ECLI:NL:RBGEL:2021:5475

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
05.256572.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving en diefstal met braak

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Zwolle en een man zonder vaste woonplaats. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld voor hun rol in een gewelddadige vrijheidsberoving van een slachtoffer op 7 augustus 2020 in Arnhem. Het slachtoffer werd klemgereden, uit zijn auto getrokken en vervolgens in een loods mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving, waarbij het slachtoffer ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een inbraak in een bedrijfsbus van een ander slachtoffer tussen 30 december 2019 en 1 januari 2020. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor de geleden schade en smartengeld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van € 2.280,00 en de vordering van [slachtoffer 2] tot € 206,22, beide vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.256572.20
Datum uitspraak : 14 oktober 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats]
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem in Arnhem.
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door:
- De auto die [slachtoffer 1] bestuurde, klem te rijden,
- die [slachtoffer 1] uit zijn auto te trekken,
- die [slachtoffer 1] bij zijn armen en/of benen en/of om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer 1] in zijn/hun auto te duwen en/of op de achterbank te duwen,
- ( terwijl die [slachtoffer 1] met zijn hoofd achter de bestuurderstoel lag) een knie op/tegen zijn hoofd te duwen,
- die [slachtoffer 1] tegen de grond van de auto te duwen,
- die [slachtoffer 1] om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer 1] in voornoemde auto mee te nemen naar een loods in of nabij Arnhem,
- aldaar die [slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] op de grond te laten zitten,
- de [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een balk te slaan en/of met een mes te prikken/steken,
- de handen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vast te binden en/of de voeten van die [slachtoffer 1] aan elkaar vast te binden en/of
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, de mond en ogen van die [slachtoffer 1] af te plakken;
althans medeplichtigheid tot en/of bij voornoemd feit;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2019 tot en met 1 januari 2020 te Arnhem
- een plastic krat met daarin spanbanden, een sleepkabel, een druppellader (om een accu mee op te laden) en/of dikke startkabels,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet aanwezig was toen aangever op het Schipholplein uit zijn auto werd getrokken. Verdachte was al eerder uit de auto gestapt omdat het hem te heet onder de voeten werd. Indien de rechtbank zou concluderen dat dat wel het geval is geweest voert de verdediging aan dat verdachte in ieder geval niet veroordeeld kan worden voor het gepleegde geweld nadat de auto met aangever was weggereden naar de loods.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft het volgende verklaard.
Op 7 augustus 2020 werd hij in Arnhem bij het Schipholplein met zijn auto klemgereden door een zwarte [merk 1] .
Er kwamen drie gemaskerde mannen naar hem toe. Aangever werd uit zijn auto getrokken en, terwijl hij aan zijn armen en benen werd getrokken en in een nekklem werd genomen, in een andere auto geduwd, op de achterbank. Aangever lag met zijn hoofd achter de bestuurdersstoel en één van de personen zette een knie tegen zijn hoofd. Hij werd tegen de bodem van de auto geduwd en kreeg weer een nekklem. In de auto herkende hij één van de mannen als [medeverdachte 1] . Hij had een zilveren vlindermes vast. De mannen reden met hem naar een loods. Daar werd hij uit de auto gehaald. In de loods kreeg hij klappen toen hij om water vroeg. Hij moest op de grond gaan zitten. Er waren houten balken. Hij kreeg opnieuw klappen en werd met balken geslagen en met een mes geprikt. Zijn handen werden vastgemaakt en daarna werden ook zijn voeten en benen aan elkaar vastgemaakt met ducttape. Ook werden zijn mond en deels zijn ogen met tape afgeplakt. Hij haalde de tape enkele malen van zijn mond maar de mannen plakten de tape weer terug. De mannen zeiden geld te willen. Op een gegeven moment werd hij los gemaakt. Eerder genoemde [medeverdachte 1] begeleidde aangever naar een andere kamer, gaf hem nieuwe kleding en hielp met het schoonmaken van zijn armen.
