ECLI:NL:RBGEL:2021:5082

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
05/880615-17, 05/720008-21 (ttz gev.) en 23/001462-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor oplichting, valsheid in geschrift en diefstal met valse sleutels

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrift en diefstal. De verdachte heeft in de periode van 10 december 2013 tot en met 7 januari 2014 een bedrag van € 30.000,- geleend van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen, met de belofte dat hij hen dit bedrag plus winst zou terugbetalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hen heeft misleid door te doen geloven dat hij een keukeninventaris kon kopen en met winst kon verkopen. De verdachte heeft echter nooit de keukeninventaris aangeschaft en heeft het geleende geld gebruikt om zijn schulden af te lossen.

Daarnaast heeft de verdachte valse e-mails verstuurd die afkomstig leken te zijn van de SNS Bank, waarin hij de slachtoffers liet geloven dat hun geld zou worden terugbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze e-mails vals waren en dat de verdachte deze met opzet heeft verstuurd om de slachtoffers te bedriegen.

Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen van de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5], waarbij hij zonder toestemming geld heeft gepind en overgeboekt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de daden van de verdachte schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/880615-17, 05/720008-21 (ttz gev.) en 23/001462-19 (tul)
Datum uitspraak : 9 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/880615-17
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2013 tot en met 7 januari 2014 te Oss en/of te Nijmegen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet van een inschuld, te weten 30.000 euro, althans een groot geldbedrag, door
- aan voornoemde benadeelde(n) aan te geven dat hij, verdachte, een keukeninventaris (van een restaurant) kon overkopen voor 60.000 euro en deze met winst zou kunnen verkopen en/of
- aan voornoemde benadeelde(n) foto's van de/een keukeninventaris te tonen en/of
- aan voornoemde benadeelde(n) voor de aanschaf van deze keukeninventaris een investering/lening van 30.000 euro te vragen en/of (daarbij) toe te zeggen dat hij, verdachte, deze 30.000 euro alsmede 17.500 euro winst aan voornoemde benadeelde(n) zou (terug)betalen op 7 januari 2014 en/of
- een rekeningnummer (te weten: [rekeningnummer 1] ) op te geven waar het bedrag van 30.000 euro door voornoemde benadeelde(n) op kon worden overgemaakt;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2013 tot en met 7 januari 2014 te Oss opzettelijk 30.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van een (mondelinge)
leningsovereenkomst, althans door middel van een lening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 januari 2014 tot en met 18 augustus 2014 te Oss en/of te Nijmegen, althans in Nederland, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
1. een e-mail (gedateerd op 3 juni 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat er een bedrag van 47.500,00 euro is overgemaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en/of
2. een e-mail (gedateerd op 17 juli 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat de SNS-bank een bedrag van 47.500,00 euro overmaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en dat dit bedrag uiterlijk voor 21 juli 2014 bijgeschreven zou zijn op het
rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en/of
3. een e-mail (gedateerd op 12 augustus 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat de afspraak tussen verdachte en een medewerker van de SNS Bank niet door kan gaan en/of 4. een e-mail (gedateerd op 18 augustus 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat een bedrag van 47.500,00 euro is overgemaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en dat men heeft geconstateerd dat er intern fraude was gepleegd
met het oogmerk om deze e-mails als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 januari 2014 te Nijmegen, althans in Nederland, een pinpas/digipas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 januari 2014 tot en met 28 februari 2014 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 6.000,00 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) op naam van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] overboekingen te verrichten (tot welke verdachte niet bevoegd was en/of geen toestemming voor had);
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2016 tot en met 10 februari 2017 te Tilburg en/of te Bloemendaal en/of te Nijmegen, althans in Nederland,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
1. een e-mail (gedateerd op 30 mei 2016), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van de heer mr. [naam 1] (advocaat), op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 4] met daarin de melding - kort en zakelijk weergegeven -:
- dat de mail vanaf een 'zakelijke privé' e-mailadres wordt verzonden omdat zorgvuldigheid in de betreffende casus geboden is en/of
- dat een gelbedrag van 239.000,00 euro op de derdenrekening van de heer [naam 1] staat en/of
- dat een betaling van 5.000,00 euro is gedaan aan [naam 2] t.a.v. [slachtoffer 4] en/of
- dat de betalingen aan de crediteuren van het [naam 3] afrond zijn en/of
- dat de ex-partner van [slachtoffer 4] op moet draaien voor de schuld bij [naam 4] en/of
- dat [slachtoffer 4] over haar geld kan beschikken en/of
- dat [slachtoffer 4] het geld een aantal maanden op de derdenrekening moet laten staan
en/of
2. een e-mail (gedateerd op 10 februari 2017), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van (de fictieve persoon) [naam 5] van de politie, op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 4] met daarin de melding - kort en zakelijk weergegeven -:
- dat de heer [naam 6] (de ex-partner van [slachtoffer 4] ) niet aan de politie wilde doorgeven wat zijn verblijfplaats is en/of
- dat de politie over zou gaan tot gijzeling van de partner van de heer [naam 6] indien de heer [naam 6] zich niet zou melden bij een politiebureau in Nederland en/of
- dat hij, verdachte, oplettend moest zijn totdat de heer [naam 6] zich gemeld en (aldus) enig gevaar verdwenen zou zijn,
en/of
3. een e-mail (gedateerd op 7 november 2016), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en/of onvervalst en afkomstig van (een medewerker van) het bedrijf [naam 7] op te maken en te verzenden/door te sturen naar [slachtoffer 4] met daarin de melding - kort en zakelijk weergegeven -:
- dat voornoemd bedrijf de verhuizing van de spullen van verdachte heeft verricht en dat de spullen zijn opgeslagen in het magazijn in Hoofddorp en/of
- dat de spullen verzekerd zijn tegen brandschade, diefstal en breuk tijdens verhuizing of opslag en/of
- dat verdachte binnen veertien dagen een factuur ontvangt,
met het oogmerk om deze e-mails als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 17 februari 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 25.450,00 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) op naam van [slachtoffer 3] overboekingen te verrichten en/of pintransacties te verrichten (tot welke verdachte niet bevoegd was en/of geen toestemming voor had);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 17 februari 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk (in totaal) 25.450,00 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (gemachtigde) beheerder van de/een (diverse) bankrekening(en) van [slachtoffer 3] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 december 2014 tot en met 20 januari 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 27.527,73 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) op naam van [slachtoffer 5] overboekingen te verrichten en/of pintransacties te verrichten (tot welke verdachte niet bevoegd was en/of geen toestemming voor had);
Parketnummer 05/720008-21
