ECLI:NL:RBGEL:2021:554
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in drugs, specifiek ketamine en amfetamine. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat door de officier is vastgesteld op € 1.794,-. De rechtbank heeft de zaak op een openbare terechtzitting behandeld, waarbij de officier van justitie zijn vordering heeft gehandhaafd en de verdediging zich heeft aangesloten bij de toewijzing van de vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de drugshandel. Dit oordeel is gebaseerd op verklaringen van vijf getuigen die betrokken waren bij de aankoop van drugs van de veroordeelde. De getuigen hebben gedetailleerde informatie verstrekt over de hoeveelheden en prijzen van de drugs die zij van de veroordeelde hebben gekocht. Op basis van deze verklaringen heeft de rechtbank berekend dat de totale opbrengst van de veroordeelde € 4.115,- bedroeg, terwijl de inkoopkosten € 2.321,- waren. Dit resulteert in een geschat wederrechtelijk voordeel van € 1.794,-.
De rechtbank heeft de veroordeelde vervolgens veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarnaast heeft de rechtbank de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 27 dagen, zoals toegestaan onder artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.