ECLI:NL:RBGEL:2021:5038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/05/366677 / FZ RK 20-424, C/05/373486 / FZ RK 20-1859, C/05/390373 / FZ RK 21-1889, C/05/390996 / FZ RK 21-2022
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen na echtscheiding en wijziging voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 augustus 2021 beslist over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, na een echtscheiding en verzoeken tot wijziging van voorlopige voorzieningen. De vrouw had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, na haar verhuizing naar een andere regio. De rechtbank oordeelde echter dat de verhuizing van de vrouw de mogelijkheid van een gedeeld ouderschap, zoals eerder besproken, onmogelijk maakte. De kinderen gaven in een gesprek met de kinderrechter aan dat zij de beslissing graag van een neutraal persoon wilden horen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen beter af zijn bij de man, die in de omgeving woont waar zij hun sociale leven, school en sportactiviteiten hebben. De rechtbank heeft ook de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de kinderen twee van de drie weekenden bij de vrouw verblijven en de feest- en vakantiedagen bij helfte worden gedeeld. De vrouw is verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen, vastgesteld op € 19 per kind per maand. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/366677 / FZ RK 20-424 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
C/05/373486 / FZ RK 20-1859 (verdeling)
C/05/390373 / FZ RK 21-1889 (wijziging voorlopige voorziening)
C/05/390996 / FZ RK 21-2022 (1:253a BW)
Datum uitspraak: 18 augustus 2021
beschikking
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.J. Rouwet te Lichtenvoorde,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats man] ,
verweerder, hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Dit verdere verloop blijkt uit:
In zaaknummer C/05/366677 / FZ RK 20-424 (echtscheiding met nevenvoorzieningen), C/05/390373 / FZ RK 21-1889 (wijziging voorlopige voorziening) en C/05/390996 / FZ RK 21-2022 (1:253a):
de tussenbeschikking van 10 september 2020;
het journaalbericht van mr. Rouwet van 9 maart 2021;
het journaalbericht van mr. Geeraths van 9 maart 2021;
het verzoek wijziging voorlopige voorzieningen tevens aanvullende en gewijzigde verzoeken in de bodemprocedure, van 5 juli 2021;
het verweerschrift wijziging voorlopige voorzieningen en verzoek 1:253a met bijlagen, ingekomen op 16 juli 2021;
In zaaknummer C/05/373486 / FZ RK 20-1859 (verdeling):
het journaalbericht van mr. Rouwet van 14 juli 2021;
het journaalbericht van mr. Geeraths van 14 juli 2021;
het journaalbericht met bijlage van mr. Rouwet van 16 juli 2021.
1.2.
Gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 21 juli 2021 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, alsmede een vertegenwoordiger namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) en een vertegenwoordiger namens de GI.
1.3.
De minderjarige kinderen van partijen, [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , hebben in een gesprek hun mening aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

2.De verdere feiten

2.1.
Bij beschikking van 9 augustus 2021 heeft de kinderrechter van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] verlengd tot 11 augustus 2022.

3.De verdere aanvullende of gewijzigde verzoeken

In zaaknummer C/05/390373 / FZ RK 21-1889 (wijziging voorlopige voorziening)
3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank onder wijziging van de beschikking voorlopige voorziening van 7 april 2020, om bij beschikking, voor de duur van het geding en uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] worden toevertrouwd aan de vrouw;
te bepalen dat de man aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] dient te voldoen van € 174 per kind per maand, althans een bijdrage die de rechtbank in goede justitie juist acht, met ingang van de datum van de in deze te geven beschikking;
te bepalen dat als zorg- en contactregeling tussen de man en de kinderen wordt vastgesteld: de kinderen verblijven bij de man 1x in de 2 weekenden van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondag daaropvolgend 19.00 uur, waarbij rekening dient te worden gehouden met de sportactiviteiten van de kinderen op zaterdag in [nieuwe woonplaats van de vrouw] in welk geval de zorgregeling ingaat na deze sportactiviteiten.
In zaaknummer C/05/390996 / FZ RK 21-2022 (1:253a BW)
3.2.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking:
a. haar vervangende toestemming te verlenen:
- met betrekking tot de verhuizing met de minderjarigen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] , naar het adres [adres] ;
- voor de school van [kind 1] naar [naam school] te [nieuwe woonplaats van de vrouw] ;
- voor de school van [kind 2] naar [naam school] te [nieuwe woonplaats van de vrouw] ;
- voor de school van [kind 3] naar [naam school] te [nieuwe woonplaats van de vrouw] ;
te bepalen dat de vervangende toestemmingen strekken tot vervanging van de vereiste toestemming van de man.