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 mei 2021 te Apeldoorn en/of Epse en/of Lochem en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten: een of meer contracten waarin (afslank)producten en/of diensten van [slachtoffer 6] werden verkocht met (onder andere) de hierna te noemen (rechts)personen:
1. [naam 8] , ondertekend door [naam 9] en/of
2. [naam 10] , ondertekend door Prof. [naam 11] en/of
3. [naam 12] , ondertekend door [naam 14] en/of
4. [naam 13] , ondertekend door [naam 15] en/of
5. [naam 17] , ondertekend door [naam 16] en/of
6. [naam 18] , ondertekend door [naam 19] en/of
7. [naam 30] , ondertekend door [naam 20] en/of
8. [naam 31] , ondertekend door [naam 21] en/of
9. [naam 32] , ondertekend door [naam 22] en/of
10. [naam 33] , ondertekend door [naam 23] en/of
11. [naam 34] , ondertekend door [naam 24] en/of
12. [naam 35] , ondertekend door [naam 25] en/of
13. [naam 36] , ondertekend door [naam 26] en/of
14. [naam 37] , ondertekend door [naam 27] en/of
15. [naam 38] , ondertekend door [naam 28] en/of
16. [naam 39] , ondertekend door [naam 29] ,
als waren deze echt en onvervalst, door voomoemde contracten te overleggen aan [slachtoffer 6] om die [slachtoffer 6] te overtuigen van de verkoop van een (aanzienlijke) hoeveelheid (afslank)producten en/of diensten en/of ter verkrijging van onkostenvergoeding van die [slachtoffer 6] ;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 mei 2021 te Apeldoorn en/of Epse en/of Lochem en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het aangaan van (een) schuld(en), te weten: (een) geldbedrag(en) (zijnde
onkostenvergoeding) en/of (een) verbintenis(sen) met een distributeur/leverancier en/of een advocaat voor de levering van (afslank)producten en/of medisch apparatuur en/of voor het opstellen van (een) verkoopovereenkomst(en), door:
- zich (telkens) voor te doen als bonafide (freelance) verkoper ten behoeve van die [slachtoffer 6] en/of
- ( vervolgens) een (grote) hoeveelheid contracten, waarin de koop van een (aanzienlijke) hoeveelheid (afslank)producten en/of diensten van die [slachtoffer 6] wordt geregeld, te overleggen aan die [slachtoffer 6] en/of
- een overzicht van, door verdachte gereden kilometers, te overleggen aan die [slachtoffer 6] ,
waardoor die [slachtoffer 6] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het bovenomschreven aangaan van (een) schuld(en).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 van parketnummer 05/880615-17 en het primaire feit van parketnummer 05/720008-21. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 primair en subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7. Hij heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat door [naam 40] daadwerkelijk een keukeninventaris werd aangeboden. Het geld van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft hij nooit onder zich gehad. Dat verdachte niet zijn deel, te weten van € 30.000,- van de in totaal € 60.000,- aan [naam 40] heeft betaald en de keukeninventaris niet heeft gezien maakt niet dat hij opzet had, laat staan dat hij het oogmerk had. De verklaring van [naam 40] dat sprake was van een lening is ongeloofwaardig nu het onlogisch is dat verdachte meer aan [naam 40] zou laten betalen dan hij hem schuldig zou zijn en hij van het restant geen baat heeft gehad. Feit 2 heeft verdachte bekend, maar heeft hij niet uit vrije wil begaan. Hij kreeg daartoe instructies van [naam 40] . De feiten 3, 4, 6 en 7 worden door verdachte ontkend. Voor alle geldopnames, transacties en (spoed)overboekingen had verdachte toestemming van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] is overleden en kan dus niet nader door de verdediging worden gehoord om de betrouwbaarheid van haar verklaring te toetsen. Verdachte moet daarom het voordeel van de twijfel krijgen. Feit 5 heeft verdachte ontkend. Er is geen bewijs dat verdachte aan de e-mails verbindt.
Ten aanzien van parketnummer 05/720008-21 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de valsheid in geschrifte alleen het vervalsen van de handtekening betreft.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/880615-17 [1]
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft, mede namens [slachtoffer 2] , verklaard dat [slachtoffer 4] , nicht van [slachtoffer 2] , rond september 2013 een nieuwe vriend (verdachte) kreeg. Op 10 december 2013 nam verdachte contact op met [slachtoffer 2] . Hij vertelde dat hij een keukeninventaris van een restaurant op wilde kopen en daar ook al een verkoper (de rechtbank begrijpt: een koper) voor had. Verdachte zou € 35.000,- winst kunnen maken, die hij wilde delen met [slachtoffer 4] en met aangever en [slachtoffer 2] . Volgens verdachte had hij
€ 60.000,- nodig. Hij had zelf € 30.000,- en kwam € 30.000,- tekort. Hij vroeg of hij dat bedrag van hun kon lenen. Verdachte is naar de woning van aangever en [slachtoffer 2] aan de [adres 2] in Oss gegaan en heeft foto’s laten zien van de keuken die hij wilde kopen. Aangever en [slachtoffer 2] hebben op 10 december 2013 € 30.000,- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [naam 40] , volgens verdachte de verkoper van de keuken. Met verdachte was afgesproken dat op 7 januari 2014 een bedrag van € 30.000,- en de helft van de winst, € 17.500,-, totaal € 47.500,- aan hun terugbetaald zou worden. Op 7 januari 2014 hebben ze hun geld niet terugontvangen. [2]
Bij de aangifte is een bijlage gevoegd betreffende de details van een transactie. Daaruit blijkt dat op 10 december 2013 een bedrag van € 30.000,- van de rekening van [slachtoffer 1] door middel van een spoedoverboeking is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [naam 40] , met als omschrijving “ [omschrijving] ”. [3]
[naam 40] heeft verklaard dat verdachte in september 2013 een kroeg in Tiel heeft opgebouwd die eerder failliet was. [naam 40] heeft verdachte daar leren kennen. Verdachte zei op een gegeven moment dat hij een kroeg in Tilburg kon kopen, een gaybar. Hij kon deze twee keer over de kop gooien. Hij wilde geld van [naam 40] lenen voor de aanbetaling van de kroeg. [naam 40] heeft hem toen € 12.500,- geleend en zou binnen vier weken € 17.500,- terugkrijgen. Hij heeft het bedrag contant betaald, omdat verdachte ook contant in Tilburg moest betalen. Een paar dagen later zag hij verdachte met een boekwerk met contracten. Verdachte is naar [naam 41] , woonachtig in Loon op Zand gegaan en heeft van [naam 41] € 30.000,- geleend/geïnvesteerd. [naam 41] heeft twee betalingen gedaan, € 20.000,- aan [naam 42] in Nistelrode voor de inventaris en
€ 10.000,- aan [slachtoffer 4] voor de bar. Er gingen weken voorbij, maar [naam 40] kreeg geen geld. Hij kwam er toen achter dat [naam 42] een drankenwinkel en café had, maar geen gaycafé, terwijl verdachte had verteld dat [naam 42] mede-eigenaar was van het gaycafé in Tilburg. [naam 40] heeft van [naam 42] gehoord dat verdachte een schuld bij [naam 42] had van ongeveer € 20.000,-. [naam 40] heeft verdachte diverse keren verzocht om terugbetaling van zijn geld, € 17.500,-. Hij heeft verdachte daartoe het rekeningnummer van zijn zoon gegeven dat naast de telefoon lag. In december 2013 kreeg hij een telefoontje dat zijn geld op de rekening stond. Hij zag dat een bedrag van € 30.000,- op de rekening van zijn zoon was gestort. [naam 40] heeft verdachte gebeld en gezegd dat het teveel was. Verdachte zei dat de rest voor [naam 41] was. [naam 40] heeft contact gezocht met [naam 41] en € 12.500,- naar hem overgemaakt. [naam 40] kent geen [slachtoffer 1] en wist niets van een keuken. Hij dacht dat het om een café ging. [4]
De bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] op naam van [naam 40] is onderzocht. Daarop zijn onder meer de volgende transacties te zien:
  • op 10 december 2013 is een bedrag van € 30.000,- bijgeschreven afkomstig van [slachtoffer 1] door middel van een spoedoverboeking, omschrijving “ [omschrijving] ”;
  • op 10 december 2013 is een bedrag van € 12.500,- afgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [naam 43] met omschrijving “12500 terug van [verdachte] ”.
