In deze zaak tussen een voormalig werkgever, HVS Groep B.V., en een werknemer, [eiser], gaat het om een geschil over verschillende financiële verplichtingen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 september 2019, maar stelt dat hij recht heeft op loon over augustus 2019, vakantiegeld, een eindejaarsuitkering en betaling van niet opgenomen vakantiedagen. HVS betwist dit en beroept zich op verrekening van een bedrag dat de werknemer nog aan hen verschuldigd zou zijn voor een auto die aan hem ter beschikking was gesteld. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op het loon over augustus 2019, evenals de gevorderde bedragen voor vakantiedagen en vakantiegeld. HVS wordt veroordeeld tot betaling van deze bedragen, maar de kantonrechter wijst ook de tegenvordering van HVS toe, waardoor de werknemer een bedrag aan HVS moet terugbetalen. De rechter legt een dwangsom op voor het niet verstrekken van de jaaropgave.