Daarna hoorde aangever glasgerinkel. Hij zag dat [medeverdachte 1] waarschijnlijk zijn vlindermes en een sleutel (gereedschap) weggooide richting een werkbank. Toen kwam de politie binnen. [2]
De politie heeft achter de bar in de loods een vlindermes aangetroffen. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aangever in de [merk 1] heeft gesleept. Aangever zat “waar je normaal met je voeten zit”. Ze zijn toen gaan rijden naar de loods, waar aangever op de grond moest zitten en waar hij hem heeft vastgebonden met ducttape. Hij heeft aangever “flink bang gemaakt, flink de stuipen op het lijf gejaagd”. In de auto was er een “struggle” en moest hij aangever onder bedwang houden. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij het voorval op het Schipholplein heeft gezien vanuit zijn woning. Hij zag dat een [merk 1] een [merk 2] klemreed, waarna uit de [merk 1] twee personen stapten. Beide personen liepen naar de [merk 2] , en sloegen de bestuurder van de [merk 2] . Het slachtoffer werd daarna uit de auto getrokken, waarna de mannen weer op hem insloegen. Hierna werd het slachtoffer de [merk 1] ingeduwd, waarna die wegreed. De auto van het slachtoffer bleef staan met draaiende motor. Na een minuut of tien kwam een jongen aanlopen, die zwarte handschoentjes aantrok en achter het stuur van de [merk 2] ging zitten. Hij reed weg in de richting van de parkeerplaats van een flat, waarbij hij de auto verschillende keren liet afslaan. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat twee personen uit de [merk 1] naar de [merk 2] liepen. Een van de twee ging op het slachtoffer inslaan, de ander trok het slachtoffer uit de auto. Uiteindelijk werd het slachtoffer door de mannen in de [merk 1] getrokken. De kleinste van de twee mannen probeerde daarna de [merk 2] weg te rijden. Dat was echt een gestuntel. De man liet de auto wel vier of vijf keer afslaan. Daarna kwam hij teruggelopen, waarbij hij een witte sjaal over zijn hoofd deed en handschoenen aantrok. Hij leek daarop van een andere jongen aanwijzingen te krijgen hoe je de auto in de versnelling moest zetten. De [merk 1] was toen al weggereden. De kleinere man stapte weer in de [merk 2] en reed weg. Het leek wel of hij niet kon rijden en geen rijbewijs had. [6]
Na het feit zijn bij aangever 26 letsels aangetroffen, waaronder 14 bloeduitstortingen,
5 snij- en steekletsels en een kneuzing (achter het linker oor). Vier letsels moesten worden gehecht: achter het oor, in de linkerflank en aan de binnenzijde en buitenzijde van het rechterbovenbeen. [7]
De verklaring van aangever wordt, naast door de verklaring van [medeverdachte 1] , ondersteund door de verklaringen van de getuigen, de letselinterpretatie en de vondst van het vlindermes achter de bar in de loods. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever en acht bewezen dat alle in de tenlastelegging genoemde handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij het feit of dat hij uit de auto is gestapt voordat dit feit plaatsvond. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De [merk 1] waarmee aangever naar de loods is vervoerd was ten behoeve van een ander onderzoek voorzien van een peilbaken en afluisterapparatuur. Uit de gegevens van het peilbaken blijkt dat de auto zich op 7 augustus 2020 omstreeks 19:45 uur naar de Fenikshof in Nijmegen verplaatst en daar korte tijd stilstaat. Op de OVC is te horen dat daar iemand instapt. Om 20:48 uur komt de auto aan bij het Schipholplein in Arnhem. Daar is de auto tot 21:46 uur gebleven. Na een kleine verplaatsing richting de plek van het klemrijden is de auto vanaf 21:48 uur naar de loods aan de Snelliusweg in Arnhem gereden. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de Fenikshof door [medeverdachte 1] is opgehaald. [9]
Vanaf 19:47 uur wordt het volgende OVC-gesprek (1027) geregistreerd.
