ECLI:NL:RBGEL:2021:5505

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
05/100349-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het afsteken van een mortierbom en het voorhanden hebben van een boksbeugel

Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een 28-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 120 uur. De man was beschuldigd van het afsteken van een mortierbom en het voorhanden hebben van een boksbeugel. De feiten vonden plaats op 27 november 2020 in Arnhem, waar de verdachte opzettelijk een ontploffing teweegbracht door een shell/mortierbom op de openbare weg te leggen en aan te steken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de omgeving en schade aan meerdere panden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, maar dat er wel gemeen gevaar voor goederen was. De verdachte had eerder al een strafbeschikking gekregen voor belediging van een ambtenaar in functie tijdens de vuurwerkrellen in dezelfde wijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afkickproces van cocaïne en zijn nieuwe baan. De rechtbank besloot om een voorwaardelijke straf op te leggen, zodat de verdachte de kans kreeg om zijn leven weer op de rails te krijgen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/100349-21
Datum uitspraak : 15 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 november 2020 te Arnhem
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door op/aan de openbare weg, te weten de
kruising van de [straatnamen] , een shell/mortierbom op de
grond te leggen en/of (vervolgens) aan te steken, waardoor deze shell/mortierbom
tot ontploffing is gekomen,
en daarvan gemeen gevaar voor de in de (nabije) omgeving aanwezige goederen
en/of voor de omringende panden/woningen en/of voor de in de omringende
panden/woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de (nabije) omgeving aanwezige
personen en/of de in de omringende panden/woningen aanwezige personen, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
2
hij op of omstreeks 27 november 2020 te Arnhem
al dan niet opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis
professioneel vuurwerk, te weten een shell/mortierbom,
voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht;
3
hij op of omstreeks 27 november 2020 te Arnhem
opzettelijk en wederrechtelijk
- de (voor)deur en/of een of meerdere ramen en/of de dakgoot van een pand
gelegen aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
en/of
- een of meerdere ramen en/of de muur en/of de dakgoot en/of het hout van een
pand gelegen aan de [adres 3] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Arnhem
een wapen van categorie I onder 3,
te weten een boksbeugel
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging van feit 1 dat ziet op het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de omringende panden aanwezige personen. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat er bij de feiten 1 t/m 3 sprake is van eendaadse samenloop.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1, voor zover dat feit ziet op het te duchten gevaar voor goederen, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, omdat de ontploffing plaatsvond op een verlaten plein en er geen personen aanwezig waren in de nabije omgeving. Verdachte heeft voorts naar het oordeel van de verdediging goed om zich heen gekeken voordat hij de lont aanstak.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf 1] , p. 25;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [bedrijf 2] , p. 29-30;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 93-94;
- het proces verbaal herkenning explosief als pyrotechnisch artikel ‘shell’, p. 49-50;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2021.
Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De vraag die, gelet op de uiteenlopende standpunten van de officier van justitie en de verdediging, moet worden beantwoord is of door de ontploffing die verdachte teweeg heeft gebracht, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Zodanig gevaar kan aangenomen worden als uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel daadwerkelijk te duchten was. Dit betekent dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120).
Hoewel op de camerabeelden te zien is dat er kort voor de ontploffing twee auto’s langsreden, is niet gebleken dat zich op het moment van de ontploffing op straat mensen nabij de plaats van de ontploffing bevonden.
Gezien het voorgaande biedt het dossier onvoldoende bewijs om te kunnen concluderen dat door het teweegbrengen van de ontploffing het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat hiervan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Het ten laste gelegde te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat door het handelen van verdachte gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten voor de in de nabije omgeving aanwezige goederen en voor de omringende panden/woningen en voor de in de omringende panden/woningen aanwezige goederen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2021;
- het proces-verbaal herkenning explosief als pyrotechnisch artikel ‘shell’, p. 49-50;
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf 1] , p. 25;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [bedrijf 2] , p. 29-30;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2021.
Bewijsmiddelen feit 4:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 135;
- het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p. 23-24;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 152.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend zijn bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks27 november 2020 te Arnhem
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door op
/aande openbare weg, te weten de
kruising van de [straatnamen] , een shell/mortierbom op de
grond te leggen en
/of (vervolgens
)aan te steken, waardoor deze shell/mortierbom
tot ontploffing is gekomen,
en daarvan gemeen gevaar voor de in de (nabije) omgeving aanwezige goederen
en
/ofvoor de omringende panden/woningen en
/ofvoor de in de omringende
panden/woningen aanwezige goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de (nabije) omgeving aanwezige
personen en/of de in de omringende panden/woningen aanwezige personen, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
2
hij op
of omstreeks27 november 2020 te Arnhem
al dan nietopzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis
professioneel vuurwerk, te weten een shell/mortierbom,
voorhanden heeft gehad en
/oftot ontbranding heeft gebracht;
3
hij op
of omstreeks27 november 2020 te Arnhem
opzettelijk en wederrechtelijk
- de
(voor
)deur en
/ofeen
of meerdereraam en
/ofde dakgoot van een pand
gelegen aan de [adres 2] ,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele
aan [bedrijf 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)
en
/of
-
een ofmeerdere ramen en
/ofde muur en
/ofde dakgoot en
/ofhet hout van een
pand gelegen aan de [adres 3] ,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele
aan [bedrijf 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)
heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op
of omstreeks12 april 2021 te Arnhem
een wapen van categorie I onder 3,
te weten een boksbeugel
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 3:
eendaadse samenloop van
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte daartoe aanleiding geven. Verdachte heeft gebroken met zijn contacten in [naam wijk] , hij is afgekickt van cocaïne en heeft een nieuwe baan. Voorts heeft verdachte van meet af aan bekend. De raadsman is van mening dat de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering voldoende straffend effect hebben.
