dossier van de moeder van eiser en dat een dergelijk verzoek alleen door de mentor van zijn moeder kan worden gedaan.
1.1.1.
Op dezelfde dag heeft verweerder opnieuw beslist op het verzoek. Bij dit besluit heeft verweerder eiser meegedeeld dat van eiser de volgende persoonsgegevens worden verwerkt: naam, contactgegevens, handtekening en verder eventuele persoonsgegevens zoals die voortvloeien uit door eiser gestuurde correspondentie inzake het dossier van zijn moeder, van aanvang van het dossier tot en met heden.
1.2.
Het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 21 september 2020 gegrond verklaard en daarbij is een overzicht van de persoonsgegevens verstrekt waarbij is aangegeven welk onderdeel van artikel 15 van de AVG van toepassing is.
1.3.
Tegen dit besluit is het beroep van eiser gericht. In beroep stelt eiser onder meer dat de onrechtmatige verwerkingen door verweerder schade veroorzaken, die hij wil verhalen. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij daarmee niet beoogt een verzoek als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te doen. Eiser legt in het aanvullend beroepschrift uit waarom naar zijn mening het bestreden besluit onjuist is. De rechtbank beoordeelt hieronder het beroep aan de hand van deze beroepsgronden, zoals toegelicht op de zitting.
Heeft verweerder onder het besluit van 21 september 2020 een juiste rechtsmiddelenclausule opgenomen?
2.. Eiser betoogt dat onder het besluit van 21 september 2020 ten onrechte is vermeld dat daartegen beroep kon worden ingesteld. Pas in dit besluit is medegedeeld welke gegevens over hem worden verwerkt. Voor zover hij het niet eens was met die verstrekte gegevens had hij bezwaar moeten kunnen maken. Dit was immers ook zo bij de besluiten van 6 februari 2020.
2.1.
Het standpunt van eiser is onjuist. De systematiek en de uitgangspunten van de Awb over het beslissen op een bezwaarschrift brengen met zich dat een besluit op aanvraag in bezwaar in volle omvang wordt heroverwogen en dat deze heroverweging de gelegenheid biedt fouten te herstellen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 6 februari 2020 omdat volgens hem de verstrekking van het overzicht van verwerkte persoonsgegevens niet voldeed aan het bepaalde in artikel 15 van de AVG. In het bestreden besluit onderschrijft verweerder dit standpunt en verstrekt verweerder een overzicht dat volgens verweerder wel voldoet aan artikel 15 van de AVG. Er is geen reden om in dit geval het bestreden besluit niet meer te beschouwen als het resultaat van de heroverweging in bezwaar. Het bestreden besluit is dus niet genomen in strijd met artikel 7:11 van de Awb.
Op welke gegevens heeft het verzoek betrekking?
3. Het verzoek op grond van artikel 15 van de AVG heeft betrekking op persoonsgegevens van eiser die bij verweerder berusten, op persoonsgegevens van zijn moeder voor zover die in relatie staan met persoonsgegevens van hemzelf en op loggingsgegevens. Met betrekking tot deze laatste gegevens gaat het eiser om gegevens waaruit blijkt wie in het medisch dossier van zijn moeder eisers naam als contactpersoon heeft vervangen door een andere naam.
Heeft verweerder met de verstrekking van de eigen persoonsgegevens van eiser voldaan aan dit onderdeel van eisers verzoek?
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens die hij van eiser verwerkt en daarbij aangegeven welk onderdeel van artikel 15 van de AVG van toepassing is. Eiser heeft deze verstrekking op zichzelf niet bestreden, maar is van opvatting dat deze niet volledig is omdat daarbij geen loggingsgegevens zijn verstrekt.
Heeft verweerder het verstrekken van loggingsgegevens kunnen weigeren?
5. Op grond van artikel 15 van de AVG heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de informatie die in dat artikel onder a. tot en met h is beschreven.
