ECLI:NL:RBGEL:2021:549

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6572
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening en schorsing van preventieve last onder dwangsom in verband met archeologische waarde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een buxus- en boomkwekerij exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, dat haar een preventieve last onder dwangsom had opgelegd. Dit besluit was genomen omdat de gemeente had vastgesteld dat verzoekster zonder de vereiste omgevingsvergunning grondbewerkingen had uitgevoerd op percelen die als terrein van hoge archeologische waarde zijn aangemerkt. Tijdens de online zitting op 29 januari 2021 heeft verzoekster betwist dat de grond is geëgaliseerd en heeft zij gesteld dat zij over een omgevingsvergunning beschikt.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de last die aan verzoekster is opgelegd onvoldoende specifiek is geformuleerd, waardoor deze in strijd is met de rechtszekerheid. De rechter heeft vastgesteld dat er nader onderzoek nodig is om te bepalen of verzoekster in strijd met het bestemmingsplan heeft gehandeld. Aangezien er nog geen definitieve conclusie kan worden getrokken over de overtreding, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en de preventieve last onder dwangsom te schorsen tot zes weken na het besluit op bezwaar. Tevens is bepaald dat de gemeente het door verzoekster betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6572

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder,
(gemachtigde: S. van Kooten).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2020 heeft verweerder verzoekster een preventieve last onder dwangsom opgelegd.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek heeft tijdens een online zitting plaatsgevonden op 29 januari 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [verzoekster] en [verzoekster]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde en H.J. van Oort, regio-archeoloog in dienst van de Omgevingsdienst Rivierenland.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De preventieve last
2. Verzoekster exploiteert een buxus- en boomkwekerij in [woonplaats]. Op 23 september 2020 heeft verweerder vastgesteld dat de gronden op de percelen aan de [locatie] in [woonplaats] ca. 80 cm zijn geëgaliseerd zonder dat hiervoor de vereiste omgevingsvergunning is verleend. Om te voorkomen dat verzoekster nogmaals werkzaamheden uitvoert zonder de omgevingsvergunning die daarvoor is vereist, heeft verweerder verzoekster gelast geen nieuwe, vergunningplichtige werkzaamheden te verrichten op de percelen aan de [locatie] in [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [locatie].
3. Verzoekster betwist dat de grond is geëgaliseerd. Zij beschikt over een omgevingsvergunning en verricht alleen werkzaamheden die op grond van die vergunning zijn toegestaan. Van een overtreding is geen sprake, aldus verzoekster.
Omschrijving van de last/rechtszekerheid
4. Uit oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat een last duidelijk omschrijft welke handelingen/gedragingen daaronder vallen, en ook welke niet. Het moet immers duidelijk zijn welke handelingen tot het verbeuren van een dwangsom zullen leiden. Volgens de aan verzoekster opgelegde last mag zij op de door verweerder genoemde percelen geen nieuwe, vergunningplichtige werkzaamheden verrichten zonder dat zij hiervoor over een omgevingsvergunning beschikt. Dit is te weinig specifiek en daarom niet duidelijk genoeg. Zoals de last nu is geformuleerd, is deze daarom in strijd met de rechtszekerheid.
Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat de last alleen ziet op grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.
Verweerder moet de last op dit punt in het besluit op bezwaar aanvullen en verduidelijken.
Is sprake van een overtreding?
5. Op grond van artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een herstelsanctie worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:935) volgt uit deze bepaling dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.
6. In het geldende bestemmingsplan is bepaald dat voor het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter een omgevingsvergunning nodig is. Onder grondbewerkingen wordt ook gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt. [1]
6.1
Het is allereerst de vraag of verzoekster werkzaamheden heeft verricht die in strijd waren met het bestemmingsplan. Indien dat het geval is moet worden vastgesteld of er een gevaar is dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de regels van het bestemmingsplan (opnieuw) zullen worden overtreden.
Op 23 september 2020 heeft een toezichthouder van verweerder geconstateerd dat de percelen van verzoekster waren geëgaliseerd. Op het betreffende perceel lag een huisterp, lokaal bekend als de blauwe heuvel. De heuvel is door de toenmalige Rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek aangemerkt als terrein van hoge archeologische waarde. De akker had een markante glooiing die opliep tot ruim een meter boven maaiveld. Door de egalisatie zijn de aanwezige archeologische resten verloren gegaan. Dit is door de toezichthouder vastgelegd in een rapport van 23 september 2020.
Verzoekster betwist dat de grond is geëgaliseerd. Zij stelt dat de grond is geploegd, gefreesd en gekilverd, dat zij de grond al 16 jaar op deze wijze bewerkt en dat de ploeg niet dieper wordt afgesteld dan 30 centimeter. Bovendien heeft zij de akker zelf met een laser nagemeten. Daaruit is volgens haar gebleken dat de glooiing nog steeds aanwezig is.
Ter zitting heeft de regio-archeoloog verklaard dat in 2015 hoogtebestanden zijn gemaakt van de heuvel. Uit recente luchtfoto’s van vóór, tijdens en na de egalisatie is gebleken dat de heuvel grotendeels vlak is getrokken. Er is nog geen rapport waarin de exacte berekening is opgenomen, maar op het oog is de heuvel verdwenen. Een exacte hoogtemeting is goed uit te voeren en zal in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift worden uitgevoerd, zo heeft de archeoloog ter zitting bevestigd.
6.2
Op grond van de huidige informatie kan niet met zekerheid worden gesteld dat de blauwe heuvel is geëgaliseerd. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of verzoekster in strijd met het bestemmingsplan heeft gehandeld door zonder omgevingsvergunning de akker te egaliseren. Dit is het onderzoek dat door de archeoloog wordt uitgevoerd. Nu er nog nader onderzoek nodig is, staat niet vast dat er een overtreding is begaan en is er ook geen reden al een preventieve last onder dwangsom op te leggen. Pas als duidelijk is dat verzoekster de grond dieper dan 30 centimeter bewerkt en zo in strijd handelt met het geldende bestemmingsplan én overtreding van het bestemmingsplan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden, kan een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. Daarvoor is het nu nog te vroeg.
Conclusie
7. Dit betekent dat het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting niet (ongewijzigd) in stand zal blijven. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en het besluit van 12 november 2020 schorsen tot zes weken na het door verweerder te nemen besluit op bezwaar.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen wordt bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht dient te vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 12 november 2020 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht à € 354 aan haar dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 15.4.1, aanhef en onder i van het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard.