ECLI:NL:RBGEL:2021:5068

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
05/080423-21 en 08/299613-20 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging doodslag en vernieling met oplegging van tbs-maatregel

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op zijn moeder en vernieling. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft daarnaast de tbs-maatregel opgelegd. De feiten vonden plaats op 22 maart 2021 in Hierden, gemeente Harderwijk, waar de verdachte zijn moeder met een mes heeft aangevallen, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de wijze waarop de verdachte handelde. De verdachte heeft ook goederen van de instelling waar hij verbleef vernield en had een gaspistool en munitie in zijn bezit. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geconcludeerd dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte te behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, Stichting [slachtoffer 2], voor de materiële schade die is ontstaan door de vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/080423-21 en 08/299613-20 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Datum uitspraak : 21 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in P.I. Zwolle.
Raadsman: mr. R.A. Schenk, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 juli 2021 en 7 september 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (kap)mes, althans een scherp
steekvoorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/aan de arm(en) en/of handen en/of vingers en/of polsen en/of rug(streek) en/of nek(streek) en/of buik(streek) en/of elders in/aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, aan zijn moeder, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en/of snijwonden in/aan de arm(en) en/of handen en/of vingers en/of polsen en/of rug(streek) en/of nek(streek)
en/of buik(streek) en/of elders in/op het lichaam en/of blijvend zenuwletsel en/of peesletsel en/of ontsierende littekens en/of een gebroken schouder en/of inwendige verwondingen heeft toegebracht door (met kracht) meermalen met een (kap)mes, althans met een scherp
voorwerp, in/op voornoemde plekken in/op het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en/of slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn moeder, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) met een (kap)mes, althans een scherp steekvoorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/aan de arm(en) en/of
handen en/of vingers en/of polsen en/of rug(streek) en/of nek(streek) en/of buik(streek) en/of elders in/aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer voordeuren en/of een kozijn en/of een of meer ruiten en/of een of meer keukenkastjes en/of een afzuigkap en/of een opdekdeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stichting [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 55, althans een of meer knalpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet, nu volgens de letselrapportage de kans op overlijden slechts 3% was en verdachte dus niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 4 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2021;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 131-135;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] , p. 62-63;
  • forensisch medisch letselrapportage d.d. 24 augustus 2021.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] meermaals met een slagersmes op haar rug geslagen, terwijl [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag. Daarbij had verdachte de snijzijde van het mes gericht naar de rug. Door het handelen van verdachte heeft [slachtoffer 1] fors letsel aan haar rug opgelopen. De rechtbank leidt daaruit af dat er met een zekere kracht is geslagen. [slachtoffer 1] zelf verklaarde ten overstaan van de politie dat zij zeker weet dat zij het niet na had kunnen vertellen als zij de laatste slag niet had afgeweerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . In de romp bevinden zich kwetsbare en vitale organen van het menselijk lichaam en belangrijke (slag)aderen. Door met een dergelijk groot mes meermaals met de snijzijde met kracht op de rug van [slachtoffer 1] te slaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer van deze vitale organen of aderen zouden worden geraakt en dat [slachtoffer 1] als gevolg van de dan ontstane verwondingen zou overlijden.
Het verweer van de raadsman behoeft geen bespreking nu sprake is van een poging.
Feit 2:
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte, van [aangever] , namens Stichting [slachtoffer 2] , p. 128-129.
Feiten 3 en 4
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2021;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 140-142.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (kap)mes,
althans een scherp
steekvoorwerp,meermalen,
althans eenmaal,(met kracht) in/aan/op de
arm(en) en/of handen en/of vingers en/of polsen en/ofrug(streek) en/of nek(streek)
en/of buik(streek)en/of elders in/aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeer voordeuren en
/ofeen kozijn en
/of een ofmeer ruiten en
/of een of meerkeukenkastjes en
/ofeen afzuigkap en
/ofeen opdekdeur,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stichting [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks22 maart 2021 te Hierden, gemeente Harderwijk, munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 55,
althans een of meer knalpatronen,kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
‘poging tot doodslag’;
ten aanzien van feit 2:
‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 3:
‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III’;
ten aanzien van feit 4:
‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met dwangverpleging op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de conclusies van de deskundigen. In geval de rechtbank een TBS-maatregel op zal leggen, heeft de verdediging verzocht deze zo snel mogelijk in te laten gaan en verdachte niet eerst een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit te laten zitten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn moeder. Toen zijn moeder samen met haar andere zoon langs kwam om verdachte op te zoeken en spullen te brengen, is verdachte naar buiten gestormd en heeft zijn moeder met een groot mes aangevallen. Verdachte heeft zijn moeder meermaals met het mes op haar rug geslagen, waardoor zij gewond is geraakt en over is gebracht naar het ziekenhuis. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De andere zoon en diverse medewerkers van de instelling waar verdachte verbleef, hebben dit afschuwelijke tafereel moeten aanschouwen.
Daarnaast heeft verdachte diverse goederen van de instelling vernield, hetgeen veel materiële schade en overlast met zich mee heeft gebracht. Ook heeft verdachte een gaspistool en munitie voorhanden gehad. Het bezit van vuurwapens levert in het algemeen een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 9 juli 2021. Daaruit volgt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest, ook wegens geweldsdelicten.