G = [medeverdachte 1]
N = NN man
G: Hoi
G: He, waar sta je? Jumbo?
G: Oke. Ik kom nou. Ik zie je zo.
19:47:27
[medeverdachte 1] lijkt een telefoongesprek te voeren (eenzijdig te horen)
G: Yo waar sta je dan?
G: He?
G: Waar sta je nu? Kom je niet naar buiten?
G: Wacht. Ntv kom. Ntv snel ntv.
19:47 uur: [medeverdachte 1] maakt contact met een NNman. Deze man stapt in.
(Heeft een Surinaams accent).
NNman zegt dat hij in de stad was en dat [naam] (fon) hem kanker gestresst heeft.
NNman zegt dat hij ( [naam] ) gisteren alles in de soep heeft laten lopen. Hij (NNman) gaat hem ( [naam] ) niet meer gaat sturen, niets.
NNman zegt dat hij zelf tranqui is en nooit op heterdaad is betrapt.
NNman zegt dat hij een belastingschuld heeft. NNman zegt dat ze gisteren 5 gram hebben gepakt.
Overleven. NNman heeft alle junkies daarzo. [10]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte verhoord en heeft daarbij geconstateerd dat verdachte sprak met een Surinaams accent. Zij heeft bovenstaand OVC-gesprek beluisterd en wat haar opviel was dat het stemgeluid, de intonatie en het Surinaamse accent overeen kwam met verdachte. Om die reden vermoedde ze dat de onbekende man verdachte zou kunnen zijn. [11]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft ook OVC sessie 1029 beluisterd. Dat gesprek ging als volgt.
G = [medeverdachte 1]
N = NN man
G: Broer we gaan een plek zoeken nou. We gaan hem gewoon laten komen.
N: Kan ik die ntv hier in de waggie doen?
G: Mhm?
N: Kan ik ntv achter in die waggie doen?
G: Doe alles. Laat alles achter. Jouw telefoon ook.
N: Ja toch?
Dit gesprek vond plaats om 20:45 uur, dus toen de [merk 1] al op het Schipholplein was aangekomen. [12]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft over onder meer dat gesprek gezegd dat zij dezelfde persoon hoorde praten met dezelfde intonatie, stemgeluid en accent. Deze persoon is voor [verbalisant 1] zeer waarschijnlijk verdachte. Deze waarschijnlijkheid komt voort uit de omstandigheid dat zij in een eerder stadium een tweetal keer lijfelijk verdachte
gesproken heeft. Zij heeft onder andere een uitgebreide getuigenverklaring van verdachte opgenomen en heb hem thuis in zijn woning gezien. Hierdoor heeft zij zich een goed beeld van de wijze van communiceren van verdachte kunnen vormen en daarom heeft zij kunnen stellen dat de onbekende man die te horen was op de OVC naar alle waarschijnlijkheid verdachte betreft. [13]
De rechtbank merkt daarbij op dat de door verbalisant [verbalisant 1] wat betreft OVC-gesprek 1027 geconstateerde overeenkomst van de onbekende stem in het gesprek met de stem van verdachte past bij de verklaring van verdachte op dat moment bij [medeverdachte 1] te zijn ingestapt. De constateringen van [verbalisant 1] ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank dan ook de aanname dat de man die instapt verdachte is.
De politie heeft in de uitgewerkte OVC-gesprekken de NN-man nader aangeduid met de letter C. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de OVC-gesprekken beluisterd en heeft opgemerkt dat de persoon die in de gesprekken aangeduid is met de letter C één en dezelfde persoon is. [14]
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte deze onbekende man is. En omdat vanaf het moment dat de auto (omstreeks 20:48 uur) op het Schipholplein aankomt dezelfde man één van de gespreksdeelnemers in de auto is en deze man ook daarna tot 21:48 uur via de OVC te horen blijft, verwerpt de rechtbank het scenario dat verdachte al eerder uit de auto zou zijn gestapt en weg is gegaan.
