ECLI:NL:RBGEL:2021:5335

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/393357 / KG ZA 21-327
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op wegwerkzaamheden aan de N786 in Loenen zonder verkeersbesluit

In deze zaak, die op 20 september 2021 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisende partijen, bestaande uit een besloten vennootschap en een vereniging, een kort geding aangespannen tegen de Provincie Gelderland. De eisende partijen vorderen een verbod op de voorgenomen wegwerkzaamheden aan de N786 in Loenen, omdat zij van mening zijn dat voor deze werkzaamheden een verkeersbesluit vereist is volgens artikel 15 lid 2 van de Wegenverkeerswet. De provincie heeft echter geen verkeersbesluit genomen voor de geplande werkzaamheden, die onder andere het verbreden van de rijbaan en het aanpassen van het fietspad en trottoir omvatten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de geplande werkzaamheden meer omvatten dan regulier onderhoud en dat deze werkzaamheden een uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers met zich meebrengen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de provincie een verkeersbesluit had moeten nemen en heeft de vordering van de eisende partijen toegewezen. De provincie is verboden verdere uitvoering te geven aan de wegwerkzaamheden zonder een verkeersbesluit. Daarnaast is de provincie veroordeeld in de proceskosten van de eisende partijen, die tot op heden zijn begroot op € 1.786,33, te vermeerderen met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt het belang van het nemen van een verkeersbesluit bij ingrijpende wegwerkzaamheden die de verkeerssituatie kunnen veranderen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisende partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, ondanks de stelling van de provincie dat de bestuursrechter de aangewezen instantie is voor dit geschil. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/393357 / KG ZA 21-327
Vonnis in kort geding van 20 september 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eisende partij 1] .,
gevestigd te [plaats] ,
2. de vereniging
[eisende partij 2],
gevestigd te [plaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. J.H. Hermsen te Zutphen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
vertegenwoordigd door de heer M. Schurink en de heer H.J. Hermsen.
Partijen zullen hierna [eisende partijen] en de provincie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 20 september 2021
  • de pleitnota van [eisende partijen]
  • de pleitnota van de provincie
  • de ter zitting door de provincie overgelegde productie.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 20 september 2021 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij 1] treedt (onder meer) op als contact- en adviesorgaan tussen de overheid, instellingen en inwoners van Loenen teneinde een bijdrage te leveren aan het welzijn en de leefbaarheid van Loenen. De heer [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1] ) is voorzitter van [eisende partij 1] . Mevrouw [betrokkene2] (hierna: [betrokkene2] ) is secretaris van [eisende partij 1] .
2.2.
[eisende partij 1] (hierna: [eisende partij 1] ) is eigenaar van het perceel met daarop een historische horeca accommodatie met kiosk en overtuin gelegen aan de provinciale weg N786 (hierna: de N786) in de dorpskern van Loenen.
2.3.
Op enig moment is op initiatief van de provincie het interdisciplinair overlegorgaan Eerbeek-Loenen 2030 (hierna: Eerbeek-Loenen 2030) in het leven geroepen waarin onder meer de provincie, [eisende partij 1] , meerdere gemeenten en vertegenwoordigers van de industriekern Eerbeek-Loenen participeren. Een van de projecten van het programma van Eerbeek-Loenen 2030, genaamd Wegennet, ziet op aanpassingen aan het wegennet tussen Eerbeek en Loenen.
2.4.
Op enig moment heeft de provincie wegwerkzaamheden aangekondigd aan de N786 in de dorpskern van Loenen ter hoogte van [eisende partij 1] . Deze geplande werkzaamheden omvatten - samengevat - het verbreden van de rijbaan waarbij de wegverbreding varieert van 54 centimeter tot 120 centimeter in doorsnede en de weg ‘opschuift’ richting het perceel van [eisende partij 1] waardoor een groenstrook voor het perceel van [eisende partij 1] verdwijnt, het trottoir smaller wordt en het fietspad aan de rijbaan komt te liggen, waarbij het fietspad met tien centimeter wordt verhoogd. De provincie heeft voor deze werkzaamheden geen verkeersbesluit genomen.
2.5.
