ECLI:NL:RBGEL:2021:5141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
9005851
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van koopovereenkomst wegens non-conformiteit van geleverde goederen

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. D.A.M. van Steensel, dat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Snippenburg, wordt veroordeeld tot schadevergoeding en ontbinding van de koopovereenkomst. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door een bed van 2.00 meter te leveren in plaats van het afgesproken bed van 2.10 meter. De eisende partij heeft expliciet aangegeven dat hij een bed van 2.10 meter wenste en vordert nu schadevergoeding van € 4.800,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 605,00, alsook wettelijke rente. De gedaagde partij heeft het verweer gevoerd dat de eisende partij had kunnen afleiden dat het bed 2.00 meter was en dat er geen sprake is van non-conformiteit.

De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de gemaakte afspraken over de afmetingen van het bed. De rechter heeft vastgesteld dat de offerte geen duidelijkheid biedt over de maten en dat de gedaagde partij niet kan bewijzen dat de eisende partij op de hoogte was van de maatvoering. De rechter heeft ook geoordeeld dat de eisende partij zich kan beroepen op de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en dat de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst niet ongegrond is. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de eisende partij moet zich op de rolzitting van 29 oktober 2021 schriftelijk uitlaten over hoe hij het bewijs wil leveren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9005851 \ CV EXPL 21-377 \ 676 \ 40141
uitspraak van 24 september 2021
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. D.A.M. van Steensel, DAS
tegen
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. S.A. van Snippenburg
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 januari 2021 met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlating producties.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en [gedaagde partij] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen:
a. de hoofdsom ad € 4.800,00 althans een in goede justitie te bepalen schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke incassokosten ad. € 605,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 dagen na het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en, voor het geval voldoening aan het te wijzen vonnis niet binnen 10 dagen na wijzen geschiedt, in de nakosten, inclusief eventuele betekeningskosten, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Aan zijn vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst die partijen gesloten hebben, nu hij een bed en belendende aankopen aan [eisende partij] heeft verkocht en geleverd met een afmeting van 2.00 meter in plaats van 2.10 meter, dit terwijl [eisende partij] expliciet had aangegeven enkel een bed van 2.10 meter te willen kopen. Vanwege dit tekortschieten vordert [eisende partij] primair schadevergoeding en, na aanvulling van grondslag, subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst. Omdat [eisende partij] [gedaagde partij] heeft moeten aanmanen en [gedaagde partij] niet (tijdig) heeft betaald, is [gedaagde partij] buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd, aldus [eisende partij] .
2.3.
[gedaagde partij] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
[eisende partij] stelt dat hij opdracht heeft gegeven een matras op maat voor hem te maken van 2.10 meter. In de winkel heeft hij, gelet daarop, kenbaar gemaakt dat eveneens een bed met afmeting 2.10 meter vereist was. Dit heeft hij in het verkoopgesprek gedaan en daarvan heeft de verkoopster, mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), ook een aantekening gemaakt, aldus [eisende partij] . Toen het bed geleverd werd, bleek het bed echter 2.00 meter te zijn. [gedaagde partij] heeft deze stellingen van [eisende partij] gemotiveerd weersproken. Volgens hem kon [eisende partij] uit diverse zaken (onder andere belendende aankopen en een presentatiestandaard) afleiden dat het bed dat hij heeft aangekocht 2.00 meter was en was aldus geen sprake van non-conformiteit. Daarnaast heeft [eisende partij] het bed, dat een showroommodel was, ook uitgeprobeerd en zo de lengte getest, aldus [gedaagde partij] . [eisende partij] heeft het verweer van [gedaagde partij] gemotiveerd weersproken.
3.2.
Voor de beoordeling van de vorderingen van [eisende partij] is van belang wat partijen met elkaar tijdens de verkoopgesprekken precies hebben afgesproken. De offerte over de aankoop biedt geen duidelijkheid over de maten van de boxpring en het matras. De door [gedaagde partij] overgelegde presentatiestandaard geeft wel uitsluitsel over de maatvoering (namelijk 2.00 meter), maar [eisende partij] heeft betwist die gezien te hebben en betwist dat [gedaagde partij] hiernaar heeft verwezen ten tijde van de aankoop.