In zaaknummer C/05/366677 / FZ RK 20-424 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
3.3.
De vrouw verzoekt de rechtbank (aanvullend) bij beschikking te bepalen dat:
de hoofdverblijfplaats van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] bij de vrouw is;
de man bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met € 174 per kind per maand;
de zorg- en contactregeling tussen de man en de kinderen als volgt is:
- de kinderen verblijven bij de man 1x in de 2 weekenden van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondag daaropvolgend 19.00 uur, waarbij rekening dient te worden gehouden met de sportactiviteiten van de kinderen op zaterdag in [nieuwe woonplaats van de vrouw] in welk geval de zorgregeling ingaat na deze sportactiviteiten;
- de schoolvakanties en feestdagen bij helfte, in onderling overleg te bepalen.
3.4.
De man verzoekt de rechtbank alle verzoeken van de vrouw af te wijzen. Op zijn beurt verzoekt hij te bepalen dat:
Primair:
  • de minderjarige kinderen [kind 3] en [kind 1] hun hoofdverblijfplaats bij de man verkrijgen, terwijl [kind 2] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw verkrijgt;
  • de minderjarige kinderen van maandag 9.00 uur tot woensdag 9.00 uur bij de man verblijven en van woensdag 9.00 uur tot vrijdag 18.15 uur bij de vrouw verblijven. De weekenden zullen de kinderen alternerend bij ouders verblijven, waarbij de kinderen na een weekend bij de man aansluitend tot maandagochtend bij de man verblijven, terwijl de kinderen bij een opvolgend weekend bij de vrouw op vrijdag zullen verblijven tot maandag 9.00 uur. Waarbij de ouder, alwaar de kinderen laatstelijk verbleven er voor zal zorgdragen dat de spullen van de kinderen naar de andere ouder worden gebracht en de vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld conform het als productie 3A aangehechte overzicht;
  • de man gehouden is om in afwijking van de wettelijke maatstaven een voorlopige bijdrage te voldoen op de kinderrekening van partijen ter hoogte van € 70,00 per maand, terwijl de vrouw gehouden is om een bijdrage te voldoen van € 124,00 per maand en wel met ingang van datum beschikking.
  • althans te bepalen dat de man conform de wettelijke maatstaven gehouden is om een bijdrage van € 172,00 te voldoen op de kinderrekening van partijen, terwijl de vrouw alsdan gehouden is om een bedrag van € 237,00 te voldoen op de kinderrekening van partijen;
Subsidiair:
  • de minderjarige kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man verkrijgen;
  • de vrouw recht heeft op een zorg- en contactregeling waarbij de kinderen gedurende een drie wekelijkse cyclus in weekend één bij de vrouw zijn van vrijdag na het sporten tot zondagavond 20.00 uur, in weekend twee bij de man verblijven, waarbij de vrouw op zondag de kinderen in [woonplaats man] gedurende de ochtend van 10.00-12.00 uur kan bezoeken en in het derde weekend de kinderen weer bij de vrouw zijn van vrijdag na het sporten tot zondagavond 20.00 uur. Alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen in nader overleg te bepalen;
  • de vrouw gehouden is om met ingang van datum beschikking een bijdrage te voldoen aan de man, telkens bij vooruitbetaling, terzake de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen ter hoogte van € 98,00 per kind, per maand;
Bij toewijzing van het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor de verhuizing, te bepalen dat:
  • de minderjarige kinderen hun hoofdverblijfplaats de vrouw verkrijgen;
  • de man recht heeft op een zorg- en contactregeling waarbij de kinderen gedurende een drie wekelijkse cyclus in weekend één bij de man zijn van vrijdag na het sporten tot zondagavond 20.00 uur, in weekend twee bij de vrouw verblijven, waarbij de man de minderjarigen op zondag in [nieuwe woonplaats van de vrouw] gedurende de middag van 14.00-16.00 uur kan bezoeken en in het derde weekend de kinderen weer bij de man zijn van vrijdag na het sporten tot zondagavond 20.00 uur. Waarbij de vrouw in het derde weekend bereid zou moeten zijn om [kind 1] te halen en brengen voor het sporten op zaterdag. Alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen in nader overleg te bepalen;
  • de man gehouden is om met ingang van datum beschikking een bijdrage te voldoen aan de vrouw, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, terzake de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen ter hoogte van € 96,00 per kind, per maand;
Althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren. Kosten rechtens.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader ingegaan.

