1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 28 januari 2021 te Wezep en/of Elburg en/of Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 28 januari 2021 te Apeldoorn en/of Elburg en/of Wezep, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (ongeveer 3,28 gram en ongeveer 71 zogenoemde XTC-pillen) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (ongeveer 22,55 gram), zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 28 januari 2021 te Elburg, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type [merk 1] , kaliber 9mm
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 48, althans een of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber .22 (merk [merk 2] ) en/of
- 6, althans een of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber .243 (merk [merk 3] ) en/of
- 12, althans een of meer hagelpatro(o)n(en), kaliber .12 en/of
- 5 althans een of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber .22 lr en/of
- 1 kogelpatroon, kaliber .45 (merk [merk 4] ) en/of
- 1 knalpatroon, kaliber .38 special (merk [merk 5] )
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder, zijnde een onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk [merk 1] , kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte werd op 19 oktober 2019 gecontroleerd bij een inval in een drugspand in Nunspeet. Op dat moment was hij in het bezit van diverse ponypacks met cocaïne en een grote hoeveelheid contant geld. Naar aanleiding van anonieme meldingen is vervolgens op 28 januari 2021 door de politie nader onderzoek ingesteld naar verdachte door onopvallend zicht te houden op de woning waar hij veelal verbleef aan de [adres 2] . Verbalisant [verbalisant 1] zag verdachte rond 16.28 uur naar buiten komen. Rond 16.31 uur kwam een [auto] de straat in rijden. Deze kwam naast de auto van verdachte tot stilstand, waarna de bestuurder het bestuurdersraam opende, verdachte naar het voertuig liep en daar voorovergebogen stond. Dit contact duurde nog geen halve minuut. Hierna reed de [auto] weg. De tenaamgestelde van het voertuig, [naam 1] , is een bekende harddrugsgebruiker.
Rond 20.45 uur diezelfde dag kwam het voertuig van verdachte tot stilstand bij een appartementencomplex aan de Veldbloemenlaan in Elburg. Daar stond een man, naar later bleek [naam 2] , te wachten. [naam 2] boog voorover in het voertuig van verdachte en verbalisant [verbalisant 2] zag een overdracht. [naam 2] werd hierna aangesproken en bleek twee ponypacks met vermoedelijk cocaïne aanwezig te hebben. Hierop werd hij aangehouden.
De politie heeft verdachte vervolgens gevolgd en aangehouden. Hij gaf aan dat hij in zijn onderbroek drugs had zitten en zeven XTC-pillen had liggen in de woning aan de [adres 2] . Gedurende zijn insluiting op het politiebureau werd tijdens de fouillering bij verdachte een brok pure cocaïne en een ponypack met - vermoedelijk - cocaïne aangetroffen. In het voertuig van verdachte werden later ook nog drie ponypacks met vermoedelijk cocaïne aangetroffen.
Verdachte heeft bekend dat hij in cocaïne heeft gedeald. Hij kocht de cocaïne puur in en versneed deze zelf..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ten laste gelegde periode niet kan worden bewezen. Pas vanaf 1 oktober 2018 heeft verdachte met enige regelmaat drugs verkocht. Het dossier biedt geen steun voor een bewezenverklaring van de handel in drugs vóór deze periode. Verder dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bekend cocaïne te hebben versneden, verkocht en afgeleverd vanaf eind 2018. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de
geheleten laste gelegde periode cocaïne heeft gedeald, dus vanaf
1 februari 2016.
Getuige [getuige 1] heeft op 20 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds vijf of zes jaar cocaïne gebruikt. Verdachte was zijn vaste dealer. Hij kocht altijd bij verdachte en heeft nooit elders cocaïne gekocht.
Op verzoek van de verdediging is getuige [getuige 1] op 1 juli 2021 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft daar verklaard dat hij sinds een jaar of vijf drugs gebruikt. Zijn eerste bestelling cocaïne was bij verdachte. [getuige 1] weet zeker dat hij sinds vijf jaar drugs gebruikt, omdat hij vijf jaar geleden voor het eerst naar een hardcore feestje ging.
Getuige [getuige 2] heeft op 6 februari 2021 bij de politie verklaard dat hij sinds ongeveer vijf jaar, dus sinds 2015/2016 drugs gebruikt. Al die jaren kocht hij zijn cocaïne in principe bij verdachte. Zijn eerste contact met verdachte was ongeveer vijf jaar geleden.
Op verzoek van de verdediging is getuige [getuige 2] op 1 juli 2021 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft daar verklaard dat hij verdachte in 2015 heeft ontmoet. Toen kocht hij wel cocaïne bij verdachte, maar niet met regelmaat.
De rechtbank stelt vast dat twee getuigen, onafhankelijk van elkaar, bij de politie hebben verklaard sinds 2015 of 2016 cocaïne van verdachte te hebben gekocht. Zij hebben dit ook allebei, onafhankelijk van elkaar, nadien bevestigd bij de rechter-commissaris. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen en stelt, gelet daarop, vast dat verdachte in ieder geval sinds het begin van de ten laste gelegde periode, 1 februari 2016, cocaïne heeft verkocht. Dat verdachte dit pas sinds eind 2018
met regelmaatzou hebben gedaan, zoals de verdediging heeft bepleit, leidt niet tot een ander oordeel. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is immers niet vereist dat de cocaïne met regelmaat werd verkocht.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld, zodat verdachte van dat bestanddeel zal worden vrijgesproken.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 35-38;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 48-49;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 187-191;
- het proces-verbaal NFiDENT met bijlagen, p. 192-199;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 200-201;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 208-210;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021.