[naam 41] uit Loon op Zand is de directeur van [naam 43] . [5]
Verdachte heeft verklaard dat, als het geld van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is overgemaakt naar het rekeningnummer van [naam 40] , hij dat nummer aan hen heeft gegeven. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [naam 44] en een ander met wie [naam 40] zaken deed een keukeninventaris te koop aanboden. Op de keuken zou een flinke winst kunnen worden gemaakt. Volgens verdachte heeft hij alleen foto’s van de keukeninventaris gezien. Hij heeft niets ingelegd omdat hij geen geld had. Aangevers hebben € 30.000,- ingelegd. Achteraf bleek er geen keukeninventaris te zijn. Verdachte vertrouwde erop snel en makkelijk geld te kunnen verdienen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd acht de rechtbank de verklaring van [naam 40] geloofwaardig en betrouwbaar. De verklaring van [naam 40] vindt ondersteuning in de mutaties en de daaraan gekoppelde omschrijvingen op de bankrekening van [naam 40] en het feit dat de overschrijving van € 12.500,- ten goede is gekomen van [naam 43] ., een onderneming waarvan [naam 41] uit Loon op Zand de directeur is. De rechtbank leidt uit de verklaring van [naam 40] af dat verdachte, anders dan hij heeft verklaard, een schuld had bij [naam 40] van € 17.500,- en bij [naam 41] van € 30.000,-. [naam 40] heeft hem diverse keren om terugbetaling van zijn geld gevraagd. Op 10 december 2013 zag hij dat een bedrag van € 30.000,- was bijgeschreven. Na contact met verdachte heeft hij direct een bedrag van € 12.500,- overgemaakt naar een onderneming van [naam 41] .
De rechtbank acht verder van belang dat [naam 40] zich al in maart 2014 bij de politie heeft gemeld en heeft verklaard dat hij door verdachte een behoorlijke schuld had, omdat verdachte had gezegd dat hij een café kon kopen en met winst kon verkopen. [naam 40] had via een bevriend vastgoedhandelaar € 30.000,- geïnvesteerd. [7]
Verdachtes verklaring daarentegen acht de rechtbank niet consistent, niet concreet en niet aannemelijk geworden nu deze op geen enkele wijze bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte in de veronderstelling was een keukeninventaris te kopen. Niet valt in te zien dat verdachte een keukeninventaris koopt van € 60.000,- zoals hij bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft doen voorkomen, en dat hij daarvan alleen foto’s heeft gezien. Informatie over de verkoper(s) kan verdachte niet geven en over de verkoop/aankoop van de keukeninventaris is niets op papier vastgelegd, wat gezien de omvang van de aan/verkoop wel voor de hand zou hebben gelegen. Ook heeft verdachte niets anders verklaard over een doorverkoop van de keukeninventaris dan dat hij een flinke winst kon maken. Voorts heeft hij er zelf geen geld in geïnvesteerd, terwijl hij tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deed voorkomen alsof ook hij € 30.000 zou betalen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust geld door aangever en [slachtoffer 2] heeft laten overmaken naar [naam 40] om zijn schuld bij [naam 40] in te lossen en dat hij ervan op de hoogte was dat er geen levering van een keukeninventaris zou volgen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplichting zoals primair is ten laste gelegd bewezen. Verdachte heeft door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ertoe bewogen € 30.000,- over te maken naar [naam 40] ten behoeve van de aankoop van een keukeninventaris terwijl hij wist dat die aankoop niet zou plaatsvinden.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 1] , wonend aan de [adres 2] in Oss, heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 2] op 7 januari 2014 hun geld niet hebben teruggekregen. Verdachte had allerlei smoesjes. [slachtoffer 2] kreeg van verdachte mails doorgestuurd over het terug te betalen geld. Die mails waren afkomstig van [mailadres 1] , werkzaam bij de SNS-bank heeft bevestigd dat de mails niet van de SNS afkomstig zijn en dat het logo is vervalst. [8]
Bij de aangifte zijn vier e-mails van de SNS-bank gevoegd.
  • Een e-mail van 3 juni 2014 van Klantenservice@sns.nl gericht aan [mailadres 2] Tekstbericht: “Geachte heer [verdachte] , Na eerder al aan u bevestigd te hebben op 15 april 2014 delen wij u nogmaals mede dat er een bedrag van € 47.500,00 is overgemaakt naar rekeningnummer: [rekeningnummer 5] t.n.v. De heer [slachtoffer 1] te Oss. (…) Met vriendelijke groet, Klantenservice SNS Bank”. Onder het bericht staan nog het telefoonnummer van de SNS-bank en de website.
  • Een e-mail van 17 juli 2014 van Klantenservice@sns.nl gericht aan [mailadres 2] Tekstbericht: “Geachte heer [verdachte] , Het bedrag van
  • Een e-mail van 12 augustus 2014 van Klantenservice@sns.nl gericht aan [mailadres 2] Tekstbericht: “Geachte heer [verdachte] , Tot onze spijt moeten wij de afspraak die u heden middag had op ons kantoor in Utrecht verzetten ivm bijzondere omstandigheden. Waarvoor onze excuses. Wij willen voorstellen als het u schikt 19 augustus of 20 augustus beide dagen om 13.30 u. Nogmaals onze excuses voor het ongemak.” De afzender van de e-mail is [naam 46] , assistent afdeling bijzondere zaken SNS Bank Utrecht. Onder de e-mail staan het logo van de SNS- bank, telefoonnummer en website van de SNS-bank.
  • Een e-mail van 18 augustus 2014 van Klantenservice@sns.nl gericht aan [mailadres 2] Tekstbericht: “Geachte heer [verdachte] , Wij kunnen u met genoegen mededelen dat ons onderzoek over de overboeking van € 47.500,00 naar de rekening van de heer [slachtoffer 1] rek.no [rekeningnummer 5] is afgerond. Wij hebben geconstateerd dat er intern fraude is gepleegd. Nogmaals onze excuses dat eea zolang heeft geduurd, een onderzoek neemt tijd in beslag. Deze week zal het geld op de rekening van de heer [slachtoffer 1] bijgeschreven zijn.” De afzender van de e-mail is [naam 47] , afdeling bijzondere zaken SNS Bank Utrecht. Onder de e-mail staan telefoonnummer en website van de SNS-bank.