Dat verdachte op het Schipholplein nog in de auto zat wordt voorts ondersteund door de omstandigheid dat [medeverdachte 1] tegen de NN-man zegt dat hij zijn telefoon in de auto moet achterlaten. Bij onderzoek aan de [merk 1] heeft de politie in de auto een schoudertasje met daarin de telefoon en het paspoort van verdachte aangetroffen [15] , wat geen voorwerpen zijn die iemand achterlaat wanneer hij uit andermans auto stapt.
Verdachte heeft bovendien op geen enkele manier geconcretiseerd waar hij dan uit de auto zou zijn gestapt, behalve dat het ergens in Arnhem zou zijn geweest. Uit de OVC gesprekken tussen de hier relevante tijdstippen, namelijk 19:47 uur en 21:48 uur, is ook op geen enkel moment te horen dat er iets wordt gezegd over het uit de auto stappen door verdachte. Indien verdachtes verhaal klopt zou dit uitstappen in stilte zijn gebeurd, zonder vragen of opmerkingen daarover van de andere inzittenden, onder wie [medeverdachte 1] , wat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen wat de rol van verdachte was. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Nadat verdachte in Nijmegen bij de Fenikshof in de auto is gestapt, zijn in en bij de auto de volgende OVC-gesprekken gevoerd.
Sessie 1028, omstreeks 20:15 uur.
G = [medeverdachte 1]
N = onbekende man
G: Gaan deze handschoenen jou passen?
N: Ja man. Ik denk ehhh
G: Ja?
N: Ja sowieso man.
G: Je hebt geen schoenen?
N: Nu?
G: Heb je geen schoenen?
N: Ntv. oso? Ja ik heb schoenen oso toch?
G: Ja maar bro. Dat is ehh .. We hebben geen tijd nou man.
N: Shit. Ntv
G: Je moet gewoon op je sokken gaan man.
N: Ja ik ga gewoon op sokken. Komt goed bro. Ntv sokken man.
G: Oke.
G: Ntv halen. Ntv met waggie. Er is een loods hier in de buurt. Ntv van een mattie. Ntv op de
achterbank.
N: Ja
G: Ntv zijn huis. Ntv alles. Zelfs zijn moeder slaan we .. Ntv
N: Ja toch?
G: We gaan hem helemaal kaal plukken. Deze man ntv blokken. Ntv blokken. Ntv. Je weet toch? [16]
Om 20:23 uur volgt dan eerdergenoemd gesprek (1029) over het in de auto laten liggen van de telefoon.
Sessie 1030, omstreeks 20:35 uur.
G = [medeverdachte 1]
N = onbekende man
N: Maar hoe gaat we het aanpakken? Ntv. Hij moet in die auto komen toch?
G: We laten hem stoppen. Ntv achterin de auto. Laten we hem zitten. Ja? En dan gaan we ntv. Zoals elke keer bro. We pakken zijn auto en ik zetten hem gelijk achter neer. Brr. Hij kan nergens heen. We hebben zo een ding .. En we kunnen hem gewoon tegen het raam aan drukken dan en dan splintert het. Ssst bam! Dan kunnen we gewoon doorpakken. Stel je voor de deur gaat niet open broer. Ntv. Ntv even kijken. Ntv bam. Zetten we hem in de auto broer en met deze auto bro. Achterin broer. Bam.
N: Maar je/hij moet niet schreeuwen.
G: Ntv. Teveel aadacht ntv.
N: Misschien dat die raam open is. Dan kan je hem ook uit die raam trekken.
(…)
G: Hij heeft ntv huis alles. Ntv. Bro gaan we naar die man toe, gaan we alles pakken. Zjin huis ntv. In de avond .. Rijden we die kantop. Pak
N: Ja toch? Ik ben echt boos man. Ik ben echt kankerboos man.
