ECLI:NL:RBGEL:2021:5360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/389793 / KG ZA 21-213
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir derdenbeslag in kort geding tussen zorginstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Onderdak en Stichting ZorgWonen. Stichting Onderdak vorderde de opheffing van conservatoir derdenbeslag dat door Stichting ZorgWonen was gelegd. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst tussen Stichting Onderdak en Onder 1 Dak, waarbij Stichting Onderdak onderdak biedt aan personen in het kader van forensische zorg. Na handhavend optreden van de gemeente Arnhem heeft Stichting Onderdak geen huurpenningen meer betaald aan Onder 1 Dak, wat leidde tot een huurachterstand en uiteindelijk tot het leggen van beslag door Stichting ZorgWonen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Stichting ZorgWonen summierlijk ondeugdelijk recht heeft ingeroepen voor het beslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat Stichting Onderdak onrechtmatig had gehandeld jegens Stichting ZorgWonen. De rechter heeft vastgesteld dat de belangen van Stichting Onderdak bij continuïteit van haar onderneming zwaarder wegen dan de belangen van Stichting ZorgWonen bij het handhaven van het beslag. Daarom heeft de rechtbank het beslag opgeheven en Stichting ZorgWonen veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige belangenafweging in zaken van conservatoir beslag en de vereisten voor het aannemelijk maken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat Stichting ZorgWonen niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat de toezeggingen die zij aanvoert niet zijn onderbouwd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opheffing van het beslag onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/389793 / KG ZA 21-213
Vonnis in kort geding van 29 juni 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING ONDERDAK WOON- EN ZORGVOORZIENINGEN,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. M.H.M. Deppenbroek te Doetinchem,
tegen
de stichting
STICHTING ZORGWONEN BRONBEEK,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Kwaak te Elst Gld.
Partijen zullen hierna Stichting Onderdak en Stichting ZorgWonen genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2021 met producties 1 tot en met 8
  • de brief d.d. 25 juni 2021 namens Stichting Onderdak met productie 9
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 29 juni 2021
  • de pleitnota namens Stichting Onderdak
  • de pleitnota namens Stichting ZorgWonen
1.1.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter vanwege de grote spoedeisendheid van de zaak bepaald dat 29 juni 2021 een zogenaamd ‘kop-staart vonnis’ zal worden gewezen en dat de motivering van de beslissing binnen 14 dagen daarna op schrift zal worden gesteld. Die motivering volgt hierna en de datum daarvan is door de voorzieningenrechter bepaald op 13 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
Stichting Onderdak houdt zich bezig met het bieden van onderdak, behandeling en begeleiding aan personen in het kader van (forensische) zorg.
2.2.
Op 8 januari 2018 heeft Stichting Onderdak een raamovereenkomst gesloten met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna te noemen: DJI), die in het kader van het algemeen belang is belast met de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en -beperkende straffen en maatregelen. Krachtens die raamovereenkomst plaatste DJI in het kader van de tenuitvoerlegging van straffen, maatregelen of voorwaarden personen bij stichting Onderdak.
2.3.
In verband met een dringende behoefte van DJI aan meer capaciteit om justitiabelen en patiënten in het kader van forensische zorg te plaatsen, is de Stichting op zoek gegaan naar een geschikte locatie voor deze doelgroep. Stichting Onderdak heeft een geschikte locatie gevonden in het voormalig bejaardentehuis De Paasberg aan de Bronbeeklaan 66 te Arnhem.
2.4.
Dit pand valt binnen het bestemmingsplan “Velperweg e.o.” dat is vastgesteld op 27 november 2017 en in werking is getreden op 17 januari 2018, en heeft de bestemming “Maatschappelijk”, waaronder gezondheids- en welzijnszorg. De gemeente Arnhem is eigenaar van het pand en zij heeft dat rond 1960 uitgegeven in erfpacht. Sinds augustus 2018 is Stichting Zorgwonen Bronbeek (hierna te noemen: Stichting ZorgWonen) de erfpachter van het pand. Stichting ZorgWonen heeft de rechtervleugel van het pand en de laagbouw aan de voorzijde verhuurd aan Onder 1 Dak Beheer B.V. (hierna te noemen: Onder 1 Dak). De linkervleugel van het pand is in gebruik bij Stichting ZorgWonen en wordt gedeeltelijk als appartementen verhuurd.