Verdachte heeft verklaard dat hij de e-mails van de SNS-bank heeft verstuurd. Hij heeft gedaan alsof de SNS-bank de e-mails naar hem had verstuurd. De e-mails heeft hij zelf gemaakt en vervolgens naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verstuurd. [10]
De rechtbank acht gelet op de voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte valse e-mails heeft verstuurd naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die e-mails van [naam 40] heeft ontvangen en dat hij deze heeft doorgestuurd. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden mede gezien het feit dat de verklaring van [naam 40] zoals ten aanzien van feit 1 is overwogen geloofwaardig en betrouwbaar wordt geacht. De rechtbank houdt verdachte dus aan de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd.
Feit 3
Aan verdachte is ten laste gelegd dat verdachte de pinpas/digipas behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer 2] en toebehorend aan [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] heeft gestolen. De rechtbank heeft in het dossier hiervoor geen bewijsmiddelen aangetroffen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 4
Aangeefster [slachtoffer 3] , destijds wonend aan de [adres 3] in Nijmegen, heeft verklaard dat zij een rekening met nummer [rekeningnummer 2] heeft bij de SNS-bank. Van die rekening zijn bedragen afgeschreven:
  • op 30 januari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 6] van [naam 48] ;
  • op 7 februari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 7] van [naam 44] ;
  • op 7 februari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 8] van [naam 49] ;
  • op 15 februari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 1] van [naam 40] ;
  • op 18 februari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 1] van [naam 40] ;
  • op 28 februari 2014 € 1.000,- naar [rekeningnummer 6] van [naam 48] .
Aangeefster herkende de namen die op de afschriften stonden niet. Ook haar dochter [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) kende en herkende de namen niet. De medewerkster van de bank zei dat de afschrijvingen waren gedaan met het DGI-pasje (de rechtbank begrijpt: het DIGI-pasje) van haar dochter. Haar dochter heeft dat pasje in een dichtgeplakte enveloppe ontvangen en het pasje nooit gebruikt. Volgens haar dochter lag het pasje nog steeds in een dichte enveloppe op haar kantoor. [slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat ze het geld terug wil hebben omdat het haar spaarpotje is. [11]
Op een bij de aangifte gevoegd overzicht van de SNS-bank is te zien dat van de rekening van [naam 50] en/of [slachtoffer 3] op 30 januari 2014, 7 februari 2014, 15 februari 2014, 18 februari 2014 en 28 februari 2014 in totaal zes keer een bedrag van € 1.000,- is overgeboekt. Daarvan is in totaal € 2.000,- overgeboekt naar [naam 48] en € 4.000,- naar [naam 44] dan wel [naam 40] dan wel [naam 49] . [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij de overboekingen heeft gedaan. [13]
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat niet wordt betwist dat verdachte de zes geldbedragen van € 1.000,- heeft overgemaakt. Volgens verdachte deed hij dit met toestemming van [slachtoffer 3] , zij wilde hem (verdachte) helpen. De bedragen aan zijn ex-partner betroffen schenkingen. De bedragen aan [naam 40] betroffen het restantbedrag dat [naam 40] nog wilde hebben. [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) was van de overboekingen niet op de hoogte omdat de relatie tussen moeder en dochter verstoord was.
De raadsman heeft in zijn pleidooi opgemerkt dat [slachtoffer 3] is overleden en dus niet nader door de verdediging kan worden gehoord om de betrouwbaarheid van haar verklaring te toetsen. Hij meent dat verdachte het voordeel van de twijfel moet krijgen.
De rechtbank heeft de verklaring van [slachtoffer 3] , die in 2018 is overleden en dus niet meer als getuige kan worden gehoord, zorgvuldig onderzocht. In samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de verklaring van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 3] heeft op 19 maart 2014 aangifte gedaan van verduistering van een zestal geldbedragen van haar rekening. Het betreft een aangifte die op zichzelf genomen niet belastend is voor verdachte. In haar aangifte heeft ze namelijk geen mogelijke dader genoemd.
De rechtbank acht verdachtes verklaring dat [slachtoffer 3] toestemming had gegeven voor de overboekingen niet aannemelijk gelet op de aangifte. Daaruit blijkt dat [slachtoffer 3] de namen die op de afschriften stonden niet kende en herkende en haar dochter [slachtoffer 4] evenmin. Verder heeft [slachtoffer 3] in haar aangifte verklaard het geld terug te willen hebben, omdat het haar spaargeld was. Niet blijkt uit het dossier dat sprake was van een conflictsituatie tussen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Hierover is door verdachte ook niet eerder verklaard. Evenmin heeft verdachte op enig moment het initiatief getoond om deze stelling, bijvoorbeeld door het laten horen van [slachtoffer 4] als getuige, te onderbouwen.
Als [slachtoffer 3] al toestemming zou hebben gegeven voor de overboekingen, dan valt niet in te zien dat zij kort na de laatste overboeking met [slachtoffer 4] naar de bank is gegaan om informatie te verkrijgen over de afboekingen. Ook valt niet in te zien dat zij haar geld terug wilde hebben als zij toestemming zou hebben gegeven voor de overboekingen. Verder valt niet in te zien dat [slachtoffer 3] twee keer een bedrag van € 1.000,- zou schenken aan de ex-partner van verdachte (niet zijnde [slachtoffer 4] ). Ook ten aanzien van deze ex-partner geldt dat verdachte op geen enkel moment heeft verzocht om haar als getuige te laten horen.
Daar komt nog bij dat het, in het geval dat [slachtoffer 3] toestemming zou hebben gegeven voor de overboekingen, logisch zou zijn geweest als voor de overboekingen gebruik was gemaakt van háár bankpas. De overboekingen zijn echter volgens informatie van de SNS-bank gedaan met de DIGI-pas van [slachtoffer 4] . Alleen al daarom kan de door verdachte afgelegde verklaring niet kloppen dat hij de overboekingen met de pas van [slachtoffer 3] heeft verricht.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring kortom gebruiken voor het bewijs en acht deze verklaring betrouwbaar; hij is innerlijk consistent en vindt steun in de rest van het dossier.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank diefstal met een valse sleutel (de onrechtmatige toegang tot de bankrekeningen) door verdachte van een bedrag van € 6.000,- van de rekening van [slachtoffer 3] bewezen.
Feit 5
Onder feit 5 is ten laste gelegd dat verdachte vervalste dan wel valselijk opgemaakte e-mails van mr. [naam 1] , de politie en [naam 7] heeft verstuurd aan [slachtoffer 4] . De rechtbank overweegt dat uit het dossier wel blijkt dat de door [slachtoffer 4] overgelegde e-mails vals zijn. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 96 van het dossier blijkt verder dat het
vermoedenbestond dat verdachte de mails had opgemaakt en verstuurd. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier echter het wettig bewijs dat verdachte daadwerkelijk aan de e-mails is te linken. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feiten 6 en 7
De rechtbank zal de feiten 6 en 7 tegelijk beoordelen gelet op hun onderlinge samenhang.
Aangeefster [slachtoffer 3] , destijds wonend aan de [adres 3] in Nijmegen, heeft verklaard dat verdachte iedere ochtend koffie kwam drinken. Als ze naar het ziekenhuis moest, bracht hij haar en hij deed boodschappen. Als hij boodschappen ging doen, vroeg hij of hij haar pinpas mee kon nemen. Hij kon dan ook wel even geld meenemen. Aangeefster vertrouwde hem volledig. Geregeld miste ze geld uit haar portemonnee en na een tijdje ontving ze ook geen bankafschriften meer. Verdachte praatte dat steeds goed. Na enige tijd stonden er mensen van de woningbouwvereniging aan de deur omdat ze een huurachterstand had. Ze begreep dat niet omdat de huur automatisch werd afgeschreven. Ze heeft betaald en vervolgens verdachte gebeld. Die zei dat hij het zou regelen.