4.De (verdere) beoordeling

4.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 april 2020 in de voorlopige voorzieningenprocedure zijn, voor de duur van het geding, [kind 1] en [kind 3] aan de man en [kind 2] aan de vrouw toevertrouwd. Wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is voorlopig vastgesteld dat de kinderen bij de man verblijven:
in de oneven weekenden van vrijdagmiddag 17.00 uur tot maandagochtend daaropvolgend 9.00 uur;
elke woensdag van 13.00 tot 19.00 uur.
Voorts betaalt de man voor de duur van het geding aan de vrouw een bedrag van
€ 110,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding.
4.2.
Bij tussenbeschikking van 10 september 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de kinderalimentatie, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de proceskosten aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen in het kader van de ondertoezichtstelling van de kinderen en mogelijk overleg tussen partijen.
4.3.
De rechtbank neemt over en volhardt in wat zij in voormelde beschikkingen heeft overwogen.
4.4.
Zowel in de procedure tot wijziging voorlopige voorzieningen als in de echtscheidingsprocedure en de procedure om toestemming tot verhuizing gaat het over de vraag bij wie en waar de kinderen gaan wonen. Het meest verstrekkend is de beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen in het kader van de echtscheidingsprocedure. Daarom zal de rechtbank daar als eerste op ingaan.
In zaaknummer C/05/366677 / FZ RK 20-424 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
Hoofdverblijfplaats van de kinderen
standpunt van de vrouw
4.5.
De vrouw is in augustus verhuisd naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] en zal daar blijven wonen. Zij zou graag zien dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar wordt bepaald. Daarbij houdt de vrouw het belang van de kinderen voor ogen. Volgens haar heeft [kind 1] uitgesproken met haar mee te willen verhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] . Daarnaast vindt de vrouw het belangrijk dat de kinderen met z’n drieën kunnen blijven opgroeien. De vrouw is zich ervan bewust dat plaatsing bij haar met zich brengt dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] hun vertrouwde omgeving moeten verlaten, maar daar krijgen ze weer andere zaken voor terug. Zo is de vrouw, anders dan de man die veel moet werken, de hele dag beschikbaar voor de kinderen. Omdat de vrouw op dit moment in de ziektewet zit en aan haar herstel moet werken, is zij ook doordeweeks thuis om voor de kinderen te zorgen en hen rust en stabiliteit te bieden. Daar ontbreekt het aan in de thuissituatie bij de man.
standpunt van de man
4.6.
Indien de vrouw in [nieuwe woonplaats van de vrouw] blijft wonen, stelt de man zich op het standpunt dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem moet worden bepaald. Hij voert daartoe aan dat alle drie de kinderen er belang bij hebben om in (de omgeving van) [woonplaats man] te blijven wonen. Op die manier zijn zowel [kind 1] als [kind 3] in de gelegenheid om hun huidige school af te maken. Daarnaast betekent dit voor de kinderen zo min mogelijk verandering. Tevens speelt mee dat bij [kind 1] ASS-problematiek speelt, waardoor de gevolgen van veranderingen voor haar vaak ingrijpender zijn. Zo heeft zij na de vorige schoolwijziging psycho-somatische klachten gehad. Met de hoofverblijfplaats bij de man kan ook de huidige hulpverlening aan [kind 1] op de vertrouwde wijze worden voortgezet. Ook de man vindt het van belang dat de kinderen bij elkaar kunnen blijven wonen. Het feit dat hij veel werkt hoeft volgens de man niet voor problemen te zorgen. Hij heeft met zijn werkgever afgesproken dat hij ’s ochtends later kan beginnen zodat hij de kinderen kan bijstaan in het opstarten van de dag. Voorts is hij ’s middags zo veel mogelijk thuis of laat hij de kinderen opvangen als dat noodzakelijk is. In feite is deze situatie niet anders dan ten tijde van het huwelijk, toen ook de vrouw fulltime werkte.
mening van de kinderen
4.7.
Hoewel [kind 1] wat meer uitgesproken in haar voorkeur is, hebben de kinderen duidelijk laten blijken dat zowel het wonen bij de vrouw als het wonen bij de man plussen en minnen met zich brengt. Het verhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] , betekent dat ze wel bij de vrouw zijn, maar ook dat ze school, sport en vriendinnen moeten achterlaten en (nog) minder contact met de man zullen kunnen hebben. Het wonen bij de man betekent enerzijds een voortzetting van hun huidige leven, maar anderzijds dat zij weer minder contact met de vrouw kunnen hebben. Alle drie geven ze aan wel graag bij elkaar te willen blijven. Zoals ze het zelf zeggen: “Het lijkt misschien wel even lekker rustig in je eentje bij een van de ouders wonen, maar uiteindelijk zullen we elkaar gaan missen.”
standpunt van de GI
4.8.