Op 7 juni 2021 heeft de provincie een ontwerp-verkeersbesluit van 2 juni 2021 inhoudende het verplaatsen van de komgrens bij Eerbeek met inbegrip van het aanbrengen van een komslinger en het opheffen van de 60 km-zone op de rotonde tussen Loenen en Eerbeek (hierna: het verkeersbesluit van 2 juni 2021) in het Provinciaal Blad gepubliceerd.
2.6.
Tegen het verkeersbesluit van 2 juni 2021 is door zowel (de advocaat van [eisende partijen] namens) [eisende partij 1] als [betrokkene1] en [betrokkene2] namens [eisende partij 1] op 19 juli 2021 een zienswijze ingediend waarin wordt verzocht de beoogde maatregelen ter verbetering van de N786 te onderwerpen aan een grondige heroverweging. In de beide zienswijzen wordt opgemerkt dat voor de onder 2.4. genoemde werkzaamheden een verkeersbesluit in de zin van artikel 15 lid 2 van de Wegenverkeerswet dient te worden genomen.
2.7.
Bij brief van 30 augustus 2021 heeft (de advocaat van) [eisende partijen] de provincie verzocht om met hen in overleg te treden ter zake de uitvoering van de onder 2.4. genoemde werkzaamheden aan de N786.
2.8.
Bij brief van 6 september 2021 heeft de provincie aan (de advocaat van) [eisende partijen] een op 2 september 2021 gedateerde ‘Reactienota Zienswijzen ontwerp-verkeersbesluit N786 A50-Eerbeek’ (hierna: de reactienota) gestuurd. In de reactienota schrijft de provincie dat de ingediende zienswijzen niet tot wijziging van het verkeersbesluit kunnen leiden omdat de bestreden wegwerkzaamheden noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden betreffen die voortvloeien uit de trajectaanpak van de provincie. De ontwerpen zijn weliswaar afgewogen binnen het project Eerbeek-Loenen 2030 maar maken volgens de provincie geen actief onderdeel uit van het project. De fysieke aanpassingen die de provincie in de bebouwde kom van Loenen wenst uit te voeren ter hoogte van de bochten in de N786 betreffen dan ook geen verkeersbesluitplichtige maatregelen en maken geen onderdeel uit van het voorgenomen besluit, zo schrijft de provincie.
2.9.
Vanaf vrijdagavond 17 september 2021 tot en met zondagavond 19 september 2021 hebben werkzaamheden plaatsgevonden aan de N786 ter hoogte van [eisende partij 1] in Loenen.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partijen] vorderen bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair de provincie te verbieden om uitvoering te geven aan de voorgenomen wegwerkzaamheden in de bebouwde kom van Loenen, althans de provincie te gelasten de betreffende werkzaamheden niet uit te (doen) voeren zonder een daaraan ten grondslag gelegd verkeersbesluit, dan wel zonder dat over de uitvoering van deze werkzaamheden afstemming is bereikt binnen het overlegorgaan Eerbeek-Loenen 2030, dan wel zonder dat het beoogde ontwerp door een verkeersveiligheidsexpert is beoordeeld op de verkeersveiligheid voor fietsers;
II. subsidiair een voorziening te treffen die ertoe strekt dat de beoogde wegwerkzaamheden niet zullen worden uitgevoerd;
één en ander op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom en met veroordeling van de provincie in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partijen] komen in dit kort geding op tegen de door de provincie geplande werkzaamheden aan de N786 te Loenen ter hoogte van [eisende partij 1] , zoals weergegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart. [eisende partijen] stellen zich in dit verband op het standpunt dat voor het uitvoeren van de door de provincie geplande wegwerkzaamheden aan de N786, zoals omschreven onder 2.4., een verkeersbesluit in de zin van artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet vereist is omdat de werkzaamheden meer omvatten dan alleen het reguliere onderhoud van de betreffende weg. De N786 is thans immers niet breed genoeg om zonder problemen (zwaar) vrachtverkeer te geleiden en zal dat na de voorgenomen verbreding wel zijn, zodat de geplande werkzaamheden feitelijk tot een uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers leiden, aldus [eisende partijen] De provincie voert hiertegenover aan dat de N786 weliswaar deel uitmaakt van het project Wegennet binnen het programma Eerbeek-Loenen 2030, maar dat de werkzaamheden waar het hier over gaat behoren tot het reguliere onderhoud dat iedere acht à tien jaar op ieder wegvlak wordt verricht. Van besluitplichtige werkzaamheden in de zin van artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet is dan ook geen sprake volgens de provincie.