Aangeefster heeft ook namens haar verstandelijk gehandicapte dochter [slachtoffer 5] ), wonend in een woongroep aan de [adres 4] in Nijmegen, aangifte gedaan. De pinpas van [slachtoffer 5] zat normaal gesproken in aangeefsters portemonnee. Deze is door verdachte weggenomen. Hij heeft een valse pas daarvoor in de plaats in haar portemonnee gedaan. Toen [slachtoffer 5] haar OV-kaart niet meer kon gebruiken en geen nieuwe laarzen kon betalen is haar schoonmoeder, mevrouw [naam 51] , op onderzoek uitgegaan. Toen bleek dat [slachtoffer 5] inmiddels als wanbetaler te boek stond binnen de gezondheidszorg. [slachtoffer 5] ontving ook geen bankafschriften meer. Verdachte zorgde voor de post van [slachtoffer 5] . [14]
Aangeefster heeft in een excelbestand aangegeven welke transacties zonder haar medeweten of toestemming zijn gedaan. Het gaat daarbij in totaal om € 25.450,50. Zij is daardoor in de schuldsanering beland. [15]
Over de periode van 2 december 2014 tot en met 17 februari 2017 zijn de gegevens van de bankrekening van aangeefster (rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) onderzocht. Daarbij is het volgende opgevallen:
  • Er is 42 keer een geldopname gedaan. De opnames variëren tussen de € 10,- en
  • Er is meerdere keren gepind bij [naam 52] in Nijmegen en [naam 53] in Nijmegen. Totaalbedrag € 666,96.
  • Er is meerdere keren geld afgeschreven via Europese incasso door [naam 54] Totaal geïncasseerd € 298,48.
  • Er is meerdere keren geld gepind bij de [naam 55] in Nijmegen. Totaalbedrag € 1.214,50.
  • Er is meerdere keren geld gepind bij diverse andere winkels voor in totaal
Verder is op 5 juli 2016 een SNS-wereldpas aangemaakt en per post verzonden. Aangeefster heeft deze pas niet zelf aangevraagd. [16]
Aangeefster heeft ook in een excelbestand aangegeven welke transacties op de rekening van [slachtoffer 5] (rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) zonder medeweten of toestemming van haar of [slachtoffer 5] zijn gedaan. Het gaat daarbij in totaal om € 27.527,73. [17]
De bankrekening van [slachtoffer 5] is ook onderzocht. Dit betreft de periode van 8 december 2014 tot en met 20 februari 2017. Daarbij is het volgende gebleken:
  • van de rekeningen van aangeefster [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] werd geld op gelijke datums opgenomen, bij dezelfde geldautomaten op tijdstippen die kort bij elkaar lagen;
  • van de rekening van [slachtoffer 5] zijn bij tankstations betalingen gedaan, terwijl zij niet in het bezit is van een rijbewijs;
  • er zijn 11 overboekingen gedaan ten gunste van verdachte voor een bedrag van in totaal € 4.382,43. Hiervan waren er zes telefonische spoedoverboekingen;
  • op 22 januari 2015 is bij [naam 56] een betaling van € 800,- gedaan. Opmerkelijk omdat [slachtoffer 5] niet over een rijbewijs beschikt;
  • op 19 augustus 2015 is door middel van een telefonische spoedoverboeking een factuur van € 140,08 op naam van [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: de zus van [slachtoffer 5] ) betaald;
  • vanaf augustus 2015 wordt er geld van de spaarrekening naar de betaalrekening van [slachtoffer 5] overgeboekt;
  • op 10 augustus 2015 wordt een acceptgiro van € 94,50 aan [naam 58] betaald. Kenmerk: klantnr. [nummer] [naam 3] . [naam 3] was het voormalige bedrijf van [slachtoffer 4] ;
  • in januari 2015 wordt € 4.700,- uit geldautomaten gepind en in augustus 2015
  • op camerabeelden van een geldopname van € 50,- met pas 373 op 20 februari 2017 aan de Hatertseweg in Nijmegen is te zien dat verdachte geld opneemt.
Getuige [naam 51] heeft verklaard dat ze een keer bij [slachtoffer 5] was. Die vertelde dat ze mooie schoenen had gezien, maar dat ze die van verdachte niet mocht kopen omdat ze te duur waren. [slachtoffer 5] vertelde ook dat ze geen bankafschriften meer kreeg. [naam 51] is naar [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) gegaan. Die vertelde dat ze geen geld meer had en dat ze dat van verdachte niet mocht vertellen, ook niet aan haar dochter [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ). [naam 51] wilde toen kijken naar de bankrekening van [slachtoffer 5] . Het lukte niet met de pas van [slachtoffer 5] in te loggen. Achteraf bleek het een valse pas te zijn. De pas van [slachtoffer 5] hoorde in de portemonnee van [slachtoffer 3] te zitten maar daar zat een andere pas op die plek, die niet van [slachtoffer 5] was. Bij de bank bleek dat er geen verzekeringen werden afgeschreven en dat het geld dat op de rekening binnenkwam eraf werd gehaald. [20] [naam 51] heeft verder verklaard dat zij van de moeder van [slachtoffer 5] de pincode had gekregen waarmee zij het saldo van de rekening van [slachtoffer 5] wilde opvragen. Zij kreeg steeds de melding dat de pas niet geldig was. Bij de ABN-AMRO hoorde zij dat de betaalrekening in het rood stond en dat de spaarrekening volledig leeg was. Volgens [naam 51] hadden de moeder van [slachtoffer 5] en haar echtgenoot nooit aan internetbankieren gedaan. Ook betaalde de moeder niet per pin. Ze ging altijd contant geld pinnen en betaalde daarmee haar boodschappen. Ze had de pincode aan verdachte gegeven omdat ze door de cardioloog was gebeld en het huis niet uit mocht. [21]
In de fouillering van verdachte is op 30 maart 2017 een pinpas op naam van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] aangetroffen. [22]
In de portemonnee van aangeefster [slachtoffer 3] is op de plek waar de pinpas van haar dochter hoorde te zitten, een ABN-AMRO pas aangetroffen op naam van [naam 59] . [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij bedragen heeft gepind, betaald en overgeboekt van de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . Hij pinde € 300,- à € 500,- per keer en soms € 1.000,- of ook wel meer. [slachtoffer 3] kon niet internetbankieren. [slachtoffer 4] is zijn ex-partner. [naam 59] was zijn bedrijf. [24]
Verdachte heeft verklaard dat alle pinopnames, betalingen en overboekingen met toestemming van [slachtoffer 3] zijn gedaan.