De GI licht toe dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] drie leuke en veerkrachtige kinderen zijn, die het goed doen op school maar die door de ontstane situatie in een zeer lastig parket zitten. Zij kan zich voorstellen dat [kind 1] , mede gelet op haar problematiek en de moeite die zij heeft met de weekenden bij de man, aangeeft met de vrouw mee naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] te willen. Voor [kind 2] en [kind 3] ligt dit wat anders. Zij staan veel meer in een tweestrijd en wikken en wegen over de voor- en nadelen van een verblijf bij de ene of bij de andere ouder. Daarbij zitten de kinderen wel vast in de gebeurtenissen van het afgelopen jaar, de appjes en andere teksten van de vader waarmee hij de kinderen belast. Duidelijk is dat deze voortkomen uit onmacht van de vader over het verloop van de gebeurtenissen. Het is voor de kinderen echter van groot belang dat hij dat onder controle krijgt en daarmee stopt, zodat hij de kinderen niet meer belast met zaken die tussen de ouders spelen en die niet voor de kinderen bestemd zijn. Anderzijds hebben de gedragingen van de vrouw ook hun impact op de kinderen, maar op een andere manier. De GI adviseert uiteindelijk een verdeling van de kinderen, in de zin dat [kind 1] bij de vrouw gaat wonen en [kind 2] en [kind 3] bij de man.
standpunt van de Raad
4.9.
De Raad stelt vast dat met de verhuizing van de vrouw naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] niet kan worden toegewerkt naar het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap. Voor de kinderen zal een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] een behoorlijke impact hebben. Het kan niet anders dan dat dit gepaard gaat met veel stress en spanningen voor de kinderen. De schade is door het hele proces al geleden en het risico dat het gezin uit elkaar valt ligt nog op de loer. Voorts is de vraag relevant wat een verhuizing aanvullend zal betekenen voor de inzet van de huidige jeugdbeschermer voor de kinderen en de eventuele inzet van de SCHIP-methode voor de verbetering van de onderlinge verstandhouding van partijen. De Raad is in beginsel voorstander van zo min mogelijk wisseling en zoveel mogelijk continuïteit in de betrokkenheid van hulpverleners. Zij kan zich echter wel vinden in het advies van de GI, met de oproep aan de ouders om te gaan werken aan de verbetering van hun onderlinge verhouding en communicatie.
overwegingen van de rechtbank
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de beschikking van 7 april 2020 van deze rechtbank in de voorlopige voorzieningen procedure, [kind 1] en [kind 3] zijn toevertrouwd aan de man en [kind 2] aan de vrouw. Feitelijk wonen de kinderen bij de vrouw en gaan zij eens in de veertien dagen een weekend naar de man. Daarnaast komt [kind 3] doordeweeks op dinsdagavond naar de man en verblijft zij daar tot woensdagavond. Op woensdag komt ook [kind 2] naar de man.
4.11.
Bij het nemen van een beslissing overweegt de rechtbank het volgende. Zowel de vrouw als de man zijn in beginsel goede ouders voor de kinderen. Zij bezitten beiden voldoende capaciteiten om de kinderen veilig en liefdevol te laten opgroeien. Hun onderlinge verhouding is echter verstoord en de manier waarop zij daarmee omgaan brengt mee dat het niet altijd lukt de kinderen hier buiten te houden. Om die reden is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd, om ouders daarin te kunnen sturen en voor de kinderen op te komen als dat nodig is. De man heeft een baan en is daardoor feitelijk minder beschikbaar voor de kinderen. De vrouw heeft op dit moment geen werk en geeft aan eerst te moeten herstellen van de gevolgen van de echtscheiding. Dit betekent dus niet automatisch dat zij meer beschikbaar is voor de kinderen dan de man; haar fysieke beschikbaarheid hoeft namelijk niet gelijk te lopen met haar emotionele beschikbaarheid. Evenmin volgt de rechtbank de stelling van de vrouw dat de situatie bij de man niet veilig voor de kinderen zou zijn. Het gestelde bovenmatige alcoholgebruik is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Voorts is de man zich ervan bewust dat hij in het bijzijn van de kinderen ongepast heeft gereageerd, bijvoorbeeld in reactie op de mededeling van de vrouw over de verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] (zie de toelichting hierna). De rechtbank acht het aannemelijk dat onmacht de achterliggende verklaring hiervoor is, en heeft begrepen dat de man bereid is gebleken en voor de toekomst nog steeds is om hulpverlening hiervoor in te schakelen. Voorts is ook vanuit de vrouw sprake van een vorm van belasting van de kinderen. Hoewel zich dit op een andere manier uit, brengt zij haar angst voor de man toch indirect over op de kinderen. De rechtbank neemt dan ook aan dat zowel de man als de vrouw voldoende mogelijkheden hebben om de kinderen bij hen thuis, zo nodig met hulpverlening vanuit de ondertoezichtstelling, (verder) te laten opgroeien en dat zij ook allebei punten hebben waar aan gewerkt moet worden.
