ECLI:NL:RBGEL:2021:552

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
05.013690.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens dealen van amfetamine, MDMA en ketamine

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van amfetamine, MDMA en ketamine. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.D.H. Lesmeister. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 15 januari 2021, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en het verkopen van verdovende middelen in de periode van 15 januari 2018 tot en met 15 januari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte is en heeft de bewijsmiddelen per feit opgesomd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 272 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 120 uur opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet, de Wet wapens en munitie, en de Geneesmiddelenwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/013690-20
Datum uitspraak : 29 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. L.D.H. Lesmeister, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting gehouden op 15 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,35 gram MDMA (4,75 gram MDMA en/of 100 MDMA tabletten), in elk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld, in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad, te weten 38,45 gram, althans een hoeveelheid, Ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine;
4
hij op of 15 januari 2020 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk/type Rohm Rg600, kaliber .22 long K, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van feit 2 opgemerkt dat uitgegaan moet worden van een kortere periode dan tenlastegelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen per feit. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van zoeking, p. 64-70;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 73-75;
- de rapporten van het NFI van 5 maart 2020, bijlagen p. 5 en 6 bij het aanvullend proces-
verbaal van 27 mei 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 35;
- het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , p. 201 en p. 209;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 159-161.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 88-91;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 135-137;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021.
Met betrekking tot de periode die in de tenlastelegging is opgenomen, overweegt de rechtbank dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij sinds de zomer van 2019 middelen verkocht. Uit het dossier volgt echter het volgende. De verbalisant die onderzoek heeft gedaan naar de telefoon van [getuige 1] , heeft geconcludeerd dat de chats tussen [getuige 1] en verdachte zijn begonnen op 19 juli 2018 en dat er vaak druggerelateerde dingen naar voren komen. [2]
[getuige 1] heeft in het hierboven vermelde verhoor verklaard dat hij bij verdachte speed en ketamine haalde en in de zomer van 2018 voor het eerst iets bij verdachte heeft gekocht. Uit de verklaring van verdachte dat hij aan [getuige 1] alleen ‘pep’ verkocht [3] (en hem de ketamine gewoon gaf), leidt de rechtbank af dat het bij deze verkoop in de zomer van 2018 om amfetamine ging.
Tijdens een verhoor zijn aan verdachte chatgesprekken tussen hem en [naam 1] voorgehouden van 3 juni 2018, 16 juni 2018 en 23 juni 2018 waarin wordt gesproken over ‘m’. Verdachte heeft toen bevestigd dat die chats over MDMA gaan. [4] De rechtbank overweegt dat het dossier geen concrete aanwijzingen bevat dat verdachte al voor dat moment MDMA en/of amfetamine heeft verkocht. Nu wel is bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode MDMA en amfetamine heeft verkocht, laat de rechtbank het bij deze constatering.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen. Uit het dossier volgt niet dat medeverdachte [medeverdachte] andere middelen dan ketamine heeft verkocht. Weliswaar zijn er twee chatgesprekken in de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen die volgens de politie mogelijk betrekking hebben op de feitelijke verkoop van iets anders dan ketamine, namelijk de chats met [naam 2] en [naam 3] . Deze personen zijn echter niet als getuige gehoord, terwijl uit het politieonderzoek onvoldoende duidelijk is geworden waarop in de chats werd gedoeld. De rol van [medeverdachte] bij de verkoop van MDMA en amfetamine door verdachte, zoals die uit het dossier blijkt, is aldus beperkt tot het bijhouden van verkochte hoeveelheden en schulden van afnemers in een notitieboekje. Naar het oordeel van de rechtbank is die bijdrage van [medeverdachte] niet van voldoende gewicht om tot een bewezenverklaring van medeplegen van het onder feit 2 aan verdachte ten laste gelegde te komen.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 121-123;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 140;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 217-219;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze bewijsmiddelen dat verdachte al ketamine verkocht en verstrekte voordat hij in oktober 2019 een relatie kreeg met [medeverdachte] en dat ze dit daarna (ook) samen hebben gedaan.
Feit 4
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van zoeking, p. 69;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 78;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 161.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks15 januari 2020 te Hulshorst,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,35 gram MDMA (4,75 gram MDMA en
/of100 MDMA tabletten),
in elk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 15 januari 2018 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
en/of vervaardigd,(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en
/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en
/ofamfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 15 januari 2018 tot en met 15 januari 2020 te Hulshorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,althans alleen,
al dan nietopzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld,
in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad,te weten
38,45 gram, althanseen hoeveelheid
,ketamine,
bevattende de werkzame stof ketamine;
4
hij op
of15 januari 2020 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk/type Rohm Rg600, kaliber .22 long K, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 3: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstaf van 120 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte al lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten en hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door mee te werken met het onderzoek. In verband met het werk van verdachte zijn de telkens terugkerende afspraken voor urinecontroles belastend, maar voor het overige wil verdachte graag hulp en begeleiding.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich geruime tijd schuldig gemaakt aan het verkopen en verstrekken van harddrugs en ketamine. De rechtbank constateert dat dit met een haast onvoorstelbaar gemak en vanzelfsprekendheid ging. Ook al vond de verstrekking grotendeels plaats binnen de vriendengroep van verdachte, dat maakt het handelen van verdachte niet minder kwalijk. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Niet alleen zijn eigen gezondheid, maar ook die van zijn afnemers heeft verdachte dus in de waagschaal gelegd. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Verdachte lijkt al die risico’s te hebben genegeerd. Daarnaast had hij ook nog een wapen in zijn woning.
De reclassering heeft een aantal rapporten over verdachte geschreven, meest recent op 20 november 2020. Daarin is vermeld dat sprake lijkt te zijn van stabiliteit ten aanzien van huisvesting, dagbesteding, financiën en het contact met het gezin, maar dat het
sociale netwerk en het middelengebruik wel als risicofactoren worden gezien. Verder ziet de reclassering enige kwetsbaarheid ten aanzien van de beïnvloedbaarheid, weerbaarheid, het maken van keuzes en het niet goed kunnen overzien van de gevolgen van zijn keuzes. Binnen een ambulante behandeling kan verdachte vaardigheden aanleren die bijdragen aan een gedragsverandering.
De rechtbank weegt mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetfeit.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijk strafdeel langer dan de tijd die verdachte al vast heeft gezeten, niet passend is. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf van 272 dagen opleggen, met aftrek van de 152 dagen die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het overige strafdeel zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook de rechtbank is van oordeel dat behandeling en begeleiding nodig zijn, waarbij eventueel ook urinecontroles kunnen plaatsvinden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor verdachte in verband met zijn werk belastend is, zal verdachte daaraan moeten (blijven) meewerken.
De rechtbank zal daarnaast de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 120 uur opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 40 van de Geneesmiddelenwet; en
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 272 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres Rosariumstraat 41, 7311 JR Apeldoorn of telefonisch via 088- 8041404. Hij blijft zich vervolgens melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o verdachte meewerkt aan een intake bij een forensische zorginstelling. Indien geïndiceerd wordt hij verplicht om zich te laten behandelen door deze instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zolang de reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (152 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Hilberink, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
mr. Pennings en mr. Korevaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020096131, gesloten op 4 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 164.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 170-171.