De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk geworden. Niet valt immers in te zien dat [slachtoffer 3] toestemming geeft voor pinopnames, betalingen en overboekingen en vervolgens zelf in de schuldsanering beland. Daarnaast is het opmerkelijk dat [slachtoffer 3] op enig moment werd geconfronteerd met een flinke huurachterstand. Volgens [slachtoffer 3] heeft ze die betaald en zou verdachte het verder regelen. Ook is het opmerkelijk dat zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 5] geen bankafschriften meer ontvingen en dat [slachtoffer 5] binnen de gezondheidszorg te boek stond als wanbetaler omdat er geen premies werden betaald. [slachtoffer 5] kon ook haar OV-kaart niet meer gebruiken. Uit de verklaring van [naam 51] komt naar voren dat [slachtoffer 5] geen nieuwe schoenen mocht kopen, omdat die volgens verdachte te duur waren. Dat verdachte zich niet bemoeide met de bankzaken van [slachtoffer 3] en van [slachtoffer 5] is daarom niet aannemelijk, te minder nu hij op camerabeelden is vastgelegd tijdens een geldopname van de rekening van [slachtoffer 5] . Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat zowel van de rekening van [slachtoffer 3] als van de rekening van [slachtoffer 5] betalingen zijn gedaan, waarvan het niet aannemelijk is dat die in opdracht van [slachtoffer 3] of [slachtoffer 5] zijn gedaan, noch dat die ten goede zijn gekomen aan [slachtoffer 3] of [slachtoffer 5] . Dat betreft onder meer betalingen voor benzinekosten en reparatiekosten bij een garage, betalingen van facturen op naam van de toenmalige vriendin van verdachte, [slachtoffer 4] , en overboekingen naar de bankrekening op naam van verdachte. Verder komt uit de verklaring van [naam 51] naar voren dat [slachtoffer 3] geld opnam en daarmee contant boodschappen betaalde. Uit de overzichten van de bankrekeningen blijkt echter dat bij meerdere winkels per pin is betaald. Ook komt uit de bewijsmiddelen naar voren dat een aantal keren vlak na elkaar geld is opgenomen van de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] .
De rechtbank kan uit het voorgaande niet anders afleiden dan dat verdachte zich wel degelijk bezig hield met de bankrekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en dat hij zonder medeweten en zonder toestemming van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] geld van hun rekeningen heeft gepind, betalingen heeft gedaan en bedragen heeft overgeboekt. Daar komt nog bij dat onder verdachte een pinpas op naam van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] is aangetroffen terwijl in de portemonnee van [slachtoffer 3] een bankpas van een vroeger bedrijf van verdachte zat. Dat de passen per ongeluk zouden zijn omgewisseld, zoals verdachte wil doen geloven, acht de rechtbank mede gelet op het voorgaande niet aannemelijk.
Voor zover de raadsman in zijn pleidooi ten aanzien van deze feiten heeft willen aanvoeren, dat [slachtoffer 3] is overleden en dus niet nader door de verdediging kan worden gehoord om de betrouwbaarheid van haar verklaring te toetsen, dat zonder haar toestemming geld van haar rekening en van de rekening van [slachtoffer 5] is afgeschreven, verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar haar overwegingen hierover onder feit 4.
Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer 3] voor zover het de feiten 6 en 7 betreft steun vindt in de verklaring van getuige [naam 51] , de analyse van de bankrekeningen en het aantreffen van een pinpas van [slachtoffer 3] bij verdachte. Tot slot acht de rechtbank van belang dat verdachte ook ten aanzien van deze feiten geen initiatief heeft getoond om feiten of omstandigheden waarop de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] ziet te ontkrachten. Zo heeft verdachte nooit gevraagd om [naam 51] als getuige te laten horen. De rechtbank zal de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring kortom gebruiken voor het bewijs en acht deze verklaring betrouwbaar.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande diefstal met een valse sleutel (de onrechtmatige toegang tot de bankrekeningen) van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen van de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] bewezen.
De rechtbank merkt tot slot op dat in de tenlastelegging van [slachtoffer 5] de periode van 8 december 2014 tot en met 20 januari 2017 is genoemd. De rechtbank ziet de datum “januari” als kennelijke verschrijving nu uit de stukken overduidelijk naar voren komt dat dit “februari” moet zijn. Zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 536 dat de camerabeelden zijn van 20 februari 2017. De rechtbank zal de maand in de bewezenverklaring daarom wijzigen.
Parketnummer 05/720008-21 [25]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 9-10;
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [aangever] p. 32-33;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 55-56;
- de processen-verbaal van verhoor van verdachte, p. 290-294, p. 307;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 4, 6 primair en 7 ten laste gelegde feiten van parketnummer 05/880615-17 en het onder primair tenlastegelegde van parketnummer 05/720008-21 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/880615-17
1. primair
hij op
een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van10 december 2013
tot en met 7 januari 2014te Oss
en/of te Nijmegen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet van een inschuld, te weten 30.000 euro,
althans een groot geldbedrag,door
- aan voornoemde benadeelde
(n
)aan te geven dat hij, verdachte, een keukeninventaris (van een restaurant) kon overkopen voor 60.000 euro en deze met winst zou kunnen verkopen en
/of
- aan voornoemde benadeelde
(n
)foto's van de/een keukeninventaris te tonen en
/of
- aan voornoemde benadeelde
(n
)voor de aanschaf van deze keukeninventaris een investering/lening van 30.000 euro te vragen en
/of (daarbij
)toe te zeggen dat hij, verdachte, deze 30.000 euro alsmede 17.500 euro winst aan voornoemde benadeelde
(n
)zou (terug)betalen op 7 januari 2014 en
/of
- een rekeningnummer (te weten: [rekeningnummer 1] ) op te geven waar het bedrag van 30.000 euro door voornoemde benadeelde
(n
)op kon worden overgemaakt;
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 8 januari 2014 tot en met 18 augustus 2014 te Oss
en/of te Nijmegen, althans in Nederland, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, door
1. een e-mail (gedateerd op 3 juni 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en
/ofonvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden
/door te sturennaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat er een bedrag van 47.500,00 euro is overgemaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en
/of
2. een e-mail (gedateerd op 17 juli 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en
/ofonvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden
/door te sturennaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat de SNS-bank een bedrag van 47.500,00 euro overmaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en dat dit bedrag uiterlijk
voor21 juli 2014 bijgeschreven zou zijn op het
rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en
/of
3. een e-mail (gedateerd op 12 augustus 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en
/ofonvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden
/door te sturennaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat de afspraak tussen verdachte en een medewerker van de SNS Bank niet door kan gaan en
/of4. een e-mail (gedateerd op 18 augustus 2014), voorkomend als zijnde deze e-mail echt en
/ofonvervalst en afkomstig van de SNS Bank, op te maken en te verzenden
/door te sturennaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met daarin de melding - zakelijk weergegeven - dat een bedrag van 47.500,00 euro is overgemaakt naar het rekeningnummer van de heer [slachtoffer 1] en dat men heeft geconstateerd dat er intern fraude was gepleegd,
met het oogmerk om deze e-mails als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 30 januari 2014 tot en met 28 februari 2014 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 6.000,00 euro,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) op naam van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] overboekingen te verrichten
(tot welke verdachte niet bevoegd was en
/ofgeen toestemming voor had
);
6. primair
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 12 december 2014 tot en met 17 februari 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 25.450,00 euro,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 2] ) op naam van [slachtoffer 3] overboekingen te verrichten en/of pintransacties te verrichten