G: Ntv op hem? Ntv?
N: Ja. Ntv zeker. Ik ben echt boos man. Laat mij money maken man! Nu pas heb je iets op mij gegooid man. Als die kiss la la la. Heb ik je ook laten zien wat ik ook in mij heb man.
G: Ja daarom.
N: Snap je?
G: Daarom.
N: Kom op man. Want ik weet.. Misschien heb je ook bepaalde dinges, maar je denkt misschien: "Ik ben niet ready of wat." Snap je wat ik zeg?
G: Ntv
N: Ja toch? Ik moet die trots ook van jou winnen. Ik ben echt ready. Geloof mij. Het is er. Deze man pam pam pakken. Ik ben echt boos. Ik ben echt boos man. Als hij met zoveel is, denk ik dat hij ook gewoon kluis heeft.
G: Hij heeft kluis. We weten ook ntv.
N: Ja, maar alles pakken we mee man. Dan sla je het gewoon"
(…)
N: Ja toch? Ntv. Ja toch?"
N: Hoe gaan we hem in de waggie houden? Want ik heb .. Moet ik hem houden in de waggie?
G: Ntv daar. Squeeze die motherfucker!
N: Ja toch?
Sessie 1032 (start 21:04 uur):
G = [medeverdachte 1]
N = NN man met Surinaams accent
N2 = NN man met Marokkaans accent
G. Ntv met geld? Ntv
G: He broer kijk kijk kijk op je shirt.
N2:En op je schoenen.
N: Nee man. Ik heb ntv schoon man.
N2: Als je maar niet gaat slippen op die schoenen. Ntv. Ha ha ha ha. Ntv.
G: Ntv
N2: Ntv deze dingen? Ha ha ha
G: Ben je ntv van hem?
G- Ik sluit hem gelijk in dan.. Djoek ..
N: Ntv
G: Misschien parkeert hij zijn auto daarzo. Snap je? Ntv. Gewoon parkeerplaats. Ntv
Wordt zacht of buiten de auto gesproken. Gesprekken slecht te verstaan.
G: Ntv
N: Broek?
G: Ga jij je slippers wel uit doen dan?
N: Broek is een beetje groot man
G: Ntv. Als wij daar zo ntv. Achter. Wij stappen uit die auto. Ja?
N: Mhmm
G: We moeten hem uit die auto halen.
N: Ja. We halen hem weg. Komt goed
G: We halen hem, zetten hem achterin. Jij gaat met hem zitten achterin.
N: Mhmm
G: Houd hem vast! Hij mag niet uit het raam klimmen, deur open maken...
N: Niets. Komt goed. Komt goed.
G: Houd hem rustig.
N: Komt goed. Komt goed.
G: Snap je?
N: Ja toch? Slaan we de ruit ntv?
G: Als we, als we... Maar als we ook rijden..
N: Mhmm
G: Snap je? Je moet even...Even...Hoofd
N: Drukken naar beneden?
G: Drukken, wantje moetje, je moetje.. Dinge.
N: Ja toch.
G: Gewoon zitten alsof er niets aan de hand is.
N: Klopt.
G: Snap je wat ik bedoel? En dan moet je gewoon controle houden. Zo van: "Blijf daar."
N: Klopt, klopt, klopt.
G: Snap je?
N: Komt goed.
G:lk rijd wa wa wa. Ntv daar. Noem mijn naam niet! Je weet hoe het gaat.
N: Nee ik ben cool. Maak je niet druk man. Komt goed.
(deur van auto die dicht slaat)
(tijdje stil)
N: Je weet toch? Direct uitstappen. Ntv. Ik zeg je eerlijk, pam, pam, pam, we pakken hem.