2.5.
Op 16 april 2019 heeft Onder 1 Dak met Stichting Onderdak een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de rechtervleugel van het pand en de laagbouw aan de voorzijde (hierna te noemen: het gehuurde).
2.6.
Stichting Onderdak was voornemens om in het gehuurde door DJI geselecteerde personen te begeleiden bij re-integratie in de samenleving en daartoe ook ter plaatse aan de Bronbeeklaan 66 te Arnhem onderdak te verschaffen in de aanwezige woonunits. De huurovereenkomst zou vanaf mei 2019 een gefaseerde ter beschikkingstelling meebrengen, waarbij ingebruikname verdiepingsgewijs vanaf de 5e etage naar de begane grond zou worden uitgebreid. Op 1 mei 2019 zijn ook daadwerkelijk de eerste bewoners in het pand getrokken.
2.7.
Na ingebruikname van het pand door Stichting Onderdak is namens buurtbewoners geprotesteerd tegen de aanwezigheid van de bewoners.
2.8.
Bij besluit van 4 juni 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (hierna: het college) geoordeeld dat de bewoning zoals Stichting Onderdak die heeft vormgegeven niet binnen de bestemming “Maatschappelijk” past en een twee lasten onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat Stichting Onderdak de bewoning door de cliënten binnen vier weken (begunstigingstermijn) na de last diende te beëindigen en beëindigd te houden en dat het haar verboden werd om de bewoning verder uit te breiden, een en ander op straffe van dwangsommen.
2.9.
Stichting Onderdak heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 november 2019 heeft het college het bezwaar van Stichting Onderdak ongegrond verklaard. Stichting Onderdak heeft beroep ingesteld bij de bestuursrechter van deze rechtbank. Hangende de bezwaar- en beroepsprocedure is de begunstigingstermijn verlengd dan wel zijn de lasten onder dwangsom steeds geschorst.
2.10.
Bij uitspraak van 5 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland het beroep van Stichting Onderdak tegen het besluit van het college van 25 november 2019 ongegrond verklaard en de begunstigingstermijn verlengd tot 6 weken na de uitspraak. Tegen deze uitspraak heeft Stichting Onderdak hoger beroep ingesteld.
2.11.
Na deze uitspraak heeft Stichting Onderdak de nog in het pand aanwezige bewoners herplaatst en de exploitatie van het pand gestaakt. Per 1 maart 2020 staat het door Stichting Onderdak gehuurde gedeelte van het pand leeg.
2.12.
Stichting Onderdak heeft na het handhavend optreden van gemeente Arnhem ook geen huurpenningen meer aan Onder 1 Dak betaald.
2.13.
Bij uitspraak van 27 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna te noemen: de ABRvS) op verzoek van Stichting Onderdak de besluiten van het college van 4 juni 2019 en 25 november 2019 geschorst totdat de ABRvS uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
2.14.
Bij uitspraak van 6 januari 2021 heeft de ABRvS het door Stichting Onderdak ingesteld hoger beroep gegrond verklaard en zijn het besluit van het college van 25 november 2019 en de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2020 vernietigd. Verder is daarbij het besluit van het college van 4 juni 2019 herroepen en is bepaald dat de uitspraak van 6 januari 2021 in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De ABRvS is – kort samengevat – van oordeel dat het gebruik van het pand door Stichting Onderdak in overeenstemming is met de daarop rustende bestemming “Maatschappelijk”, dat geen sprake was van overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo en dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden.
2.15.
Op 13 januari 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Arnhem (hierna te noemen: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit genomen, inhoudende dat het verboden is om het feitelijk bestaande gebruik van het gehuurde te wijzigen. Met het voorbereidingsbesluit heeft de gemeenteraad beoogd voor te sorteren op de plannen van de eigenaar om het pand te transformeren naar wonen en ongewenste omzettingen en gebruik in het pand te voorkomen.
2.16.
Bij brief van 1 februari 2021 heeft Stichting Onderdak gemeente Arnhem aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade en aanspraak gemaakt op een voorschot op de schadevergoeding van € 750.000,00.
2.17.
Op 30 maart 2021 heeft Stichting Onderdak gemeente Arnhem in kort geding voor deze rechtbank gedagvaard en onder meer gevorderd dat gemeente Arnhem tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 1.500.000,00 wordt veroordeeld en dat het voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad van gemeente Arnhem wordt geschorst.