De raadsman heeft subsidiair een taakstraf bepleit maar heeft daarbij wel opgemerkt dat het risico zou kunnen zijn dat verdachte overvraagd wordt omdat hij ook al gaat starten met een baan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Begin november 2020 kwamen in de media de eerste berichten binnen dat het kabinet
voornemens was om tijdens de jaarwisseling een algeheel vuurwerkverbod af te
kondigen. Een tijdelijk verbod zou in de coronatijd de druk op ziekenhuizen,
zorgpersoneel en hulpverleners moeten verlichten. Nadat het kabinet had besloten om voor
die jaarwisseling van 2020 een definitief vuurwerkverbod af te kondigen liepen de
gemoederen in het land en ook in de [naam wijk] hoog op. Vanaf 18 november 2020 werd in deze wijk gedurende meerdere dagen o.a. zwaar illegaal vuurwerk afgestoken. Deze vuurwerkrellen hebben niet alleen tot angst bij bewoners geleid, ook is er veel schade ontstaan aan publieke en private eigendommen. Daar komt nog bij dat de politie bij haar optreden door dit vuurwerk veel risico heeft gelopen en er veel inzet nodig was om de onrust te beteugelen. Ook verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in de wijk [naam wijk] . Dat de ontploffing nu juist in die periode van protest heeft plaatsgevonden, maakt dat de ontploffing extra heeft bijgedragen aan de opschudding en wanordelijkheden en het gevoel van onveiligheid in de wijk [naam wijk] en in het land. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Daar komt bij dat verdachte dat zware illegale stuk vuurwerk heeft aangestoken en tot ontploffing heeft gebracht zonder enige veiligheidsmaatregelen te hebben genomen en zonder te beschikken over de daarvoor benodigde deskundigheid. Het betrof een zogenaamde shell (ook wel mortierbom genoemd), die bedoeld is om gelanceerd te worden door middel van een mortier en vervolgens hoog in de lucht tot ontploffing komt. Door de wijze waarop verdachte de mortierbom heeft aangestoken, namelijk op de grond zonder gebruikmaking van een mortier, ontstond er een volledig ongecontroleerde en uiterst gevaarlijke ontploffing midden in een woonwijk. Door de ontploffing is forse schade ontstaan aan twee panden. Verdachte mag van geluk spreken dat het bij deze (materiële) schade is gebleven. Het had vele malen erger kunnen aflopen.
Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte onaanvaardbare veiligheidsrisico’s genomen. Het is algemeen bekend dat het ondeskundig afsteken van zwaar professioneel vuurwerk ernstig gevaar voor de omgeving kan opleveren. Verdachte wist dat hij illegaal vuurwerk afstak en hij was zich (deels) bewust van de daaraan verbonden risico’s. Desalniettemin heeft hij de shell onder de geschetste omstandigheden tot ontploffing gebracht. Dat hij dit naar eigen zeggen onder druk van anderen heeft gedaan en niet wist dat het zulk zwaar vuurwerk was, maakt niet dat hij hiervoor niet zelf de verantwoordelijkheid droeg. Uiteindelijk was het immers zijn eigen keuze.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het bezit van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte (onder meer) ter terechtzitting een schuldbewuste houding heeft aangenomen en er blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2021, waaruit blijkt dat hij een paar dagen voorafgaand aan het bewezenverklaarde een strafbeschikking heeft opgelegd gekregen ter zake van belediging van een ambtenaar in functie ten tijde van de hierboven genoemde vuurwerkrellen in [naam wijk] . Uit voornoemd uittreksel blijkt evenwel ook dat verdachte niet eerder door de strafrechter voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat hij na het bewezenverklaarde niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden voor zover deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en ook naar voren komen in het reclasseringsrapport van 24 september 2021. Verdachte zet stappen in de goede richting. Hij heeft zichzelf na een voor hem moeilijke periode, de periode november - december 2020, herpakt en is bezig wat van zijn leven te maken. Zo heeft verdachte een nieuwe baan als tentenbouwer, is hij door middel van een klinische opname afgekickt van cocaïne, heeft hij gebroken met de contacten in [naam wijk] en woont hij naar tevredenheid in een begeleid wonen setting. Dat biedt vertrouwen voor de toekomst, aldus de reclassering.
De rechtbank stelt voorop dat zij in zaken als deze doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf pleegt op te leggen. Oplegging van een gevangenisstraf die met zich brengt dat verdachte terug de gevangenis in moet, zou in dit geval de al ingezette positieve ontwikkeling van verdachte doorkruisen. De rechtbank is daarom, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van dusdanig gewicht zijn dat deze ertoe leiden dat volstaan kan worden met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een substantiële taakstraf. Hiermee biedt de rechtbank verdachte een kans om het goede pad dat hij is ingeslagen voort te zetten.
De rechtbank acht alles afwegende een taakstraf van 120 uur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaar. De rechtbank zal verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en waaraan verdachte zich ook wil houden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich uiterlijk binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, telefoonnummer 088-8041401 en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zich bij een terugval laat behandelen door Iriszorg Arnhem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De huidige ingezette ambulante behandeling dient verdachte positief af te ronden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de wijk [naam wijk] , zolang de reclassering dit nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.P. Bakker (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2021.
Mr. Bakker en mr. Pouwels zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021086566, gesloten op 14 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.