ECLI:NL:RBGEL:2021:5074

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
C/05/389375 / KG ZA 21-200
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van financiële stukken in het kader van de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge, vorderde afgifte van verschillende financiële stukken van de gedaagde, die benodigd waren voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden na hun echtscheiding. De ex-echtgenoten waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, waarbij geen gemeenschap van goederen bestond, maar wel een eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. De eiseres had eerder een kort geding aangespannen, maar dit was ingetrokken na overleg tussen partijen. De gedaagde had de stukken nog niet kunnen overleggen omdat zijn accountant de werkzaamheden had opgeschort vanwege een betalingsachterstand.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gedaagde was niet verplicht om de stukken te verstrekken zolang hij deze niet in zijn bezit had. De rechter wees de vordering tot afgifte van de jaarrekeningen en de aangifte IB 2020 toe, maar wees het verzoek om een specificatie van de rekening-courantschuld af, omdat de gedaagde niet beschikte over de gevraagde grootboekkaarten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/389375 / KG ZA 21-200
Vonnis in kort geding van 28 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
  • de mondelinge behandeling van 30 juni 2021
  • het proces-verbaal van aanhouding van 30 juni 2021
  • het e-mailbericht van mr. Buijsrogge voornoemd van 9 juli 2021 met het verzoek om nadere aanhouding tot en met 14 juli 2021
  • het e-mailbericht van de griffier van deze rechtbank van 12 juli 2021 met het bericht dat nader uitstel wordt verleend
  • het e-mailbericht van mr. Buijsrogge van 14 juli 2021 met het verzoek om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van 30 juni 2020 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 14 oktober 2020 ingeschreven in de openbare registers.
2.2.
Partijen waren met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Deze huwelijkse voorwaarden hielden, kort gezegd, in dat tussen partijen geen gemeenschap van goederen bestond. Verder was een finaal verrekenbeding opgenomen. Wel bestaat er een eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de voormalige echtelijke woning.
2.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de (financiële) afwikkeling van de echtscheiding.
2.4.
Op 8 maart 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard in kort geding waarbij zij, kort samengevat, medewerking door [gedaagde] heeft gevorderd aan verkoop van de voormalige echtelijke woning (hierna: de woning). Daarnaast heeft zij in die procedure dezelfde vordering tot afgifte van stukken ingesteld als in de onderhavige procedure. Naar aanleiding van overleg tussen partijen is het aangekondigde kort geding destijds ingetrokken. De woning is inmiddels verkocht en de notariële overdracht staat gepland op 9 augustus 2021.
2.5.
Bij e-mailbericht van 1 april 2021 heeft [gedaagde] de advocaat van [eiseres] , voor zover van belang, als volgt bericht:
Tot mijn spijt kan ik U de gevraagde gegevens vermeldt onder punt 3 van de dagvaarding, nog niet toe zenden. De reden hiervan is dat er een betaling achterstand is ontstaan bij mijn accountant en zij de werkzaamheden hebben opgeschort. Inmiddels is de woning verkocht en heb ik dit ook aan het accountants kantoor mede gedeeld, daardoor zullen de werkzaamheden weer worden op gestart en zullen wij de door U gevraagde gegevens gaan aanleveren. Een afspraak met mijn accountant staat gepland voor aanstaande week (...).
2.6.
Bij e-mailbericht van 2 april 2021 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] , voor zover relevant, als volgt bericht:
Zoals ik u al telefonisch aangegeven heb, verwacht cliënt uiterlijk binnen zes weken na heden de u bekende financiële stukken tezamen met een voorstel hoe te komen tot de financiële afwikkeling. Blijft dat uit dan zal ik onverwijld opnieuw rechtsmaatregelen in kort geding treffen. Ik ga er vanuit dat dat niet nodig zal zijn. Een en ander dient afgewikkeld te worden vóórdat de woning geleverd wordt aan de kopers en niet daarna.
2.7.
Bij e-mailbericht van 9 juni 2021 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] , kort samengevat, bericht dat de gevraagde financiële gegevens nog niet ontvangen zijn en zij opnieuw een kort geding aanhangig zal maken, tenzij [gedaagde] instemt met een door [eiseres] gedaan voorstel voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.8.