G: Bro, ik ga gelijk die deur ntv open gaan doen, geen ntv. "kaaaaf!" Gewoon zo "prrroemmmm" (fon), zo doen.. Pam! Ntv
N: Komt goed. Komt goed.
(…)
N2: Bro. Ntv? Ntv.
N: Ja toch?
N2: Kan jij geen auto rijden?
N: Wie ik? Beetje slecht, niet echt man!
N2: Je kan niet die auto van daar tot hier parkeren?
N: Ja, ja, ja, waggie kan ik wel parkeren broer.
N2: Want, weetje wat het is?.. Ik kan beter bij hem instappen.
N: Nee parkeren...Ik ik ik
N2: Luister. Ik kan beter met hem instappen. Dat hij achterin gaat zitten met hem. Jij parkeert die auto. Ik pikje op. We rijden
gelijk samen door. Snap je wat ik bedoel?
N: Ja parkeren kan ik wel.
G: Kan jij parkeren?
N2: Auto kan hier blijven.
N: Ja parkeren gaat sowieso.
N2: Ik ga snel die dingen pakken bro. Jij hebt de sleutel toch?
G: He?
N2: Misschien is hij er al joh.
G: Schiet op broer. Kom op! Jij moet klaar staan.
N: Ik ben al klaar joh.
(…)
N: Ik kan wel rijden bro. Maar je weet toch? Ik kan niet van hier misschien naar Damsco rijden of zo. Je moet wennen toch?
G: Maar je kan wel parkeren?
N: Ja, bro! Ik rij gewoon.
G: Die auto moetje pakken bro.... Die moetje hier zetten gewoon.
N: Ja, ja, ja. Dat sowieso broer. Ik kan parkeren man. Laatst nog, die andere gast nog...
G: Wacht even ja? Ik kom zo.
N: Yo ntv.
(…)
N2: Wij rijden hem naar loods. Hij zet die auto even netjes weg. Snap je?
G: Ja.
(…)
G: Ik sluit achter hem aan broer . . Wij stappen uit. .. Hij stapt uit bro.... We zetten hem in de auto . Hij gaat weer terug naar die waggie....Hij parkeert hem....Stapt in en we zijn weg!
N: Ja toch?
(…)
G: Je moet me eerst helpen met die man in de auto zetten.
N: Ja, sowieso. Sowieso. En daarna...
G: Zodra ik hem hier vast heb, zo paf . En daarna ga je naar die waggie. Die parkeer je.
N: Klopt.
G: Direct parkeren hoor!
N: Direct, direct. Vers één keer parkeer ik hem. Direct achteruit breng ik hem naar hier bro. Dat denk ik.
N2: Kun je dat?
N: Ja, ja, direct achteruit. In één keer breng ik hem naar hier gewoon. [17]
Uit deze OVC-gesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat in de auto tot in detail wordt besproken wat ze met aangever gaan doen en hoe ze hem uit de auto moeten krijgen. Verdachte is heel boos en wil zich bewijzen. Ook wordt de rolverdeling besproken. Verdachte moet [medeverdachte 1] helpen om aangever uit de auto te trekken en in de [merk 1] te zetten, en daarna de auto van aangever ergens parkeren. Verder blijkt dat het een bron van zorg is dat verdachte niet goed kan autorijden.
Sessie 1033, 21:34 uur:
G: Deze waggie terug blazen en dan bam bam bam. Zo ntv. Ntv
N: Ja"
(…)
N: Daar komt iemand ntv.
G: Is wel ntv
N: Denk je?
G: Is wel een [merk 2] man.
N: Ja? Zwarte?
G: Bro. Als hij daar wilt gaan parkeren op het Schipholplein, dan klemmen we hem daar he. [18]
Hierna volgt het klemrijden en uit de auto trekken van aangever.
Dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geholpen met aangever uit de auto te halen vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in eerdergenoemde verklaring van aangever [getuige 2] , die heeft verklaard dat de kleinste van de mannen die aangever met geweld uit de auto trokken, degene was die de auto probeerde weg te zetten.