4.2.
Ter zitting is gebleken dat de provincie vanaf 17 september 2021 in de avond tot en met zondag 19 september 2021 werkzaamheden aan het deel van de N786 in Loenen ter hoogte van [eisende partij 1] heeft laten uitvoeren. Partijen zijn het er niet over eens of de reeds door de provincie uitgevoerde werkzaamheden (al dan niet geheel) overeenkomen met de door de provincie geplande werkzaamheden, zoals weergegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart. [eisende partijen] hebben in dat verband ter zitting laten weten de primaire vordering te handhaven in die zin dat gevorderd wordt de provincie te verbieden om, voor zover daaraan nog geen uitvoering is gegeven, verdere uitvoering te geven aan de geplande werkzaamheden aan de N786.
4.3.
De provincie heeft ter zitting aangevoerd dat [eisende partijen] hun standpunt, dat voor de bestreden werkzaamheden een verkeersbesluit vereist is, bij de bestuursrechter kunnen aanvoeren in een beroepsprocedure tegen het verkeersbesluit van 2 juni 2021 en daarbij een nevenschikkend verzoek om een voorlopige voorziening kunnen doen. Er is dan ook een met voldoende waarborgen omklede procedure voorhanden, die bovendien door [eisende partijen] is ingezet met het inbrengen van zienswijzen tegen het verkeersbesluit van 2 juni 2021, zo stelt de provincie. Met dit kort geding wordt volgens de provincie het bestuursrecht op een onaanvaardbare wijze doorkruist.
4.4.
Overwogen wordt dat de civiele voorzieningenrechter als restrechter fungeert in alle zaken met een spoedeisend karakter. De aanwijzing van een andere bevoegde rechter of van een speciale rechtsgang maakt de voorzieningenrechter in beginsel niet onbevoegd. Slechts wanneer de andere aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt, zal de voorzieningenrechter de eiser niet-ontvankelijk verklaren. Hiertoe is vereist dat in spoedeisende gevallen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat waarin de eiser een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken (Hoge Raad 16 maart 1990, NJ 1990, 500). Volgens de provincie is hiervan sprake, nu [eisende partijen] zich tot de bestuursrechter kunnen wenden. Gelet op het gegeven dat de geplande werkzaamheden aan de N786, waartegen [eisende partijen] zich in dit kort geding verzetten, niet zijn opgenomen in het verkeersbesluit van 2 juni 2021, is het echter de vraag of naar het oordeel van de bestuursrechter sprake zal zijn van voldoende materiële connexiteit van het verzoek om een voorlopige voorziening ter zake de geplande werkzaamheden aan de N786 met het voor bezwaar vatbare verkeersbesluit van 2 juni 2021. Indien de bestuursrechter oordeelt dat de materiële connexiteit ontbreekt, ligt het voor de hand dat [eisende partijen] in hun verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de bestreden werkzaamheden aan de N786 bij de bestuursrechter niet-ontvankelijk worden verklaard. Gelet hierop is het thans onzeker of het door [eisende partijen] gevorderde verbod (ook) langs de bestuursrechtelijke weg kan worden verkregen en kan niet met zekerheid worden gezegd dat sprake is van een andere rechtsgang die voldoende rechtsbescherming biedt. Om die reden is de voorzieningenrechter bevoegd en zijn [eisende partijen] ontvankelijk in hun vorderingen.
4.5.
Zoals hiervoor al is overwogen is tussen partijen in geschil of de door de provincie voorgenomen werkzaamheden aan de N786 een verkeersbesluit vergen in de zin van artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet. Voorop moet worden gesteld dat ingevolge artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit geschieden, indien die maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van de weg of het weggedeelte gebruik kan maken.
4.6.
