ECLI:NL:RBGEL:2021:553

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
05.058381.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Geneesmiddelenwet door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op 17 december 2001. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en ketamine, alsook van het verkopen en verstrekken van deze middelen. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 januari 2020 in Hulshorst ongeveer 41,35 gram MDMA en 38,45 gram ketamine in haar bezit had. Tijdens een politiezoeking in de woning van de verdachte en haar medeverdachte werden deze middelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat zij medepleger was van de feiten. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand en een werkstraf van 120 uur. De verdediging pleitte voor toepassing van het jeugdsanctierecht, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar blanco strafblad. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en legde daarnaast een werkstraf van 100 uur en een leerstraf van 20 uur op. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding door de reclassering en het stoppen met het gebruik van ketamine.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/058381-20
Datum uitspraak : 29 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op 17 december 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. M.G. Pekkeriet, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,35 gram MDMA (4,75 gram MDMA en/of 100 MDMA tabletten), in elk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld, in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad, te weten 38,45 gram, althans een hoeveelheid, Ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine;
3
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van de feiten 1 en 3 moet verdachte worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt niet dat zij andere middelen dan ketamine aanwezig heeft gehad of heeft verkocht.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 15 januari 2020 heeft de politie een zoeking gedaan in een woning aan de [adres 2] . In een kluis werden een witte ton met daarin een gripzak met vermoedelijk xtc-pillen en een tweede witte ton met een gripzak met vermoedelijk MDMA aangetroffen. [2]
Over de pillen heeft de politie beschreven dat het gaat om 100 pillen die in totaal 36,60 gram wegen. [3] Het NFI heeft de stoffen onderzocht en geconcludeerd dat het gaat om kristallen (4,75 gram) en tabletten (36,60 gram) die MDMA bevatten. [4]
Tijdens de zoeking waren onder andere verdachte en haar toenmalige vriend, medeverdachte [medeverdachte] , in de woning aanwezig. [5]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres 2] woont en dat de pillen van zijn vriendengroep waren en de MDMA kristallen nog over waren van een feestje. [6]
Verdachte heeft verklaard dat zij niet bij [medeverdachte] woonde, maar wel eens bij hem sliep. Zij hebben vanaf oktober 2019 een relatie (gehad). [7] Verdachte heeft verklaard dat ze wist dat er xtc pillen in de woning lagen. Het was goedkoper om meer pillen in te kopen en die werden gebruikt als ze naar een feestje gingen. [8] Ter zitting heeft ze verklaard wel eens xtc uit de kluis te hebben klaargelegd voor gebruik in huis. [9] Verdachte wist de code van de kluis. [10] [medeverdachte] had haar de code van de kluis gegeven. [11]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de MDMA in de woning en dat de MDMA zich ook in haar machtssfeer bevond. De rechtbank is verder van oordeel dat sprake is van medeplegen van dit feit met [medeverdachte] . Daarmee is feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verdachte is voor dit feit een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 121-123;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 124-125;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 217-219.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte soms alleen en soms samen met medeverdachte [medeverdachte] ketamine verkocht en verstrekte.
Feit 3
Verdachte heeft ontkend andere middelen dan ketamine te hebben verkocht. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Er zijn twee chatgesprekken in de telefoon van verdachte aangetroffen die volgens de politie mogelijk betrekking hebben op de feitelijke verkoop door verdachte van iets anders dan ketamine, namelijk de chats met [naam 1] en [naam 2] . Deze personen zijn niet als getuigen gehoord, terwijl uit het politieonderzoek onvoldoende duidelijk is geworden waarop in de chats werd gedoeld. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte zelf MDMA of amfetamine heeft verkocht.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij mensen uit zijn vriendengroep wel eens heeft voorzien van drugs, onder andere speed. [12] Tijdens het verhoor bij de politie heeft [medeverdachte] daarover verklaard dat de drugs dan op tafel lag en hij daar niets aan verdiende. Volgens hem heeft verdachte van dat laatste een paar keer wat gezegd, waarbij hij heeft verwezen naar een chatbericht van verdachte met als inhoud dat de vrienden ook wel eens wat mee mogen nemen als ze bij hen (de rechtbank begrijpt: verdachte en [medeverdachte] ) eten, drinken en gebruiken. [13]
Zoals hierboven vermeld, heeft verdachte ter zitting verklaard dat ze bij [medeverdachte] in de woning wel eens xtc klaarlegde voor gebruik. Tijdens de zitting heeft ze verder verklaard ook wel amfetamine op de plaat te hebben klaargelegd om te gebruiken op avonden met vrienden. Ze hield ook in een aangetroffen notitieboekje bij wat [medeverdachte] aan amfetamine verstrekte en was daar ook regelmatig bij aanwezig. [14]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] bij de verstrekking van MDMA en amfetamine. De rechtbank beoordeelt de intellectuele en materiële bijdrage van verdachte daarbij gezien de weergegeven bewijsmiddelen van voldoende gewicht. De rechtbank zal haar partieel vrijspreken voor het medeplegen van het verkopen van harddrugs, ondanks dat ze – afgaande op haar eigen verklaring - wel behulpzaam is geweest bij de administratie van mensen die nog moesten betalen. De rechtbank hecht daarbij belang aan het uit het dossier naar voren komende algemene beeld dat de financiële kant van de in- en verkoop letterlijk en figuurlijk voor rekening kwam van [medeverdachte] .