4.12.
Bij de beslissingen spelen voorts de volgende overwegingen een rol. Partijen zijn onder begeleiding van de jeugdbeschermer met elkaar in overleg getreden over uitbreiding van de zorgregeling, die bij beschikking van 7 april 2020 als voorlopige regeling was vastgesteld. Het vertrekpunt van de ouders bleek te zijn om toe te werken naar een gelijkwaardig ouderschap, met een week op week af regeling. Tussentijds was de voorlopige regeling onder regie van de jeugdbeschermer al uitgebreid. Het is de rechtbank gebleken dat partijen in april 2021 uiteindelijk overeenstemming hadden bereikt over een uitbreiding van de regeling in die zin dat de kinderen eens per veertien dagen van donderdag na school tot dinsdag naar school bij de man zouden verblijven. Deze uitbreiding is ook met de kinderen besproken. Deze regeling is echter niet in werking kunnen treden, omdat de vrouw de man onverwacht confronteerde met de mededeling dat zij voornemens was om in de zomervakantie naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] te verhuizen. Uit de mondelinge toelichting is gebleken dat de vrouw, parallel aan haar overlegtraject met de man over de uitbreiding van de zorgregeling, met haar psycholoog gesprekken voerde over haar wens om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] , de stad waar haar nieuwe partner woont. De rechtbank begrijpt dat dit voor de man én de kinderen een onverwachte en moeilijk te verwerken mededeling moet zijn geweest. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat de vrouw inmiddels haar woning in [woonplaats] heeft opgezegd en naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] is verhuisd. Zij is vooralsnog niet voornemens om terug te verhuizen. Daarmee stelt de vrouw de man en de kinderen voor een voldongen feit. De rechtbank zal bij de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen, moeten meenemen dat de vrouw in [nieuwe woonplaats van de vrouw] woont en daar blijft wonen. Met deze keuze van de vrouw, wordt de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen ‘bij wie’ onvermijdelijk ook een beslissing over het hoofdverblijf ‘waar’.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de noodzaak van haar verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] onvoldoende aangetoond. De onveiligheid die de vrouw ervaart in de woonomgeving van de man en het feit dat zij geen werk en woning meer heeft in [woonplaats] , zijn daarvoor onvoldoende. In het licht van het verweer van de man, heeft de vrouw niet aangetoond dat zij in [woonplaats] geen andere, betaalbare woning zou kunnen vinden. Evenmin heeft zij onderbouwd dat haar kansen op het vinden van een nieuwe dienstbetrekking in [nieuwe woonplaats van de vrouw] groter zijn dan in (de omgeving van) [woonplaats] . Daarnaast heeft de vrouw zelf toegelicht dat daar ook niet haar prioriteit ligt. Zij wil in eerste instantie werken aan haar herstel in een voor haar veilige omgeving. Voor de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] daarvoor noodzakelijk is. De vrouw was inmiddels al verhuisd van [woonplaats man] naar [woonplaats] , waardoor zij de man in haar directe woonomgeving niet frequent en spontaan tegen hoefde te komen. De vrouw kiest er bewust en vrijwillig voor om bij haar nieuwe partner in [nieuwe woonplaats van de vrouw] te gaan en blijven wonen. Tevens is de rechtbank niet overtuigd van een doordachte voorbereiding van de verhuizing. Daarbij rekent de rechtbank het de vrouw aan dat zij haar proces om te komen tot een verhuizing volledig bij zichzelf heeft gehouden en parallel heeft laten lopen met gesprekken met de man over uitbreiding van de zorgregeling. Deze twee trajecten staan haaks op elkaar. Feitelijk maakt de verhuizing een gedeeld ouderschap, zoals partijen voor ogen stond, onmogelijk. Door de verhuisafwegingen voor zichzelf te houden heeft de vrouw geen open kaart gespeeld en de rol van de man hierin onterecht geminimaliseerd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de vrouw onvoldoende oog heeft gehad voor wat de gevolgen zouden zijn voor de man en zijn contact met [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , als zij met de vrouw zouden meeverhuizen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] . Het zou niet alleen het einde betekenen van de doordeweekse contactmomenten. De vrouw acht het immers daarnaast wenselijk dat in de weekenden dat de kinderen bij de man verblijven, rekening gehouden wordt met de toekomstige sportactiviteiten van de kinderen in [nieuwe woonplaats van de vrouw] , waardoor het omgangsweekend in de praktijk naar alle waarschijnlijkheid pas na het sporten op zaterdag kan beginnen. Daardoor wordt een meer evenwichtige verdeling van de zorgtaken, die voor partijen eerder het uitgangspunt was, onmogelijk gemaakt.