Bij e-mailbericht van 24 juni 2021 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] , voor zover relevant, als volgt bericht:
U heeft op kantoor een aantal financiële bescheiden afgegeven, waarvoor dank. Een deel was echter gedateerd en niet gevraagd.
Ik mis nog:
1. De jaarrekening [bedrijf gedaagde] 2019 en Wicotex Arnhem BV 2019;
2. De aangifte IB 2020;
3. De aanslag IB 2019;
4. De hoogte van de rekeningcourant schuld per 9 april 2020;
5. De specificatie (grootboekkaartjes) van de rekening courant schuld periode 2017 tot en met 9 april 2020.
Deze informatie is voor cliënte van essentieel belang. Gebleken is dat de courant schuld alleen maar verder toegenomen is. Waarom is cliënte onbekend.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – na vermindering van haar eis ter zitting, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van de volgende stukken:
I. de jaarrekeningen 2019 van [bedrijf gedaagde] en Wicotex Arnhem BV;
II. de aangifte IB 2020 alsmede de bijbehorende aanslag;
III. de hoogte van de rekening-courantschuld per 9 april 2020;
IV. een specificatie (grootboekkaartjes) van de rekening-courantschuld over 2017 tot en met 9 april 2020;
op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] , zoals [eiseres] vordert, afschriften moet verstrekken van verschillende financiële bescheiden die, aldus [eiseres] , benodigd zijn om de echtscheiding tussen partijen verder af te wikkelen op basis van de huwelijkse voorwaarden. Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vordering vloeit voldoende voort uit haar stellingen en is door [gedaagde] niet betwist, zodat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering. De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat de afwikkeling zelf, alsmede de financiële gevolgen daarvan voor partijen, in dit kort geding niet voorligt. Op hetgeen door partijen in dat verband is aangevoerd, alsmede de door partijen over en weer gedane voorstellen voor de afwikkeling, zal dan ook niet worden ingegaan. De vordering van [eiseres] tot afgifte van stukken dient te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 843a Rv. Dit artikel bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten, inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Degene die over de bescheiden beschikt, is niet gehouden om aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn.
4.2.
De vordering van [eiseres] zag oorspronkelijk ook op afgifte van de jaarrekeningen 2018 van [bedrijf gedaagde] en Wicotex Arnhem BV, alsmede de aangifte en aanslag IB 2019. [eiseres] heeft ter zitting erkend dat deze stukken zijn afgegeven en heeft haar vordering in zoverre verminderd. Verder is, zo heeft [eiseres] eveneens erkend, door [gedaagde] een opgave verstrekt van (het saldo op) de bankrekening op naam van [gedaagde] . [eiseres] heeft ter zitting gesteld dat er mogelijk nog een bankrekening is op naam van [gedaagde] , maar aangezien aanwijzingen voor het bestaan hiervan ontbreken en [gedaagde] dat ook uitdrukkelijk betwist, zal hieraan voorbij worden gegaan.
4.3.