Aldus acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] MDMA en amfetamine heeft verstrekt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
zij op
of omstreeks15 januari 2020 te Hulshorst,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,35 gram MDMA (4,75 gram MDMA en
/of100 MDMA tabletten),
in elk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 september 2019 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,althans alleen,
al dan nietopzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld,
in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad,te weten
38,45 gram, althanseen hoeveelheid
,ketamine
, bevattende de werkzame stof ketamine;
3
zij op
één of meertijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 1 september 2019 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt
en/of vervoerd en/of vervaardigd,(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en
/of(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en
/ofamfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand, met daaraan verbonden enkele bijzondere voorwaarden, en daarnaast een werkstraf van 120 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdsanctierecht moet worden toegepast. Daarbij moet rekening worden gehouden met de relatief beperkte rol van verdachte, haar persoonlijke omstandigheden en haar blanco strafblad.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich, deels samen met haar toenmalige vriend, schuldig gemaakt aan het verkopen en leveren van ketamine en het aanwezig hebben en verstrekken van harddrugs. De rechtbank constateert dat dit met haast onvoorstelbaar gemak en vanzelfsprekendheid ging. Ook al vond de verstrekking grotendeels plaats binnen de vriendengroep van verdachte en medeverdachte, dat maakt het handelen van verdachte niet minder kwalijk. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Niet alleen haar eigen gezondheid, maar ook die van haar afnemers heeft verdachte dus in de waagschaal gelegd. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Verdachte lijkt al die risico’s niet te hebben ingezien, of niet hebben willen inzien.
De reclassering heeft in het rapport van 13 juli 2020 geadviseerd het jeugdsanctierecht toe te passen. Verdachte moet zich op cognitief gebied nog verder ontwikkelen en daarnaast is een gezinsgerichte aanpak wenselijk. Verdachte lijkt ontvankelijk voor een pedagogische bejegening. Gelet hierop en op hetgeen ter zitting verder is besproken, ziet de rechtbank aanleiding voor de gehele tenlastegelegde periode het jeugdsanctierecht toe te passen vanwege de persoonlijkheid van verdachte.
De rechtbank zal een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van twee maanden, met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaar. In die periode moet verdachte zich laten begeleiden door de reclassering, ook als dat betekent dat zij moet meewerken aan drugscontroles. Verder moet zij zich melden op de afspraken met de reclassering.
De reclassering heeft geadviseerd verdachte deel te laten nemen aan een individuele cognitieve gedragsinterventie Tools4U. Verdachte lijkt ontvankelijk voor een pedagogische bejegening. Tevens is het wenselijk dat zij met een volwassene leert zien wat haar perspectieven zijn en welke keuzes zij moet maken om daar te komen. Het volgen van onderwijs kan daarbij een aspect zijn, aldus de reclassering. De rechtbank zal dit opleggen als onderdeel van een taakstraf. Zij zal verdachte een taakstraf opleggen van 120 uur, die bestaat uit een leerstraf van 20 uur voor deelname aan Tools4U en een werkstraf van 100 uur.
De rechtbank vindt deze combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en de taakstraf, zoals hierboven beschreven, nodig om verdachte duidelijk te maken dat zij al op jonge leeftijd ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en haar ervan te weerhouden nogmaals (vergelijkbare) strafbare feiten te plegen. Maar de rechtbank wil verdachte ook bewegen (verder) aan zichzelf te werken, zeker omdat zij nu op de goede weg lijkt te zijn. Belangrijk lijkt te zijn dat ze volledig stopt met het gebruik van ketamine.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 77 a, 77c, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 40 van de Geneesmiddelenwet; en
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twee maanden;
 bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
o stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. Indien de jeugdreclassering het nodig vindt om haar te controleren op drugsgebruik, dan dient verdachte hieraan mee te werken voor zolang en zo vaak de jeugdreclassering dit nodig acht;
o stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het
vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 uren;
 bepaalt dat, voor het geval verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een leerstraf voor de duur van 20 uren, te weten de cognitieve sociale vaardigheidstraining Tools4U regulier;
 bepaalt dat, voor het geval verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Hilberink, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
mr. Pennings en mr. Korevaar zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020096131, gesloten op 4 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van zoeking, p. 64-70.
3.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 73-75.
4.Rapporten NFI 5 maart 2020, bijlagen p. 5 en 6 bij het aanvullend proces-verbaal van 27 mei 2020.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 159-161.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 201.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 209.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 januari 2021.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 219.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 182.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 160.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 180.
14.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 januari 2021.