4.14.
Wat betreft de belangen van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , is de rechtbank van oordeel dat zij meer gediend zijn bij voortzetting van hun verblijf in [woonplaats man] (en omgeving) dan bij een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] . De kinderen hebben hun hele leven in [woonplaats man] en sinds kort in [woonplaats] gewoond. Zij hebben daar hun sociale leven, school, sport, vriendinnetjes en ook familie. [kind 1] gaat naar het laatste jaar van haar middelbare school in [woonplaats] . Bij haar is sprake van ASS-problematiek, waarvoor zij hulpverlening ontvangt. [kind 2] gaat naar de HAVO en heeft een groot sociaal netwerk. [kind 3] gaat naar groep 8 van de basisschool en kijkt uit naar alle leuke activiteiten in dit laatste jaar, zoals de eindmusical. Voorts is sprake van een jeugdbeschermer die inmiddels al enige tijd bij het gezin betrokken is en die voor de kinderen een vertrouwd gezicht is. Al deze omstandigheden beziet de rechtbank in het licht van het feit dat de echtscheiding nog niet zo heel lang geleden is uitgesproken en dat in ieder geval de ouders, en ook de kinderen door recente aanvullende gebeurtenissen, nog veel moeten verwerken. Het is voor iedereen belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt. In dat kader acht de rechtbank het van belang dat de kinderen zich niet hoeven aan te passen aan een nieuwe woon- en schoolomgeving, dat ze met z’n drieën bij elkaar kunnen blijven en dat ook de reeds betrokken hulpverleners het gezin en de kinderen kunnen blijven bijstaan. De rechtbank is van oordeel dat deze belangen het meest gediend worden als de hoofdverblijfplaats van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] bij de man in [woonplaats man] wordt bepaald. Zij zal daarom beslissen zoals hierna is omschreven.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.15.
De beslissing dat het hoofverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald, maakt een zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen noodzakelijk. Met de toegenomen afstand tussen de woonplaats van de man en die van de vrouw, en daarmee het wegvallen van het doordeweekse contact tussen de kinderen en de niet-verzorgende ouder, zijn partijen het erover eens – zoals blijkt tijdens de mondelinge behandeling – dat een meer uitgebreide weekendregeling tussen de kinderen en de niet-verzorgende ouder van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank zal dan ook beslissen dat de kinderen twee van de drie weekenden bij de vrouw verblijven, van vrijdag na het sporten tot zondag 20.00 uur. Het is aan partijen zelf om, al dan niet per keer, afspraken te maken rondom eventuele sportactiviteiten van de kinderen in de weekenden dat zij bij de vrouw verblijven. Daarnaast zal het contact gedurende feest- en vakantiedagen bij helft worden gedeeld, in onderling overleg te bepalen.
De kinderalimentatie
4.16.
Nu de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man wordt bepaald, heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechter zal dit verzoek daarom afwijzen. Hierna zal de rechtbank het verzoek van de man om een bijdrage van de vrouw in de kosten van de kinderen beoordelen.
behoefte van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3]
4.17.
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen, in lijn met de berekening in de voorlopige voorzieningenprocedure, € 454 per kind per maand in 2020 bedraagt. Geïndexeerd naar 2021 is dat € 468 per kind per maand.
draagkracht van partijen
4.18.
In beginsel dienen de man en de vrouw naar rato van ieders draagkracht in deze behoefte te voorzien. De rechtbank zal daarom hierna, in navolging van de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen, ieders draagkracht vaststellen en voor zover daar aanleiding voor bestaat, een vergelijking van ieders (beschikbare) draagkracht maken.
4.19.
Voor zover het netto besteedbare inkomen (hierna NBI) groter of gelijk is aan een bedrag van € 1.700 netto per maand zal de draagkracht worden bepaald aan de hand van de formule 70% [NBI – (NBI X 0,3 + 1.000 of toepasselijke forfaitaire bijstandsnorm + eventuele correctie)]. Bij een NBI kleiner dan € 1.700 netto per maand, maar groter dan € 1.450 netto per maand, gelden vaste tabelbedragen.
draagkracht van de vrouw
4.20.
