ECLI:NL:RBGEL:2021:5176

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
C/05/391771 KG RK 21-601
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek wraking beslissing van de wrakingskamer

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 9 augustus 2021 een beslissing genomen op het herzieningsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2021, waarin het wrakingsverzoek van de verzoeker in een verzetzaak bij de bestuursrechter niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker stelde dat de beslissing van de wrakingskamer een miskenning was van zijn recht op een eerlijke rechtsgang, en dat er sprake was van institutionele vooringenomenheid en onrecht. Hij verzocht om herziening van de eerdere beslissing op basis van nieuwe feiten en omstandigheden.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:18 lid 5 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De rechtbank heeft ook verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat de beslissing op een verzoek tot wraking geen einduitspraak is. Hierdoor is de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om herziening, en is besloten dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig was.

De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak illustreert de strikte regels rondom wrakingsprocedures en de beperkte mogelijkheden voor herziening van dergelijke beslissingen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/391771 / KG RK 21-601
Beslissing van 9 augustus 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: [… 1]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot herziening van de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2021 in de zaak met nummer C/05/390431 / KG RK 21-509.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke verzoek tot herziening van 26 juli 2021, per e-mail binnengekomen bij de griffie van de wrakingskamer op 2 augustus 2021.

2.Het herzieningsverzoek

2.1.
Bij beslissing van 21 juli 2021 in de zaak met nummer C/05/390431 / KG RK 21-509 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek van verzoeker in de verzetzaak bij de bestuursrechter met nummer 20/2859 V (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek tot wraking was ingediend nadat in die hoofdzaak reeds een einduitspraak was gedaan.
2.2.
Verzoeker verzoekt om herziening van de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2021 in verband met nieuwe en andere feiten en omstandigheden. Verzoeker stelt dat voormelde beslissing van de wrakingskamer een miskenning is van het recht van de burger op een eerlijke rechtsgang. Volgens verzoeker is de zaak bij de bestuursrechter misgelopen omdat deze slechts is gegaan over niet betaalde griffierechten. Van deze bijzaak is ten onrechte een hoofdzaak gemaakt en hiermee worden verzoeker alle rechtsmiddelen uit handen geslagen op onwettige en onrechtmatige wijze door dwaling van de bestuursrechter en de wrakingskamer. Er is daarom sprake van institutionele vooringenomenheid en ongekend onrecht. De beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2021 kan daarom niet in stand blijven, aldus verzoeker.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker is het om meerdere reden niet eens met de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2021. Op grond van artikel 8:18 lid 5 Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) staat tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel open. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de beslissing op een verzoek tot wraking geen einduitspraak als bedoeld in afd. 8.2.6 Awb (ABRvS 28 augustus 2002, nr. 200204201/2). Daarom is geen herziening mogelijk van de beslissing op het verzoek tot wraking.
3.2.
Op grond van het voorgaande is verzoeker daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek om herziening, zodat een mondelinge behandeling van zijn verzoek achterwege kan blijven.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- verklaart verzoeker (kennelijk) niet-ontvankelijk in het verzoek tot herziening van de beslissing van de wrakingkamer van 21 juli 2021.
Deze beslissing is gegeven door de mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, en mrs. A.F. Germs-
de Goede en M.J.M. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier [… 2] en in openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.