Daarnaast is verdachte onderzocht door een psychiater en een psycholoog. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn over verdachte op 17 en 19 augustus 2021 Pro Justitia rapporten uitgebracht die opgesteld zijn door dr. T. Berger en dr. J. Weersma, psychiaters, en drs. J. Yntema, GZ-psycholoog.
Uit de rapporten blijkt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie in combinatie met een beneden gemiddelde intelligentie. Daarnaast is sprake van stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne en amfetamine en, volgens de psychiater, een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Verdachte heeft vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis met duidelijke antisociale kenmerken een zeer beperkte frustratietolerantie, is impulsief en nauwelijks in staat om zijn eigen emoties te herkennen, hierop te reflecteren of deze te reguleren. Verdachte heeft de dagen voor het bewezenverklaarde amfetamine gebruikt en nauwelijks geslapen, hetgeen een negatief effect heeft op de impulscontrole en ontremd gedrag kan versterken. De schizofrenie maakt verdachte, samen met zijn beneden gemiddelde intelligentie, extra kwetsbaar voor middelengebruik. Verdachte was door zijn toenmalige psychiatrisch toestandsbeeld nauwelijks tot niet meer in staat weloverwogen keuzes te maken Beide deskundigen concluderen dat de problematiek aanwezig was ten tijde van de bewezen verklaarde poging tot doodslag en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde. Daarom adviseren zij dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Volgens de deskundigen is het recidivegevaar zonder behandeling hoog. Verdachte heeft nauwelijks ziekte-inzicht, is zich onvoldoende bewust van zijn eigen beperkingen en kwetsbaarheden en bagatelliseert hiermee de risico’s die nog steeds aanwezig zijn. Om het recidivegevaar af te wenden is een klinische gesloten setting nodig met een hoog beveiligingsniveau, waar aandacht is voor de schizofrenie, de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik. Eerdere behandelingen op vrijwillige of gedwongen basis hebben namelijk niet kunnen leiden tot verbetering omdat het verdachte meermaals niet lukte om zich aan voorwaarden voor een geslaagde behandeling te houden. Geadviseerd wordt om verdachte te behandelen binnen het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De problematiek van verdachte is dermate ernstig dat binnen een voorwaardelijk TBS-kader de behandeling onvoldoende effectief zal zijn.
Uit haar rapport van 20 augustus 2021 volgt dat de reclassering het risico op onttrekking door verdachte aan eventueel opgelegde voorwaarden hoog acht. In het verleden hebben ingezette hulpverleningstrajecten in zowel een vrijwillig als een gedwongen kader niet tot een stabiele situatie geleid en is een eerder reclasseringstoezicht negatief geretourneerd omdat verdachte zijn eigen plan trok en zich niet liet begeleiden.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de deskundigen. Daarbij is zij van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van de vernieling verminderd toerekeningsvatbaar is. Het opleggen van een TBS-maatregel met dwangverpleging doet recht aan de complexiteit van verdachtes problematiek. Verdachte is bekend met behandelingen, waarbij hij zich moest houden aan voorwaarden. Dat is verdachte niet gelukt en die behandelingen hebben niet kunnen voorkomen dat verdachte wederom de fout in is gegaan. De rechtbank kan dan ook niet volstaan met een andere straf of maatregel waarbij behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. De kans dat verdachte zich niet houdt aan die voorwaarde, acht de rechtbank groot. Een TBS-maatregel met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om verdachte te behandelen, de maatschappij te beveiligen en het gevaar op herhaling zo veel mogelijk in te perken.
De rechtbank constateert dat is voldaan aan de formele voorwaarden om een TBS-maatregel op te leggen. De poging tot doodslag betreft een misdrijf waarvoor een TBS-maatregel met dwangverpleging mogelijk is en ten tijde van het begaan van dit misdrijf bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een TBS-maatregel noodzakelijk maakt. Een minder vergaand kader waarbinnen verdachte behandeld kan worden volstaat niet om het hoge recidiverisico in te dammen, gezien de aard van de gediagnosticeerde problematiek en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal dan ook een TBS-maatregel met dwangverpleging opleggen. De maatregel wordt opgelegd wegens een poging tot doodslag, een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat de duur van de TBS-maatregel niet op voorhand gemaximeerd is. Naast de TBS met dwangverpleging acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en een verminderde mate van toerekening.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij Stichting [slachtoffer 2] , vertegenwoordigt door [vertegenwoordiger van de stichting] , heeft in verband met het onder 2 bewezen verklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.099,78 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten ten aanzien van de kookplaat, het laminaat en de ondervloer te veel onduidelijkheden bevatten. Gelet daarop levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding op en dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
De overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Met betrekking tot de door de verdediging betwiste schadeposten overweegt de rechtbank als volgt. Door een verbalisant is waargenomen (p. 56) dat verdachte een gasstel door een ruit heeft gegooid. Uit de fotoreportage (p. 57 e.v.) blijkt daarnaast dat de vloer is vernield. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schadeposten voldoende zijn onderbouwd en haar redelijk voorkomen. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat uit de aangifte blijkt dat de woningen vlak voor de komst van verdachte gerenoveerd, opnieuw bekleed, geschilderd en volledig in tact waren. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 maart 2021. De rechtbank zal daarnaast, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer: 08/299613-20)

De rechtbank Gelderland heeft verdachte op 22 december 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van die straf gevorderd.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, nu het van belang is dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
  • 36f, 37a, 37b, 45, 63, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 veroordeelt verdachte in verband met onder feit 2 ten laste gelegde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Stichting [slachtoffer 2] van
€ 2.099,78 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij Stichting [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 2.099,78 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 22 december 2020 door de rechtbank Gelderland opgelegde voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar (parketnummer: 08/299613-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen, voorzitter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. S.P.H. Brinkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2021.
mr. M.F. Gielissen, mr. S.P.H. Brinkman en mr. D. Waizy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2021127562 – ON3RO21031, gesloten op 9 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.