ECLI:NL:RBGEL:2021:5212

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21_4084
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving huisvesting arbeidsmigranten in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die een tuinbouwbedrijf exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, waarin hen een last onder dwangsom is opgelegd vanwege de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 21 september 2021, waarbij verzoekers zijn bijgestaan door hun gemachtigde, mr. J.A.J.M. van Houtum.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat verzoekers geen omgevingsvergunning hebben aangevraagd voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De voorzieningenrechter benadrukt dat handhaving van het bestemmingsplan in het algemeen belang is en dat er slechts onder bijzondere omstandigheden van handhaving kan worden afgezien. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij goede intenties hebben en dat de huisvesting goed is ingericht, maar de voorzieningenrechter stelt dat dit niet voldoende is om van handhaving af te zien.

Daarnaast hebben verzoekers een beroep gedaan op het overgangsrecht, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet van toepassing is, omdat het strijdige gebruik ook al illegaal was onder het vorige bestemmingsplan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoekers nog een week de tijd hebben om de arbeidsmigranten elders te huisvesten zonder dat zij een dwangsom verbeuren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4084

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoeker] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder
(gemachtigden: T. Akkermans).

Procesverloop

In het besluit van 12 augustus 2021 heeft verweerder aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?

1. [verzoeker] exploiteert een tuinbouwbedrijf aan de [locatie] in [woonplaats] . Het bedrijf heeft in totaal 14 kamers gerealiseerd voor de huisvesting van arbeidsmigranten die bij het bedrijf werkzaam zijn. In de loods aan de [locatie] kunnen 8 personen verblijven en in hat pand aan de [locatie] kunnen 16 personen verblijven.
2. Verweerder heeft in augustus 2020 geconstateerd dat op de adressen arbeidsmigranten worden gehuisvest in strijd met het inpassingsplan ‘[locatie]’. Daarom heeft verweerder eerder op 12 maart 2021 een last onder dwangsom opgelegd.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de huisvesting op dit moment in strijd is met het inpassingsplan. Inmiddels hebben verzoekers het plan opgevat om de huisvesting samen te voegen en geheel te laten plaatsvinden aan de [locatie] . Daarvoor is een omgevingsvergunning aangevraagd op 5 juli 2021.
Omdat bij een controle op 15 juli 2021 door verweerder is geconstateerd dat er aan de [locatie] ook nog arbeidsmigranten zijn gehuisvest, waarvoor geen omgevingsvergunning is aangevraagd, heeft verweerder opnieuw een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van dit adres. De last houdt in dat de huisvesting van arbeidsmigranten in de loods aan de zijde van de bedrijfswoning aan de [locatie] in [woonplaats] beëindigd moet worden en blijven.
3. De begunstigingstermijn liep af op 24 september 2021. Verzoekers hebben daarmee een voldoende spoedeisend belang bij de beoordeling van het verzoek.
In het besluit van 22 september 2020 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot een week na deze uitspraak.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beginselplicht tot handhaving
5. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Het bestuursorgaan mag slechts onder bijzondere omstandigheden van het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom afzien. Dergelijke omstandigheden kunnen zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat, of als het opleggen van een dergelijke last zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat in die concrete situatie van het opleggen van die last behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie
6. Verzoekers stellen dat er, ondanks dat er geen omgevingsvergunning is aangevraagd voor de [locatie] , wel concreet zicht op legalisatie bestaat. Dat is gelegen in het plan van verzoekers om de huisvesting samen te voegen op de [locatie] , waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Nu zijn er twee panden met kamers, in de nieuwe situatie wonen alle arbeidsmigranten in 1 pand. Uiterlijk 1 mei 2022 is de verbouwing klaar en dan eindigt ook de bewoning van de vier kamers aan de [locatie] . Die loods wordt dan enkel nog gebruikt voor opslag.
6.1.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat verzoekers ervoor hebben gekozen om voor het adres [locatie] geen omgevingsvergunning aan te vragen. Dit betekent dat voor de huisvesting van arbeidsmigranten op dit adres er geen concreet zicht op legalisatie is.
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Verzoekers hebben geen vergunning aangevraagd voor de huisvesting aan de [locatie] . Het concreet zicht op legalisatie geldt alleen voor datgene dat is aangevraagd en dat is het gebruik van het pand op het adres [locatie] . Daarbij is overigens naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet relevant dat het gaat om twee verschillende adressen. Doorslaggevend is dat voor de locatie waar de last op ziet geen omgevingsvergunning is aangevraagd. Het betoog slaagt niet.
Huisvesting gecontroleerd en goed bevonden
7. Verzoekers voeren aan dat uit niets blijkt van misstanden of wezenlijke tekortkomingen. Het is geen malafide huisvesting. Des te meer verbaast het dat verweerder na al die jaren zo hardvochtig inzet op handhavingsmaatregelen. De gemeente zou het moeten toejuichen als ondernemers zich op deze manier inspannen om op het eigen bedrijf te investeren in kwalitatief hoogwaardige huisvesting voor arbeidsmigranten in Nederland.