(tot welke verdachte niet bevoegd was en
/ofgeen toestemming voor had);
7.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 8 december 2014 tot en met 20 februari 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 27.527,73 euro,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een pinpas/bankpas (behorend tot het rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) op naam van [slachtoffer 5] overboekingen te verrichten en/of pintransacties te verrichten
(tot welke verdachte niet bevoegd was en
/ofgeen toestemming voor had
);
Parketnummer 05/720008-21
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 mei 2021 te Apeldoorn en/of Epse
en/of Lochemen/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
een of meercontracten waarin (afslank)producten en/of diensten van [slachtoffer 6] werden verkocht met (onder andere) de hierna te noemen (rechts)personen:
1. [naam 8] , ondertekend door [naam 9] en
/of
2. [naam 10] , ondertekend door Prof. [naam 11] en
/of
3. [naam 12] , ondertekend door [naam 14] en
/of
4. [naam 13] , ondertekend door [naam 15] en
/of
5. [naam 17] , ondertekend door [naam 16] en
/of
6. [naam 18] , ondertekend door [naam 19] en
/of
7. [naam 30] , ondertekend door [naam 20] en
/of
8. [naam 31] , ondertekend door [naam 21] en
/of
9. [naam 32] , ondertekend door [naam 22] en
/of
10. [naam 33] , ondertekend door [naam 23] en
/of
11. [naam 34] , ondertekend door [naam 24] en
/of
12. [naam 35] , ondertekend door [naam 25] en
/of
13. [naam 36] , ondertekend door [naam 26] en
/of
14. [naam 37] , ondertekend door [naam 27] en
/of
15. [naam 38] , ondertekend door [naam 28] en
/of
16. [naam 39] , ondertekend door [naam 29] ,
als waren deze echt en onvervalst, door voornoemde contracten te overleggen aan [slachtoffer 6] om die [slachtoffer 6] te overtuigen van de verkoop van een (aanzienlijke) hoeveelheid (afslank)producten en/of diensten en/of ter verkrijging van onkostenvergoeding van die [slachtoffer 6]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/880615-17
feit 1 primair:
Oplichting;
feit 2:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feiten 4, 6 primair en 7 telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Parketnummer 05/720008-21
primair:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet heeft gehandeld uit winstbejag en dat hij er niet beter van is geworden. Het fraudebedrag valt dan ook veel lager uit dan de opgetelde bedragen uit de tenlastelegging. Ten aanzien van parketnummer 05/880615-17 is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, die niet te wijten is geweest aan de proceshouding van verdachte dan wel verzoeken vanuit de verdediging. De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte lang heeft geleden onder de verdenkingen en dat hij last heeft van een zwakke gezondheid. Verzocht wordt verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het ondergane voorarrest. Daarnaast zou kunnen worden gedacht aan een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Hij heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] doen geloven dat hij een keukeninventaris kon opkopen en met een flinke winst kon verkopen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben hem op zijn verzoek € 30.000,- geleend, maar van een terugbetaling is het niet gekomen, laat staan dat het toegezegde winstbedrag aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is betaald. Verdachte wist dat er geen keukeninventaris was en dat hij met het geld van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] andere schulden inloste. Bijzonder kwalijk is dat verdachte zich vervolgens schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door e-mailberichten van de SNS-bank naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te sturen waaruit zou moeten blijken dat het toegezegde geld wel aan hen zou worden overgemaakt. Verdachte had deze e-mailberichten echter zelf opgemaakt en verstuurd. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in hem, als partner van het nichtje van [slachtoffer 2] , hadden ernstig geschaad.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van grote geldbedragen van de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . Hij heeft zonder toestemming bedragen gepind, betaald en/of overgeboekt. Daardoor is [slachtoffer 3] , de moeder van de toenmalige partner van verdachte, dusdanig benadeeld dat zij, op 82-jarige leeftijd, in de schuldsanering is terechtgekomen. [slachtoffer 5] , de verstandelijke gehandicapte dochter van [slachtoffer 3] , is dusdanig benadeeld dat zij bij de zorgverzekering te boek is komen te staan als wanbetaler. Beide slachtoffers zagen hun spaargeld in rook opgaan, dit terwijl [slachtoffer 3] verdachte als haar schoonzoon volledig vertrouwde omdat hij haar hielp en boodschappen voor haar deed. Zij vertrouwde hem haar pinpas toe en vroeg hem af en toe geld voor haar op te nemen. Verdachte maakte misbruik van dat vertrouwen en haalde puur uit financieel gewin de bankrekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] leeg.
Meer recent heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door verkoopwerkzaamheden voor een bedrijf te gaan verrichten en te doen alsof hij flinke orders binnenhaalde. Hij legde meerdere contracten met rechtspersonen over, waarbij na controle bleek dat hij steeds zelf namens die partij de handtekening had gezet. De rechtspersonen bleken geen contract te hebben afgesloten en kenden verdachte niet. Wrang is dat verdachte de eigenaar van het bedrijf al 25 jaar kende, hij nadat zijn werkzaamheden bij het bedrijf waren begonnen wekelijks een overleg had met de eigenaar, maar daarbij nooit aangaf dat het niet goed ging met de verkoop van diens producten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hem dit allemaal is overkomen en dat hij handelde in een vlaag van verstandverbijstering. De rechtbank overweegt dat daaruit blijkt dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en de schuld voor zijn handelen steeds buiten zichzelf legt.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van kwetsbare personen en van het vertrouwen dat de mensen om hem heen in hem gesteld hebben. Hij heeft daarbij alleen aan zichzelf gedacht en is volledig voorbij gegaan aan de belangen van anderen en de impact die zijn handelen op de slachtoffers zou kunnen hebben.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van oplichting en verduistering. Bijzonder kwalijk is dat het meest recente feit is begaan terwijl verdachte op 31 juli 2020 is veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam ter zake van oplichting en in een proeftijd liep. Daarnaast was verdachte ervan op de hoogte dat er nog een strafzaak liep. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte bijzonder hardleers is en eerdere veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de veroordelingen van de politierechter Gelderland van 29 maart 2016, de politierechter Noord-Holland van 21 april 2017 en het gerechtshof Amsterdam van 31 juli 2020 is ten aanzien van parketnummer 05/880615-17 artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de reclasseringsrapporten van 9 april 2020 en
18 februari 2021. Daarin wordt geadviseerd geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten aanzien van parketnummer 05/880615-17 stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is geschonden. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij de oplegging van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf zoals verzocht door de raadsman geen recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en voor een recidivist zoals verdachte is een gepasseerd station is. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. Dat is minder dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De rechtbank ziet geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben beiden in verband met feit 1 van parketnummer 05/880615-17 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen beiden € 14.500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen gelet op de door hem bepleite vrijspraak. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat verdachte zich niet heeft verrijkt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van beide vorderingen de schadepost niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost bij beide vorderingen is (verder) voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Dat verdachte zichzelf niet zou hebben verrijkt, wat daar ook van zij, acht de rechtbank niet van belang. Van belang is de schade die hij aan de benadeelde partijen heeft toegebracht. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat beide vorderingen tot een hoogte van € 14.500,- vermeerderd met de wettelijke rente kunnen worden toegewezen.