2.18.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 22 april 2021 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Stichting Onderdak toegewezen, in die zin dat een bedrag van € 600.000,00 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding is toegewezen en dat het voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad van 13 januari 2021 is geschorst.
2.19.
Tegen dit vonnis in kort geding heeft gemeente Arnhem hoger beroep ingesteld. Ook Stichting Onderdak heeft incidenteel geappelleerd over het afgewezen gedeelte van het gevorderde voorschot. De zaak staat nu voor memorie van antwoord in het incidenteel
appel.
2.20.
Inmiddels heeft Stichting ZorgWonen een bodemprocedure aanhangig gemaakt jegens Onder 1 Dak. In die procedure vordert Stichting ZorgWonen betaling van de huurpenningen, de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Ook Stichting Onderdak is in deze procedure gedagvaard, voor zover het gaat om de ontruiming van het gehuurde. In afwachting van de uitkomst van de kort gedingprocedure is deze procedure tijdelijk geparkeerd geweest, maar inmiddels heeft Onder 1 Dak een incidentele conclusie tot oproeping van Stichting Onderdak in vrijwaring ingediend, waarop Stichting ZorgWonen dient te antwoorden.
2.21.
Op 7 juni 2021 heeft Stichting ZorgWonen, na een daartoe ingediend verzoekschrift, verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank gekregen om ten laste van Stichting Onderdak conservatoir derdenbeslag te leggen onder ABN Amro Bank N.V., ING Bank N.V., De Volksbank N.V. en Rabobank. De vordering van Stichting ZorgWonen is in het verlof op € 630.883,20 begroot en ook is daarin bepaald dat Stichting ZorgWonen het verlof binnen 30 dagen na het eerstgelegde beslag 3 keer mag gebruiken.
2.22.
Op 11 juni 2021 heeft de deurwaarder in opdracht van Stichting ZorgWonen conservatoir beslag gelegd onder de hierboven genoemde derden. Er is een bedrag van
€ 265.119,13 (ING Bank N.V.) en een bedrag van € 53.876,48 (ABN Amro Bank N.V.) onder het eerste beslag geraakt.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Stichting Onderdak vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. alle beslagen zal opheffen gelegd krachtens het aan de Stichting ZorgWonen op 7 juni 2021 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleende verlof om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen ter verzekering van verhaal op de Stichting Onderdak;
II. Stichting ZorgWonen zal veroordelen alle derden, onder wie zij derdenbeslag heeft doen leggen krachtens het sub I. bedoelde verlof, binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, mee te delen dat het gelegde beslag waardeloos is, althans is opgeheven, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 25.000,00 per dag dit onderdeel van het vonnis niet wordt nagekomen;
III. Stichting ZorgWonen zal verbieden van het onder I. bedoelde verleende verlof nog gebruik te maken;
IV. Stichting ZorgWonen zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Stichting Onderdak legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gelegde conservatoire beslagen dienen te worden opgeheven, nu sprake is van summiere ondeugdelijkheid van het door Stichting ZorgWonen ingeroepen recht, namelijk onrechtmatige handelen van de zijde van Stichting Onderdak. Volgens Stichting Onderdak is van onrechtmatig handelen geen sprake.
3.3.
Stichting ZorgWonen voert gemotiveerd verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Stichting Onderdak, met veroordeling van Stichting Onderdak in de proceskosten, nakosten en wettelijke rente, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2.