Ten aanzien van de jaarrekeningen 2019 van [bedrijf gedaagde] en Wicotex Arnhem BV en de aangifte en aanslag IB 2020 heeft [gedaagde] niet betwist dat deze stukken benodigd zijn voor de verdere afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en dat hij daarom gehouden is deze stukken over te leggen. Ter zitting heeft [gedaagde] echter verklaard dat deze stukken door zijn accountant zijn opgesteld, maar dat de accountant deze vooralsnog onder zich houdt, aangezien [gedaagde] vanwege financiële problemen de factuur voor de accountantswerkzaamheden niet kan voldoen. Pas na levering van de woning, die met een aanzienlijke overwaarde is verkocht, zal hij in de gelegenheid zijn om de factuur te voldoen. [eiseres] heeft dit niet weersproken. Zij heeft echter aangevoerd dat [gedaagde] met de accountant afspraken kan maken zodat hij nu al over de stukken kan beschikken, bijvoorbeeld door toe te zeggen dat de notaris de factuur van de accountant rechtstreeks uit de overwaarde zal betalen. [gedaagde] heeft echter verklaard dat de accountant heeft geweigerd daarmee in te stemmen en bereid is uitstel te verlenen voor betaling van de factuur totdat levering van de woning op 9 augustus 2021 zal hebben plaatsgevonden. Dat de accountant de stukken niet wil vrijgeven totdat de factuur is betaald en niet op voorhand akkoord gaat met een toezegging dat deze factuur door de notaris na levering van de woning zal worden betaald, acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk. [eiseres] heeft zich verder nog op het standpunt gesteld dat [gedaagde] over kopieën van de betreffende stukken beschikt en deze per ommegaande kan overleggen, maar [gedaagde] heeft dat ontkend en van het bestaan van kopieën is niet gebleken, zodat aan deze stelling voorbij zal worden gegaan. [gedaagde] kan, nu hij de stukken op dit moment niet tot zijn beschikking heeft - en dus niet aan alle voorwaarden van het in 4.1. weergegeven toetsingskader van art. 843a Rv is voldaan - niet veroordeeld worden tot afgifte van deze stukken. [gedaagde] heeft toegezegd de stukken te zullen afgeven zodra de notariële overdracht van de woning heeft plaatsgevonden en hij de stukken van de accountant heeft ontvangen. Gelet op de mededeling van [gedaagde] ter zitting dat de stukken al klaarliggen bij de accountant, acht de voorzieningenrechter daarvoor een termijn van twee weken na de datum van overdracht van de woning, redelijk. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum te vermelden.
4.4.
Ten aanzien van de gevraagde afschriften waaruit de hoogte van de rekening-courantschuld per 9 april 2020 blijkt en een specificatie (grootboekkaartjes) van deze rekening-courantschuld over de periode 2017 tot en met 9 april 2020, wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat er in privé bedragen zijn opgenomen ten laste van Wicotex Arnhem BV en dat op 9 april 2020 sprake was van een rekening-courantschuld. Hij heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen afgifte van stukken waaruit de hoogte van deze schuld op 9 april 2020 blijkt. De vordering zal in zoverre worden toegewezen. Ten aanzien van de grootboekkaarten met een verantwoording van de in rekening-courant opgenomen bedragen vanaf 2017 heeft [gedaagde] verklaard dat hij daarover niet beschikt, omdat deze nooit zijn opgemaakt. [eiseres] heeft dat niet weersproken. [gedaagde] kan dan ook niet worden veroordeeld tot het verstrekken van bescheiden waarvan niet aannemelijk is geworden dat hij die in zijn bezit heeft. Daarbij komt dat [eiseres] enkel heeft gesteld dat inzage in deze stukken noodzakelijk is om te kunnen verklaren hoe de rekening-courantschuld is ontstaan en wat het verloop ervan is geweest in de voorgaande jaren. Nog daargelaten dat de peildatum voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden 9 april 2020 is, heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat partijen tijdens hun huwelijk van de opgenomen bedragen in rekening-courant gezamenlijk uitgaven hebben gedaan en dat deze bedragen zijn opgegaan aan de normale, gezamenlijke kosten van de huishouding. Nu [eiseres] haar stelling dat sprake zou kunnen zijn van mogelijke verkwisting of benadeling verder niet heeft toegelicht, ontbreekt het rechtmatig belang bij dit deel van de vordering, zodat dit onderdeel zal worden afgewezen.
4.5.
Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij zijn medewerking zal verlenen aan afgifte van de stukken die zich nu bij de accountant bevinden, zodra hij daarover beschikt, en een afschrift met betrekking tot de rekening-courantschuld. Voor versterking van de veroordeling tot afgifte van die stukken met een dwangsom ziet de voorzieningenrechter gelet op die toezegging vooralsnog dan ook geen aanleiding.
4.6.
Aangezien partijen ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van (kopieën van) de jaarrekeningen 2019 van [bedrijf gedaagde] en Wicotex Arnhem BV en de aangifte IB 2020 met de bijbehorende aanslag, binnen twee weken nadat levering van de woning heeft plaatsgevonden, of zoveel eerder of later als partijen overeenkomen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van een afschrift waaruit de hoogte van de rekening-courantschuld van Wicotex Arnhem BV per 9 april 2020 blijkt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.