[slachtoffer 4] als erfgenaam van [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met de feiten 4 en 6 van parketnummer 05/880615-17 als erfgename een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 31.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente, aan materiële schade en € 922,- aan proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van rechtstreekse schade. Om die reden moet [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer 3] bij leven geen vordering heeft ingediend en dat de nabestaanden slechts een vordering kunnen indienen indien het slachtoffer is overleden als gevolg van het gepleegde feit. Daarvan is in dit geval geen sprake.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volgt dat erfgenamen zich kunnen voegen indien degene die rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het strafbare feit is overleden. Bij arrest van 5 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:833) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat erfgenamen alleen voegingsgerechtigd zijn ter zake van de vordering van het slachtoffer die onder algemene titel op hen is overgegaan als het slachtoffer ten gevolge van het strafbare feit is overleden.
De rechtbank stelt vast dat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat [slachtoffer 3] ten gevolge van de strafbare feiten is overleden. Dat heeft tot gevolg dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Zij kan de vordering alleen aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 5 van parketnummer 05/880615-17 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 20.000,- aan smartengeld. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering nu zij vanaf 29 mei 2018 onder bewind staat en de bewindvoerder niet bij de vordering is betrokken. Subsidiair heeft hij gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij onder bewind staat.
De rechtbank overweegt dat in artikel 51f, vierde lid, Sv is geregeld dat als een persoon om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen naar burgerlijk recht bijstand behoeft of vertegenwoordigd moet worden, dat ook geldt ten aanzien van het strafproces.
Op grond van artikel 1:438 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt het beheer van de onder bewind staande goederen tijdens het bewind niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. Tijdens het bewind kan de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter over de onder het bewind staande goederen beschikken.
Op grond van artikel 1:441 BW vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak tijdens het bewind de rechthebbende in en buiten rechte.
De rechtbank overweegt dat uit het schadevergoedingsformulier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 4] onder bewind staat. Uit voornoemde wetsartikelen blijkt dat zij zich ter terechtzitting dus had moeten laten vertegenwoordigen door haar bewindvoerder. Nu haar bewindvoerder niet ter terechtzitting aanwezig was, is niet voldaan aan de door de wet gestelde vertegenwoordiging. Het enkele feit dat de bewindvoerder op de hoogte zou zijn geweest van het feit dat een vordering zou worden ingesteld, is daartoe niet voldoende. De rechtbank zal de benadeelde partij gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De bewindvoerder kan de vordering nog wel voorleggen aan de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 7 van parketnummer 05/880615-17 een vordering tot schadevergoeding ingediend. In het formulier is geen bedrag ingevuld. Wél wordt aangegeven dat de spaarrekening waarop ongeveer € 7.000,- stond is geplunderd en dat de Wajong-uitkering van € 452,19 per maand van de lopende rekening is gehaald.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank heeft onder feit 7 immers bewezen geacht dat verdachte een bedrag van
€ 27.527,73 van de benadeelde partij heeft gestolen. De rechtbank zal het in de vordering genoemde bedrag van € 7.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarom toewijzen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal bepalen dat de wettelijke rente ingaat op 1 januari 2016. Dit is ongeveer op de helft van de ten laste gelegde periode.
Voor zover de benadeelde partij heeft bedoeld meer te vorderen dan is toegewezen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering nog voorleggen aan de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met parketnummer 05/720008-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 125.000,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Bij de vordering is een kostenoverzicht gevoegd. Daarop staat:
  • een bedrag van € 33.836,55 voor diverse ten behoeve van verdachte gemaakte kosten;
  • een stelpost van € 90.000,- voor een te verwachten claim van [naam 60] ;
  • een stelpost van € 1.200,- voor advocaatkosten over augustus 2021.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman meent dat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de vordering kosten zijn opgenomen die niet rechtstreeks met de aan verdachte verweten fraude samenhangen. Verdachte heeft ook andere werkzaamheden binnen het bedrijf verricht, waarvoor een onkostenvergoeding gold. Niet duidelijk is waar het kantelpunt ligt tussen de terecht en de onterecht verstrekte onkostenvergoeding. Volgens de raadsman is de vordering van [naam 60] onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is of de kosten al zijn gemaakt dan wel of deze verschuldigd zullen worden. De onderzoekskosten schaart de raadsman onder het ondernemersrisico van de benadeelde partij en de advocaatkosten onvoldoende onderbouwd nu de factuur geen nadere specificatie bevat.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering onvoldoende duidelijk wordt wat het rechtstreeks verband tussen de schade en het gepleegde strafbare feit is. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de iPad en de bankpas op naam van [naam 59] . aan verdachte, en de bankpas op naam van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] aan [slachtoffer 5] gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 23/001462-19)

Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 31 juli 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de oproeping pas op 20 augustus 2021 heeft plaatsgevonden. De raadsman meent dat de termijn tot de zitting te kort was om zich op de verdediging te kunnen voorbereiden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de proeftijd te verlengen.
De rechtbank overweegt dat in de wet geen termijn is opgenomen voor de oproeping van een veroordeelde in geval van een vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank is van oordeel dat de oproeping niet dusdanig laat is geweest dat verdachte dan wel de verdediging zich daar niet op heeft kunnen voorbereiden. Het verweer om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren wordt daarom verworpen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd te verlengen. Verdachte was immers een gewaarschuwd man.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 225, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 3 en 5 van parketnummer 05/880615-17 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast de teruggave van de iPad en de bankpas op naam van [naam 59] . aan verdachte;
  • gelast de teruggave van de bankpas op naam van [slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 5] ;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 31 juli 2020 door het hof Amsterdam voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 6 weken (parketnummer 23/001462-19);
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 van parketnummer 05/880615-17 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , en in verband met feit 7 van parketnummer 05/880615-17 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 2] € 14.500,-december 2013;
2. [slachtoffer 1] € 14.500,-december 2013;
3. [slachtoffer 5] € 7.000,-januari 2016;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 2] € 14.500,- 107 dagen;
2. [slachtoffer 1] € 14.500,- 107 dagen;
3. [slachtoffer 5] € 7.000,- 70 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen tot materiële schade, smartengeld en proceskosten;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. R. Raat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2021.
Mrs. Wasmann en Vogel en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ONRDC17007 08RAAF, gesloten op 15 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 253-254.
3.Transactieoverzicht, p. 257.
4.Proces-verbaal van verhoor van [naam 44] van 21 januari 2020.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 276.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 305.
7.Mutatie, p. 323.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 253-255
9.E-mails, p. 259, 260, 265, 266.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 307
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 316-317.
12.Rekeningoverzicht SNS-bank, p. 318.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2021.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 470-471.
15.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 3] - [slachtoffer 4] , p. 488.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 528.
17.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 5] , p. 505.
18.Proces-verbaal, p. 497-503.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 558.
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 51] , p. 539.
21.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 51] , p. 546-547
22.Kennisgeving van beslag, p. 541.
23.Kennisgeving van beslag, p. 543.
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2021.
25.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0600-2021326742 gesloten op 22 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.