De rechtbank concludeert uit bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte:
- in de auto met [medeverdachte 1] heeft besproken wat men zou gaan doen met aangever;
- [medeverdachte 1] moest helpen met aangever uit zijn auto te trekken en in de [merk 1] te plaatsen;
- dit ook heeft gedaan;
- nadat dit was gebeurd de taak had om de auto van aangever te parkeren, hoewel hij niet goed kon autorijden;
- dit met veel moeite heeft gedaan, waarna hij achterbleef terwijl zijn mededaders met aangever naar de loods reden, en terwijl het geweld tegen aangever in de auto en later in de loods doorging.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het feit is vantevoren in de auto besproken, waarbij de rolverdeling aan de orde kwam. Verdachte had een wezenlijke rol, hij moest eerst helpen met het overmeesteren van aangever en daarna diens auto wegzetten.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen alle ten laste gelegde geweldshandelingen aan verdachte worden toegerekend, ook die geweldshandelingen die zijn gepleegd nadat verdachte de [merk 2] was gaan parkeren. Uit de genoemde OVC-gesprekken valt af te leiden dat het de bedoeling was dat aangever naar een loods in de buurt zou worden vervoerd, waar geweld tegen hem zou worden gebruikt.
Gelet op de intenties van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op de geweldshandelingen die in de auto en de loods jegens aangever hebben plaatsgevonden. De rechtbank hecht daarbij ook belang aan het reeds in aanwezigheid van verdachte toegepaste forse geweld op aangever bij het ‘overplaatsen’ van aangever van de ene naar de andere auto, zoals blijkt uit de aangifte en de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] . Verdachte kon er ernstig rekening mee houden dat dit geweld zou worden voortgezet op weg naar en in de loods en heeft dit voor lief genomen.
Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor het prikken/steken met een mes, nu in het dossier, in het bijzonder de OVC-gesprekken, onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om te kunnen oordelen dat verdachte wist dat één van de mededaders een mes bij zich had. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 30 december 2019 en 1 januari 2020 is op de Rijnkade in Arnhem ingebroken in een bedrijfsbus van [slachtoffer 2] . Een ruit van de bus was ingeslagen en een plastic krat met daarin spanbanden, een sleepkabel, een druppellader (om een accu mee op te laden) en dikke startkabels was weggenomen. [19]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het aangetroffen DNA onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal uit de bedrijfsbus.
Beoordeling door de rechtbank
De politie heeft geconstateerd dat er bloed zat op de achtergebleven glassplinters van de ingeslagen zijruit van de bus. Ook in de laadruimte van de bus lagen glassplinters die onder het bloed zaten. Verder lag er in de laadruimte een deken waar bloed op zat. Zowel de deken als de glassplinters zijn aan de forensische opsporing aangeboden. [20]
Van het dekbedovertrek (hiervóór: deken) is een bloedspoor veiliggesteld. [21]
Dit bloedspoor is vergeleken met het DNA-profiel van verdachte. De conclusie van dat onderzoek is dat het DNA afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [22] Dit betekent dat het meer dan een miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van verdachte dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende persoon.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode op de Rijnkade in Arnhem was [23] , maar hij kan zich niet herinneren wat hij daar heeft gedaan.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Het bloed van verdachte is aangetroffen in de bus, hetgeen betekent dat verdachte in de bus moet zijn geweest. Verdachte heeft geen andere aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn bloed op die plek. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 augustus 2020 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, door:
- De auto die [slachtoffer 1] bestuurde, klem te rijden,
- die [slachtoffer 1] uit zijn auto te trekken,
- die [slachtoffer 1] bij zijn armen en/of benen en/of om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer 1] in zijn/hun auto te duwen en/of op de achterbank te duwen,
- ( terwijl die [slachtoffer 1] met zijn hoofd achter de bestuurderstoel lag) een knie op/tegen zijn hoofd te duwen,
- die [slachtoffer 1] tegen de grond van de auto te duwen,
- die [slachtoffer 1] om zijn nek (met een nekklem) vast te pakken,
- die [slachtoffer 1] in voornoemde auto mee te nemen naar een loods in of nabij Arnhem,
- aldaar die [slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] op de grond te laten zitten,
- de [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een balk te slaan
en/of met een mes te prikken/steken,
- de handen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vast te binden en
/ofde voeten van die [slachtoffer 1] aan elkaar vast te binden en
/of
- meerdere malen,
in elk geval eenmaal,de mond en ogen van die [slachtoffer 1] af te plakken;
althans medeplichtigheid tot en/of bij voornoemd feit;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 30 december 2019 tot en met 1 januari 2020 te Arnhem
- een plastic krat met daarin spanbanden, een sleepkabel, een druppellader (om een accu mee op te laden) en/of dikke startkabels,
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak,