3.3.
Omdat [eisende partij] zich beroept op het rechtsgevolg van het door hem gestelde feit, zal hij in de gelegenheid worden gesteld dat feit te bewijzen. Concreet betekent dit dat [eisende partij] in de gelegenheid wordt gesteld te bewijzen dat hij met [gedaagde partij] de koop en levering van een bed van 2.10 meter is overeengekomen.
3.4.
Voor de subsidiaire stelling van [eisende partij] dat het bed (ook) non-conform is nu het laminaat van het bed loslaat en de schroeven van het hoofdbord niet meer vast te zetten zijn, geldt het volgende. Omdat het bed niet meer bij [eisende partij] staat, maar door [gedaagde partij] meegenomen was om door de fabrikant te worden beoordeeld, wordt door [eisende partij] subsidiair ontbinding van de overeenkomst gevorderd. Tegen deze ontbindingsvordering heeft [gedaagde partij] bezwaar gemaakt, omdat het volgens hem in een laat stadium van de procedure is gedaan en niet in het petitum is “vertaald”. De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] deze vordering in mocht stellen nu art. 130 Rv een verandering of vermeerdering van eis of de gronden daarvan toestaat zolang geen eindvonnis is gewezen. [gedaagde partij] heeft bij dupliek ook gelegenheid gehad (inhoudelijk) op de aanvulling te reageren en dat gedaan. Het petitum van de vorderingen van [eisende partij] is zo geformuleerd dat zowel schadevergoeding (art. 6:74 BW) als ontbinding (art. 6:265 BW) eronder kon vallen (tekortkoming in de nakoming), dus wordt het verweer van [gedaagde partij] dat de vordering non-existent is verworpen.
3.5.
Het bed is begin 2020 geleverd bij [eisende partij] . Op dat moment was er kennelijk geen sprake van de klachten waar [eisende partij] in zijn conclusie van repliek en akte uitlating over spreekt. [gedaagde partij] heeft een aantal foto’s in het geding gebracht, die zijn medewerker heeft gemaakt toen deze het bed bij [eisende partij] heeft opgehaald om het naar de fabrikant te brengen. [eisende partij] heeft niet betwist dat de monteur bij zijn bezoek deze foto’s heeft gemaakt. Op die foto’s zijn duidelijk gebruikssporen te zien op het bed en beschadigingen van het laminaat. Tevens is te zien dat de planken ten opzichte van elkaar zijn gaan ‘werken’, waardoor deze op de hoek niet meer goed op elkaar aansluiten. Uitsluitend in het geval dat deze gebreken het gevolg zijn van constructiefouten, kan [eisende partij] [gedaagde partij] daarop aanspreken. [eisende partij] hoefde immers niet te verwachten zo kort na aankoop geconfronteerd te worden met dergelijke problemen. Nu [gedaagde partij] gemotiveerd betwist heeft dat kwaliteitsproblemen de oorzaak zijn van deze problemen, waarbij hij kennelijk het oog heeft op constructiefouten, zal [eisende partij] ook wat dit betreft bewijs moeten leveren. Omdat de gestelde tekortkoming zich niet heeft voorgedaan binnen zes maanden na aflevering, kan [eisende partij] zich niet beroepen op het bewijsvermoeden van art. 7:18 lid 2 BW.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
laat [eisende partij] toe tot het leveren van het onder 3.3 en 3.5 genoemde bewijs;
4.2.
bepaalt dat [eisende partij] zich op de rolzitting van 29 oktober 2021 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe hij het bewijs wil leveren;
4.3.
bepaalt dat, als [eisende partij] bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, hij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen;
4.4.
bepaalt dat [eisende partij] , als hij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van hemzelf, zijn gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
4.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021.