Het contract van de vrouw, die werkzaam was als directeur van het zwembad in [woonplaats] , is niet verlengd. Zij ontvangt op dit moment een uitkering op basis van de Ziektewet. Ter berekening van haar draagkracht zal de rechtbank uitgaan van de uitkering die zij ontvangt. Anders dan de man, ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit moment de vrouw te wijzen op haar verdiencapaciteit en uit te gaan van een fictief inkomen gelijk aan het salaris dat zij eerder verdiende. De rechtbank beschouwt ziek worden niet als een vrijwillige keuze, waarvan de gevolgen voor rekening van de vrouw moeten komen. Daarnaast heeft de vrouw toegelicht dat zij van plan is om weer te gaan werken, als haar gezondheid dat toelaat. De rechtbank zal bij de berekening van de draagkracht dan ook uitgaan van de inkomsten (uitkering en vakantietoeslag) die de vrouw per 1 juni 2021 ontvangt – en door de man niet weersproken zijn – namelijk € 2.546 bruto per maand.
4.21.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de inkomensheffing, met toepassing van de fiscale tarieven van 2021, berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 1.790 per maand.
4.22.
Met toepassing van de draagkrachtformule, heeft de vrouw een draagkracht van € 177 per maand voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
draagkracht van de man
4.23.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de bepaling van de draagkracht van de man uitgegaan kan worden van een bruto jaarinkomen in 2021 van € 38.196 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Evenmin is in geschil dat sprake is van de volgende premies die door de man worden afgedragen: pensioenpremie: € 2.784 per jaar, VUT/FPU-premie van € 120 per jaar en een aanvullende pensioenpremie/WIA van € 144 per jaar.
4.24.
Alles op jaarbasis rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensheffing, alsmede het door de man te ontvangen kindgebonden budget, berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op € 2.993 per maand.
4.25.
Uitgaande van dit besteedbare inkomen en de draagkrachtformule, heeft de man draagkracht voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 766 per maand.
geen draagkrachtvergelijking
4.26.
Nu de gezamenlijke draagkracht van partijen van € 943 (€ 177 + € 766) onvoldoende is om in de behoefte van de kinderen van in totaal € 1.404 per maand te voorzien, komt de rechtbank niet toe aan een draagkrachtvergelijking en zal zij het aandeel van de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] gelijkstellen aan haar berekende (beschikbare) draagkracht van € 177, omgerekend € 59 per kind per maand.
zorgkorting
4.27.
Partijen zijn het erover eens dat een zorgregeling als waartoe de rechtbank hiervoor heeft besloten, zou leiden tot een zorgkorting van 25% op de verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Aangezien de totale behoefte van de kinderen € 1.404 per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 351 per maand.
vast te stellen bijdrage
4.28.
De zorgkorting wordt in beginsel in mindering gebracht op het aandeel van de vrouw in de kosten van de kinderen. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt in het geval de draagkracht van de onderhoudsplichtigen tezamen onvoldoende is om in de behoefte van de kinderen te voorzien. In dat geval wordt het tekort aan beide partijen voor de helft toegerekend. Voor de vrouw betekent dit dat de helft van het tekort in mindering komt op haar zorgkorting, zodat de door haar te betalen bijdrage als volgt wordt berekend:
€ 177 verminderd met het resultaat van (€ 351 minus € 231) = € 57 per maand. Omgerekend is dat € 19 per kind per maand.
4.29.
Voormelde bijdrage acht de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal zij daarom ten laste van de vrouw bepalen als zoals hierna is omschreven.
ingangsdatum
4.30.
Nu de man in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure met ingang van 7 februari 2020 een bijdrage van € 110 per kind per maand aan de vrouw heeft betaald, en de hiervoor bepaalde verplichting tot het betalen van kinderalimentatie door de vrouw ingaat vanaf het moment dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man is bepaald, zal de rechtbank de datum van de beschikking als ingangsdatum hanteren voor de gewijzigde onderhoudsverplichting.
aanhechten draagkrachtberekeningen
4.31.
De rechtbank voegt ter informatie de in het kader van deze procedure gemaakte draagkrachtberekeningen en de berekening van de verdeling van de kosten van de kinderen als bijlagen toe aan deze beschikking.
In zaaknummer C/05/373486 / FZ RK 20-1859(verdeling)
4.32.