Verzoekers hebben nooit de intentie gehad om de wet te overtreden, het enige dat zij voor ogen hebben gehad is een fatsoenlijke en veilige huisvesting van arbeidsmigranten op hun bedrijf. Daarbij wijzen verzoekers op het recente nieuws dat Emile Roemer gemeenten oproept om geschikte locaties voor arbeidsmigranten te realiseren. Volgens verzoekers kan dat bij hen. Als er op enig punt een tekortkoming is, dan zullen verzoekers er alles aan doen wat nodig is. Op de zitting hebben verzoekers laten weten dat zij daar graag in overleg hadden willen gaan met verweerder.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat verzoekers, met goede intenties, de huisvesting zo goed mogelijk hebben ingericht en daarvoor certificaten hebben die worden gecontroleerd, geen bijzondere omstandigheid is om van handhaving af te zien. Naast dat de huisvesting goed in orde moet zijn, moet het ook planologisch toelaatbaar zijn en dat is niet het geval. Dat verzoekers het verder goed georganiseerd hebben en een goede huisvesting bieden die voldoet aan de eisen zoals die in de discussie in de politiek naar voren komen, betekent niet dat verweerder daarom niet handhavend mag optreden tegen een strijdigheid van het bestemmingsplan. Of op deze locatie arbeidsmigranten gehuisvest kunnen worden is een discussie die voor het overige thuishoort bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning en niet in deze handhavingsprocedure. In dat kader zou ook het gewenste overleg kunnen plaatsvinden tussen partijen. Zoals verweerder terecht stelt hebben verzoekers alle gelegenheid gehad om sinds het eerste voornemen tot handhaving van 28 augustus 2020 een dergelijke aanvraag in te dienen. Het betoog slaagt niet.
Overgangsrecht
8. Verzoekers betogen dat zij een geslaagd beroep kunnen doen op het overgangsrecht uit artikel 31.2 van de planregels, omdat de kamers al in gebruik waren genomen voordat het huidige inpassingsplan is vastgesteld. De werknemers zijn altijd ingeschreven geweest in de Brp en de huisvesting is ook meermalen gecontroleerd door de gemeente.
8.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekers niet hebben onderbouwd dat het strijdig gebruik van de huisvesting op nummer 14 ook al bestond bij de vaststelling van het inpassingsplan op 28 september 2016. De enkele verwijzing naar het BRP en de verwijzing naar meerdere gemeentelijke controles waarbij de huisvesting zou zijn goedgekeurd, is hiervoor volgens verweerder onvoldoende. Op de zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat ook in het vorige bestemmingsplan huisvesting van arbeidsmigranten niet was toegestaan.
8.2.
Artikel 31.2, onder a, van de planregels bepaalt dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Onder d van datzelfde artikel staat dat het bepaalde onder a niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van de plan.
8.2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op artikel 31.2, onder d, van de planregels verweerder zicht terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen geslaagd beroep kan worden gedaan op het overgangsrecht. Het strijdige gebruik was namelijk onweersproken ook al illegaal onder het vorige bestemmingsplan. Het betoog slaagt niet.
Hoogte van de dwangsom
9. Verzoekers voeren aan dat de last onder dwangsom in geen verhouding staat tot wat is geconstateerd en wordt verweten.
9.1.
Verweerder verwijst naar bijlage 5 van het ‘Beleidskader uitvoering VTH-taken’ waarin ons beleid over het bepalen van hoogte van dwangsommen en hersteltermijnen is bepaald. Bij recidive hanteert hij de dubbele hoogte van de dwangsom. Omdat het hier gaat om een herhaalde overtreding, heeft verweerder het bedrag verdubbeld naar € 60.000. Omdat er sprake is van een ernstige overtreding (huisvesting van arbeidsmigranten in een loods die niet voldoet aan de brandveiligheidseisen) vindt verweerder dit bedrag in verhouding staan met de aard en ernst van de overtreding. Daarnaast moet er een prikkel van de hoogte uitgaan om verzoekers bij dit tweede handhavingsbesluit ertoe te zetten alsnog tot herstel te komen.
9.2.
Zoals op de zitting is besproken zal in de beslissing op bezwaar een volledige heroverweging plaatsvinden waarbij verweerder ook zal kijken naar de hoogte van de dwangsom. De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands niet onredelijk dat verweerder aansluit bij het beleidskader. Het betoog slaagt niet.
Begunstigingstermijn
10. Verzoekers voeren aan dat zij inzetten op planologische legalisatie, maar dat dit tijd kost en niet zal lukken voor de gestelde begunstigingstermijn. Zeker zolang de vergunningaanvraag nog niet is afgewikkeld. Verzoekers stellen voor de begunstigingstermijn te stellen op 1 mei 2022.
10.1.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat ook de gestelde begunstigingstermijn in lijn is met het beleid. Met deze termijn hebben verzoekers voldoende tijd om de overtreding te beëindigen.
10.2.
De lengte van de begunstigingstermijn moet voldoende zijn om aan de last te voldoen door de overtreding te beëindigen. Om aan de last te voldoen moeten verzoekers ervoor zorgen dat op het adres [locatie] niet meer gewoond wordt. Anders dan verzoekers lijken te suggereren houdt de last niet in dat verzoekers binnen de begunstigingstermijn de plannen voor [locatie] moeten hebben afgerond, zodat de arbeidsmigranten allemaal daar kunnen worden gehuisvest. Er zijn ook andere mogelijkheden om aan de last te voldoen, zoals het onderbrengen van de arbeidsmigranten in een hotel.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de begunstigingstermijn niet te kort is om aan de last te voldoen. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat verzoekers na deze uitspraak nog 1 week de tijd hebben om de arbeidsmigranten die verblijven aan de [locatie] elders te huisvesten, zonder dat zij een dwangsom verbeuren.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.I. Tuk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.