De geplande werkzaamheden, zoals opgesomd onder 2.4. en weergegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart, zijn ter zitting aan de hand van de door partijen getoonde kaarten besproken en omvatten samengevat het met 54 centimeter tot 120 centimeter verbreden van (een deel van) de N786 in de dorpskern van Loenen ter hoogte van [eisende partij 1] , met consequenties voor (de ligging van) het fietspad, het trottoir en een groenstrook aan de zijde van [eisende partij 1] . Deze werkzaamheden omvatten naar het oordeel van de voorzieningenrechter meer dan louter onderhoudswerkzaamheden die eens in de zoveel tijd aan ieder wegvlak worden verricht. In dit verband is redengevend dat tussen partijen niet in geschil is dat de N786 niet geschikt is dan wel was voor het geleiden van (zwaar) vrachtverkeer. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat de betonblokken, die de rijbaan (voorheen) van het fietspad scheid(d)en, regelmatig door zwaar vrachtverkeer kapot worden dan wel werden gereden, zoals ook de provincie ter zitting heeft bevestigd. De geplande en al dan niet uitgevoerde verbreding van de N786, variërend van 54 centimeter tot 120 centimeter, zorgt in ieder geval voor een gewijzigde inrichting van de weg en maakt dat brede(re) voertuigen, waaronder (zwaar) vrachtverkeer, zonder problemen gebruik (zullen) kunnen maken van de betreffende provinciale weg. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daardoor sprake van een uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van (het betreffende gedeelte van) de N786 gebruik kan maken zodat het voorshands geoordeeld aannemelijk is dat voor deze werkzaamheden een besluit als bedoeld in artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet vereist is. Bovendien maken de bestreden werkzaamheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter onlosmakelijk deel uit van het grotere geheel aan werkzaamheden dat gepland staat met betrekking tot de verkeersproblematiek betreffende de geleiding van (zwaar) (vracht)verkeer door (de dorpskern van) Loenen over de N786, waar ook de werkzaamheden zoals vervat in het verkeersbesluit van 2 juni 2021 deel van uitmaken. De provincie had de thans bestreden werkzaamheden naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook moeten opnemen in het verkeersbesluit van 2 juni 2021 ter zake het verplaatsen van de komgrens bij Eerbeek en het opheffen van de 60-km zone op de rotonde tussen Loenen en Eerbeek.
4.7.
Nu met betrekking tot de onder 2.4. genoemde werkzaamheden aan de N786 geen verkeersbesluit is genomen en in dit kort geding niet kan worden vastgesteld in hoeverre de provincie de geplande werkzaamheden aan de N786 inmiddels volledig heeft uitgevoerd, zal de vordering zoals ter zitting geformuleerd worden toegewezen, met dien verstande dat de provincie zal worden verboden om, voor zover daaraan nog geen uitvoering is gegeven, verdere uitvoering te geven aan de geplande wegwerkzaamheden aan de N786 zonder een daaraan ten grondslag gelegd verkeersbesluit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de provincie deze veroordeling niet zal nakomen, zodat de in dit verband gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.
4.8.
Omdat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat de provincie voor de uitvoering van de onder 2.4. genoemde geplande werkzaamheden een verkeersbesluit in de zin van artikel 15 lid 2 Wegenverkeerswet had moeten nemen, wordt niet meer toegekomen aan de stelling van [eisende partijen] dat de (feitelijke) handelwijze van de provincie in de gegeven omstandigheden onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Hetgeen partijen in dit verband over en weer hebben aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking meer.
4.9.
De provincie zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskosten worden aan de zijde van [eisende partijen] tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.786,33
4.10.
De nakosten zullen als gevorderd worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de provincie om, voor zover daaraan nog geen uitvoering is gegeven, verdere uitvoering te geven aan de voorgenomen wegwerkzaamheden aan de N786 in Loenen met betrekking tot het gebied dat is weergegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart zonder een daaraan ten grondslag gelegd verkeersbesluit,
5.2.
veroordeelt de provincie in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partijen] tot op heden begroot op € 1.786,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt de provincie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de provincie niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2021. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. R.J.B. Boonekamp op 4 oktober 2021.