Uit het journaalbericht van mr. Rouwet van 16 juli 2021 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, wat tijdens de mondelinge behandeling nog eens bevestigd is. Partijen hebben de gemaakte afspraken vastgelegd in een echtscheidingsconvenant dat op 13 juli 2021 door hen is getekend. De rechtbank zal het verzoek van partijen om het convenant aan te hechten en de inhoud ervan als in deze beschikking openomen te beschouwen toewijzen.
In zaaknummer C/05/390996 / FZ RK 21-2022 (1:253a BW)
4.33.
Nu [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] het hoofdverblijf bij de man hebben, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming om met de kinderen naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] te verhuizen en hen daar in te schrijven voor verschillende scholen.
In zaaknummer C/05/390373 / FZ RK 21-1889 (wijziging voorlopige voorziening)
4.34.
Nu de rechtbank definitief heeft besloten in de bodemprocedure en deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad zullen zijn, heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. Dit nog los van het feit dat wat hiervoor is overwogen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen ook toepasselijk is voor de voorlopige voorzieningen. De rechtbank zal dat verzoek daarom afwijzen.
Proceskosten
4.35.
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure, zal de rechtbank de kosten van deze procedure compenseren, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
[kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
bij de man zal zijn;
5.2.
bepaalt dat de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] met ingang van heden een bedrag van
€ 19 (zegge: negentien euro)per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling, aan de man dient te voldoen;
5.3.
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen aldus:
dat zij in een driewekelijkse cyclus twee achtereenvolgende weekenden bij de vrouw verblijven van vrijdag na het sporten tot zondag 20.00 uur;
dat het contact tijdens de feest- en vakantiedagen bij helfte wordt gedeeld, in onderling overleg nader te regelen;
5.4.
bepaalt dat de aangehechte onderling getroffen regeling, het op 13 juli 2021 door partijen getekende echtscheidingsconvenant, als in deze beschikking opgenomen moet worden beschouwd;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.M. Overkamp, (kinder) rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Hoijinck, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
18 augustus 2021.
Bijlagen:
- Brief van de rechtbank aan de kinderen
Beste [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] ,
Een paar weken geleden hebben jullie op de rechtbank een gesprek met de kinderrechter gehad. Ik was daar bij als griffier. In dat gesprek hebben jullie gezegd dat jullie de beslissing van de rechter het liefst van iemand willen horen die niet partijdig is. Daarom schrijf ik deze brief aan jullie.
Allereerst, maar dat hebben jullie waarschijnlijk al gehoord, is de ondertoezichtstelling voor jullie verlengd met een jaar. Dat betekent dat mevrouw [naam jeugdbeschermer] jullie de komende tijd nog zal begeleiden.
Verder heeft de rechter eerder al de echtscheiding tussen je ouders uitgesproken. Daarbij hoort ook de vraag bij wie je gaat wonen. Daarover moet de rechter nog beslissen. Omdat jullie ouders niet goed met elkaar overweg kunnen en ze inmiddels niet meer zo dicht bij elkaar wonen was dat een moeilijke beslissing. De uitkomst is dat jullie met zijn drieën bij je vader in [woonplaats man] blijven wonen. Het recht heeft regels voor een verhuizing in een situatie zoals die van jullie. Aan die regels is niet voldaan. Het belangrijkste is dat je ouders met elkaar in gesprek waren over een co-ouderschapsregeling, waarbij jullie ongeveer evenveel bij je vader als bij je moeder zouden zijn. Daar past een verhuizing naar [nieuwe woonplaats van de vrouw] niet bij. Daarnaast vindt de rechter het belangrijk dat jullie als zusjes niet uit elkaar worden gehaald en bij elkaar blijven wonen.
De rechter vindt het wel belangrijk dat jullie regelmatig contact met je moeder houden. In de beslissing komt daarom te staan dat jullie elke drie weken twee weekenden naar haar toe zullen gaan, van vrijdagavond na het sporten tot zondagavond 20.00 uur. Daarnaast zullen jullie ook feestdagen en (een deel van de) schoolvakanties bij je moeder doorbrengen. Jullie ouders zullen samen afspraken maken om dat eerlijk te verdelen.
De rechter begrijpt dat dit voor jullie een moeilijke beslissing is en dat jullie je moeder zullen missen. Ik hoop toch dat deze brief voor jullie duidelijk is. Mocht je nog vragen hebben, dan raad ik je aan om dit met mevrouw [naam jeugdbeschermer] te bespreken. Heel veel sterkte gewenst.
Met vriendelijke groet,
Suzanne Hoijinck
griffier