In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking die aan eiseres waren opgelegd. Eiseres, een handelaar in auto's, betwistte de naheffingsaanslagen die waren gebaseerd op elektronische camerabeelden van een auto die gebruik maakte van de weg op 11, 12 en 13 mei 2020. Eiseres stelde dat de auto die op de camerabeelden was vastgelegd niet haar auto was, omdat deze niet was voorzien van handelaarskentekenplaten en niet voldeed aan de kenmerken van haar bedrijfsvoorraad. Eiseres onderbouwde haar stelling met een factuur en werkorder die aantoonden dat de auto op dat moment niet in gebruik was.
De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de auto die op de genoemde data was gesignaleerd, daadwerkelijk de auto uit de bedrijfsvoorraad van eiseres betrof. De rechtbank vond de verklaring van eiseres geloofwaardig en aannemelijk, en concludeerde dat de naheffingsaanslagen en de boetebeschikking ten onrechte waren opgelegd. De beroepen van eiseres werden gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar werden vernietigd, en de rechtbank droeg de Belastingdienst op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken en de noodzaak voor de Belastingdienst om voldoende bewijs te leveren voor het opleggen van naheffingsaanslagen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.