Stichting ZorgWonen stelt dat zij een vordering op Stichting Onderdak heeft wegens onrechtmatig handelen. De onrechtmatige daad is er volgens Stichting ZorgWonen in gelegen dat Stichting Onderdak na het handhavend optreden van gemeente Arnhem geen huurpenningen aan Onder 1 Dak heeft betaald, hetgeen voor Onder 1 Dak reden is geweest om ook geen huurpenningen aan Stichting ZorgWonen te betalen. Stichting ZorgWonen stelt hierdoor schade te hebben geleden, bestaande uit de niet betaalde huur. Inmiddels bedraagt de huurachterstand ruim € 500.000,00. Zij betoogt dat Onder 1 Dak kennelijk afhankelijk is van de te ontvangen huurpenningen van Stichting Onderdak om ook haar verplichtingen jegens Stichting ZorgWonen te kunnen nakomen. Stichting ZorgWonen stelt in dit kader ook dat Stichting Onderdak aan Onder 1 Dak (in een gesprek op 15 maart 2021) heeft toegezegd om bij toewijzing van het voorschot op de schadevergoeding (een deel van) de openstaande huurpenningen te voldoen op basis waarvan bij Stichting ZorgWonen het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat zij ook betaald zou krijgen. Uit het vonnis in kort geding van 22 april 2021 volgt ook dat bij de berekening van het toegewezen bedrag aan voorschot op de schadevergoeding rekening is gehouden met de door Stichting Onderdak aan Onder 1 Dak verschuldigde huurpenningen. Na ontvangst van het toegewezen voorschotbedrag heeft Stichting Onderdak echter geen huurpenningen betaald. Dit leidt er volgens Stichting ZorgWonen toe dat sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest Vleesmeesters Versman/ALOG (HR 24 september 2004,
NJ2008,587).
4.3.
Vooropgesteld wordt dat in het arrest Vleesmeesters Versman/ALOG is bepaald dat wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, het hem niet onder alle omstandigheden vrij staat de belangen te verwaarlozen die derden bij een behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen, waarbij de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling zal dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en de strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en de omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.
4.4.
Hoewel Stichting ZorgWonen terecht stelt dat de huurovereenkomst tussen Stichting ZorgWonen en Onder 1 Dak en de huurovereenkomst tussen Onder 1 Dak en Stichting Onderdak geschakelde overeenkomsten in een keten zijn, is niet gebleken dat sprake is van een zodanig nauwe betrokkenheid dat Stichting Onderdak met de belangen van derden, zoals in dit geval Stichting ZorgWonen, rekening dient te houden. Anders dan Stichting ZorgWonen heeft betoogd, zijn Stichting Onderdak en Onder 1 Dak twee aparte entiteiten die door verschillende personen worden bestuurd. Niet weersproken is dat Onder 1 Dak ook panden verhuurt aan andere huurders dan Stichting Onderdak en ook dat Stichting Onderdak op haar beurt panden huurt van andere verhuurders dan Onder 1 Dak. Dit betekent dat niet gebleken is dat Onder 1 Dak voor haar inkomsten enkel afhankelijk is van Stichting Onderdak. Het feit dat Stichting Onderdak jegens Onder 1 Dak wanpresteert behoeft dan ook niet zonder meer te betekenen dat Onder 1 Dak jegens Stichting ZorgWonen wanpresteert of dat het wanpresteren van Stichting Onderdak jegens Onder 1 Dak op zichzelf genomen een onrechtmatige daad jegens Stichting ZorgWonen oplevert. De door Stichting ZorgWonen gestelde omstandigheden dat Stichting Onderdak en Onder 1 Dak beiden aan de Bruningweg 21 te Arnhem zijn gevestigd en dat uit het jaarverslag van Stichting Onderdak volgt dat sprake is van een samenwerkingsrelatie, maakt het voorgaande niet anders.
4.5.
Het voorgaande kan anders liggen als voldoende komt vast te staan dat sprake is van een toezegging van Stichting Onderdak jegens Stichting ZorgWonen in het kader van het parkeren van de procedure tussen Stichting ZorgWonen en Onder 1 Dak en Stichting Onderdak, inhoudende dat Stichting Onderdak in ruil voor het aanhouden van de procedure een deel van de opbrengst van het kort geding zou aanwenden voor betaling van huurpenningen aan Onder 1 Dak en Onder 1 Dak die gelden aan Stichting ZorgWonen zou (door)betalen. Een dergelijke toezegging is in het bestek van dit kort geding echter niet gebleken. Stichting ZorgWonen verwijst in het beslagrekest naar een brief van 26 maart 2021 waarin de advocaat van Onder 1 Dak aan de advocaat van Stichting Onderdak bevestigd dat als het gevorderde voorschot op de schadevergoeding in de kort gedingprocedure tegen de gemeente Arnhem wordt toegewezen, Stichting Onderdak in ieder geval een gedeelte van de achterstallige huur zal betalen, maar dit betreft een afspraak tussen Stichting Onderdak en Onder 1 Dak. Niet gebleken, althans onderbouwd, is dat deze afspraak/toezegging ook met Stichting ZorgWonen is gemaakt. De vraag is dan ook hoe Stichting ZorgWonen aan een dergelijke toezegging, gedaan tussen Stichting Onderdak en Onder 1 Dak, vertrouwen kan ontlenen dat bij een toegewezen voorschot op schadevergoeding ook aan haar huurpenningen zouden worden betaald. Overwogen wordt dat Stichting ZorgWonen op dit punt geen bewijsstukken heeft overlegd waaruit het door haar gebaseerde vertrouwen blijkt. Ook de advocaten die destijds bij de gevoerde gesprekken aanwezig zijn geweest die tot het (tijdelijk) parkeren van de bodemprocedure hebben geleid, onderschrijven de lezing van Stichting ZorgWonen niet. Aangezien de aard van een kort geding procedure zich tegen nadere bewijslevering verzet, zal de voorzieningenrechter Stichting ZorgWonen op dit punt ook niet in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren.
