Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
PROVINCIE GELDERLAND,
PROVINCIE GELDERLAND,
1.1. [gedaagde]
[gedaagde 2],
1.Het verdere verloop van de procedures
- de tussenvonnissen van 26 augustus 2020
- het deskundigenrapport van 15 december 2020
- de op 16 juni 2021 gehouden pleidooien
- het e-mailbericht van mr. J.A.M.A. Sluysmans van 21 juni 2021 met bijgevoegd de kostenopgaven van de deskundigen,
- de akte uitlating kosten van juridische en andere deskundige bijstand van [gezamenlijke gedaagden] .
- de akte deskundigenkosten van de provincie.
2.De verdere beoordeling
Nu de voorschotten in de tussenvonnissen van 26 augustus 2020 zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 47.439,00, zal de provincie worden veroordeeld het resterende bedrag van € 12.561,00 aan [gezamenlijke gedaagden] . te betalen. Aangenomen wordt dat hierin de vergoeding voor het gemis van het genot van het resterende bedrag vanaf de peildatum tot aan dit vonnis is inbegrepen, nu deze schadepost deel uitmaakt van de schadeloosstelling.
Op grond van artikel 55 lid 3 Ow is de provincie over de schadeloosstelling de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Dat de referenties een bewerkelijk punt waren is volgens de provincie geheel te wijten aan de opstelling van [gezamenlijke gedaagden] . die, terwijl de provincie zich al bij het concept-rapport had geconformeerd aan de door de deskundigen geadviseerde grondwaarde, alles uit de kast heeft gehaald om de geadviseerde grondwaarde omhoog te krijgen. Dat mag, maar dat wil niet zeggen dat de kosten die hiervoor gemaakt zijn ook ten laste van de provincie komen, temeer nu die kosten niet hebben geleid tot een hogere schadeloosstelling, aldus nog steeds de provincie.
Ook de overige uren aan juridische bijstand komen de rechtbank redelijk voor. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de kosten voor de door mr. Hagelaars verrichte werkzaamheden bij te stellen.
Voor aan [gezamenlijke gedaagden] . verleende rechtsbijstand is derhalve toewijsbaar een bedrag van € 27.780,64 (€ 29.473,67 - € 1.693,03).
De gehanteerde uurtarieven komen niet bovenmatig voor. Hiertegen heeft de provincie ook geen bezwaar gemaakt. De provincie heeft wel bezwaar gemaakt tegen de omvang van de in rekening gebrachte kosten.
- waaronder kosten van de door hem ingeschakelde deskundige - worden vergoed, neemt niet weg dat van de onteigende en zijn rechtshelpers wordt verwacht dat zij bij hun inzet het beginsel van proportionaliteit in acht nemen. Van belang is dat het geen omvangrijke onteigeningszaak betreft en evenmin technisch ingewikkelde vraagstukken aan de orde zijn gekomen. Het gaat in dit geval om de onteigening van vier percelen grond van 625 m², 647 m², 1.092 m² en 390 m², derhalve in totaal 2.754 m². De grond is, afgezien van een schuurtje, onbebouwd. Het gaatDe door de rechtbank benoemde deskundigen hebben de schadeloosstelling begroot op € 52.750,00. Partijen hebben overeenstemming bereikt en de schadeloosstelling vastgesteld op een bedrag van € 60.000,00 (met inbegrip van een vergoeding voor te maken kosten in verband met een eerst ter gelegenheid van de pleidooien aan de orde gesteld probleem met de waterloop op een van de percelen). Vooruitlopend op de onteigening heeft de provincie in totaal een bedrag van € 47.439,00 aangeboden. Dat aanbod is uiteindelijk als ontoereikend beoordeeld maar, mede gelet op de omvang en zwaarte van de zaak, had de hoogte van dit aanbod voor de deskundige van [gezamenlijke gedaagden] . een indicatie kunnen zijn voor het betrachten van enige terughoudendheid bij zijn inzet.
Meer specifiek geldt dat, zoals de provincie heeft opgemerkt, de in de specificatie genoemde werkzaamheden “Uitwerken reactie [naam] aan provincie” en “Overleg dhr. [naam] , verzenden brief 2019084” niet zien op werkzaamheden die in het kader van onderhavige onteigeningsprocedure voor [gezamenlijke gedaagden] . zijn verricht, zodat de daarvoor opgevoerde 5,25 uren niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Voorbijgegaan wordt aan het betoog van de provincie dat de opgevoerde uren niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat de facturen van Van Gellicum niet of nauwelijks zijn voorzien van enige toelichting op de verrichte werkzaamheden. Ten onrechte gaat de provincie ervan uit dat van [gezamenlijke gedaagden] . verlangd mag worden dat bij aanduidingen als ‘e-mail’, ‘telefonisch overleg’ en ‘lezen stukken’ telkens wordt vermeld op welke specifieke werkzaamheden de e-mails en telefonische overleggen betrekking hebben respectievelijk welke stukken gelezen zijn.
De provincie wordt evenmin gevolgd in haar standpunt dat de teruglevering van de gronden na realisatie van het werk en de (eventuele) ontstane natschade niet zijn te kwalificeren als onteigeningsgevolg zodat de daaraan bestede uren daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Zowel de teruglevering van de gronden als de (kans op) vernatting dienen aangemerkt te worden als onteigeningsgevolg, omdat zij zonder onteigening niet (goed) denkbaar zijn. Ten aanzien van de (kans op) vernatting hebben de deskundigen in hun rapport expliciet overwogen dat hen tijdens de descente is gebleken dat de beoogde vernatting niet (goed) mogelijk zou zijn geweest zonder onteigening. In het rapport is tevens overwogen dat de verlegging van de A-watergang de enkele wijze lijkt te zijn waarop de waterafvoer kan worden geborgd en de vernatting kan worden bereikt. De rechtbank sluit zich bij deze overwegingen aan. De uren die aan deze onderdelen zijn besteed, komen daarom voor vergoeding in aanmerking.
De provincie heeft ingestemd met de kosten van de rechtbankdeskundigen. Zij gaat echter abusievelijk uit van een lager totaalbedrag. Aangenomen moet worden dat de provincie akkoord is met het juiste bedrag, nu de kostenopgave van de deskundigen aan haar ter beschikking is gesteld.
De kostenopgave van de deskundigen komt de rechtbank niet bovenmatig voor, zodat de kosten van de deskundigen overeenkomstig deze opgave zullen worden begroot en de provincie tot betaling van dit bedrag zal worden veroordeeld.