Verweerder heeft verklaard dat, waar het de persoonsgegevens van eiser betreft, geen loggingsgegevens zijn opgeslagen. Die kunnen dus ook niet verstrekt worden. Eiser onderbouwt niet waarom daaraan zou moeten worden getwijfeld. Eiser heeft nog wel betoogd dat verweerder loggingsgegevens zou moeten opslaan en heeft verwezen naar de Wet inzake de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) en NEN7510, NEN7512 en NEN7513. Het verzoek van 12 november 2019 is echter niet op deze regelingen gebaseerd en niet is gebleken dat de gegevens die verweerder over eiser verwerkt, onder de reikwijdte van de WGBO en de genoemde NEN-normen vallen.
Heeft verweerder het verstrekken van persoonsgegevens van eisers moeder kunnen weigeren?
6. Niet in geschil is dat de kantonrechter van deze rechtbank ten behoeve van [A] mentorschap heeft ingesteld. Verweerder betoogt terecht dat alleen de mentor van [A] een verzoek als bedoeld in artikel 15 van de AVG kan doen als het over haar persoonsgegevens gaat. Eiser is niet de mentor van zijn moeder. Daarom kan eiser niet om de persoonsgegevens van zijn moeder verzoeken en hoeft verweerder geen aanleiding te zien om deze gegevens aan eiser te verstrekken. Dat eiser, zoals hij stelt, een onherroepelijke volmacht van zijn moeder heeft om fouten te herstellen, maakt dat niet anders. De wet schrijft namelijk voor wie een verzoek kan doen, en dat is omdat er een mentor is benoemd niet eiser en ook niet zijn moeder.
Is er een (andere) reden voor vernietiging van het bestreden besluit?
7. Eiser stelt dat verweerder handelt in strijd met wet- en regelgeving. Zoals uit het voorgaande blijkt, is daarvan geen sprake.
7.1.
De stelling van eiser dat verweerder handelt in strijd met een of meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, onderbouwt hij niet. Voor zover eiser betoogt dat het besluit genomen is in strijd met het motiveringsbeginsel, is deze stelling, gelet op het bovenstaande, onjuist.
Moet de rechtbank prejudiciële vragen stellen?
8. Eiser verzoekt de rechtbank prejudiciële vragen te stellen indien onduidelijkheid bestaat over de uitleg van het recht van de Unie. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding omdat geen sprake is van onduidelijkheid over de uitleg van het recht van de Unie.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzitter, mr. W.P.C.G. Derksen en mr. M. Ichoh, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: . 20 oktober 2021
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage 1.
Wettelijk kader.
De Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 15.
Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden
gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het
recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde
profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de
betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden
verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.
Burgerlijk Wetboek, boek 1.
Artikel 450.
1. Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen.
2. Indien te verwachten is dat een minderjarige op het tijdstip waarop hij meerderjarig zal worden, in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren, kan het mentorschap reeds voor de meerderjarigheid worden ingesteld.
3. Het mentorschap kan eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
4. De rechter bij wie een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten dan wel een zorgmachtiging of een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg aanhangig is, is tevens bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot instelling van een mentorschap.
Artikel 453.
1. Tenzij uit wet of verdrag anders voortvloeit, is de betrokkene tijdens het mentorschap onbevoegd rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde rechtshandelingen vertegenwoordigt de mentor de betrokkene in en buiten rechte, tenzij op grond van wet of verdrag vertegenwoordiging uitgesloten is. De mentor kan de betrokkene toestemming verlenen deze rechtshandelingen zelf te verrichten.
3. Ten aanzien van andere handelingen dan rechtshandelingen betreffende de in het eerste lid genoemde aangelegenheden treedt de mentor, voor zover de aard van de desbetreffende handeling dit toelaat, in plaats van de betrokkene op.
4. De mentor geeft aan de betrokkene raad in hem betreffende aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard en waakt over diens belangen ter zake.
5. Verzet de betrokkene zich tegen een handeling van ingrijpende aard in aangelegenheden als in het tweede en derde lid bedoeld, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 5. Toestemming van wettelijk vertegenwoordiger 3
[…]
4. De rechten van de betrokkene, bedoeld in hoofdstuk III van de verordening, worden ten aanzien van betrokkenen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, ten aanzien van onder curatele gestelden en ten aanzien van betrokkenen ten behoeve van wie een bewind of mentorschap is ingesteld, uitgeoefend door hun wettelijk vertegenwoordigers, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.
[…]