4.6.
Maar ook als de door Stichting ZorgWonen gestelde toezegging zou komen vast te staan, speelt de vraag in hoeverre Stichting ZorgWonen hieraan rechten kan ontlenen. In de kort geding procedure is slechts een (relatief beperkt) deel van het gevorderde voorschot op schadevergoeding toegewezen. Het enkele feit dat in het kort geding vonnis van 22 april 2021 bij het begroten van het voorschot op de schadevergoeding rekening is gehouden met de onbetaalde huurpenningen, maakt niet dat dit voorschot is geoormerkt en dat Stichting Onderdak het daarvoor dient te gebruiken. Het staat Stichting Onderdak in beginsel vrij om met het door de gemeente Arnhem ontvangen geld in het belang van haar onderneming te handelen zoals zij gerade acht. Dat Stichting Onderdak, zoals zij heeft betoogd, er voor heeft gekozen om met het voorschotbedrag onder meer eerst het salaris en vakantiegeld van het personeel en de pensioenpremies te betalen, maakt niet zonder meer dat daardoor sprake is van onrechtmatig handelen jegens Stichting ZorgWonen.
4.7.
Tot slot leidt ook een belangenafweging niet tot een ander oordeel. Het belang van Stichting Onderdak bij continuïteit van haar onderneming en de mogelijkheid om de uitkomst van het hoger beroep af te kunnen wachten, weegt zwaarder dan het belang van Stichting Zorgwonen bij het vasthouden aan het gelegde conservatoire derdenbeslag waardoor de bedrijfsvoering van Stichting Onderdak grotendeels is stilgelegd. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat Stichting ZorgWonen conservatoir derdenbeslag ten laste van Onder 1 Dak heeft gelegd voor (feitelijk) dezelfde vordering, hetgeen inhoudt dat Stichting ZorgWonen ook andere zekerheden heeft.
4.8.
De conclusie is dan ook dat het door Stichting ZorgWonen gelegde conservatoir derdenbeslag dient te worden opgeheven, nu summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door Stichting ZorgWonen ingeroepen recht, is gebleken. Omdat in het verlof is opgenomen dat Stichting ZorgWonen binnen dertig dagen na het eerstegelegde tot 3 keer het beslagverlof mag gebruiken, zal ook het gevorderde verbod onder 3.1. sub III. worden toegewezen. De gevorderde mededeling aan derden dat het beslag is opgeheven wordt afgewezen, nu de beslagen reeds in dit vonnis worden opgeheven en niet gesteld of aannemelijk geworden is dat Stichting Onderdak dan nog belang heeft bij deze vordering.
4.9.
Stichting ZorgWonen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Onderdak worden begroot op:
- dagvaarding € 109,65
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.795,65

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op alle beslagen gelegd krachtens het aan de Stichting ZorgWonen op 7 juni 2021 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleende verlof om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen ter verzekering van verhaal op de Stichting Onderdak;
5.2.
verbiedt Stichting ZorgWonen van het onder 2.1. bedoelde verleende verlof nog gebruik te maken;
5.3.
veroordeelt Stichting ZorgWonen in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Onderdak tot op heden begroot op € 1.795,65,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021, terwijl de feiten en motivering van voormelde beslissing afzonderlijk op schrift is gesteld op 13 juli 2021.
Coll: cl