verbreking, inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.De strafbaarheid van [het feit/de feiten]

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een groot gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en reclasseringstoezicht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich met een aantal anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige vrijheidsberoving. Het slachtoffer is daarbij mishandeld, bedreigd en naar een loods gebracht. Doordat de politie verscheen is erger voorkomen. Dit alles moet voor het slachtoffer uiterst beangstigend en traumatiserend zijn geweest. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het slachtoffer nog steeds last heeft van deze gebeurtenis.
Daarnaast heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijfsauto.. Naar het oordeel van de rechtbank is voor deze feiten alleen een langdurige gevangenisstraf passend.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf op zichzelf passend. Zij zal echter een groter gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen, nu zij verdachte vrijspreekt van het prikken/steken met een mes, en nu zij een grotere stok achter de deur noodzakelijk acht om er voor te zorgen dat verdachte niet opnieuw misdrijven pleegt.
Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank aan de straf ook de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontactverbinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten aanzien van feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 380,00 aan materiële schade en € 5.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.780, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de schade is ontstaan in de auto en de loods, waarbij verdachte niet aanwezig was.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Ten aanzien van de autosleutel gaat de rechtbank uit van een bedrag van €80, nu dat bedrag wordt genoemd in de toelichting.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van in totaal € 280,00 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen.
Ten aanzien van het geestelijk letsel zal in beginsel degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. De benadeelde heeft informatie van zijn huisarts overgelegd waaruit volgt dat hij vanwege angst- en slaapklachten naar een psycholoog is verwezen. Uit deze onderbouwing volgt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van artikel 6:106 BW. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een zeer gewelddadige vrijheidsberoving die grote impact op hem heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank levert het feit een dusdanig ernstige normschending op dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 2.280,00 uitkomt.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 7 augustus 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader(s) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om het opstellen en indienen van de vordering. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief kanton worden begroot. De rechtbank acht op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering 1 punt en daarmee € 187,00 toewijsbaar.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft ten aanzien van feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 206,22 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
Verdachte is vanaf 1 januari 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 282 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 12 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- verdachte zich uiterlijk drie dagen na afloop van zijn detentie zal melden bij reclassering LdH Oost-Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 187,00;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 2280,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededader(s) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 206,22 aan schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 4 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. R. Raat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche politieregio Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, Onderzoek ON4R020104 “Rapid”, gesloten op 19 januari 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 69-72.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 150-151.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 484-490
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 222-223.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 230-231
7.Medisch forensisch onderzoek (letselinterpretatie), p. 112-116.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 394.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 399-400.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2021.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 401.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2021.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 407.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig, p. 280-281; verklaring verdachte ter terechtzitting van
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 401.
17.OVC-gesprek, p. 657-661
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 403.
19.Proces-verbaal van aangifte, p. 820-820a.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 828.
21.Proces-verbaal vooronderzoek lab (nagekomen).
22.NFI-rapportage, p. 456-458.
23.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.