ECLI:NL:RBGEL:2021:4990

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
05.251906.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en tbs voor aanranding, vrijheidsberoving en uitlokking van brandstichting

Op 17 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De zaak betreft de aanranding en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 12-jarige jongen, alsook de uitlokking van brandstichting en diefstal van caravans. De verdachte heeft de jongen gedrogeerd met GHB en hem in een onbekend pand vastgehouden, waar hij ook seksueel misbruikt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zich voor te doen als een geest, de medeverdachte heeft gemanipuleerd en gedwongen tot het plegen van deze misdrijven. De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte een gevaar vormt voor de samenleving en dat behandeling noodzakelijk is. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank deels is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/251906-20 + 05/148057-21 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 17 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Haaglanden, PPC.
Raadsman: mr. R.G.M. Sleutels, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 januari 2021, 26 maart 2021, 11 juni 2021 en 3 september 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/251906-20 – de gebeurtenissen in oktober 2020:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door nader te noemen [slachtoffer] te laten brengen naar een leegstaand en voor hem onbekend pand en/of
- door nader te noemen [slachtoffer] aldaar GHB, althans een bedwelmende/drogerende vloeistof te laten drinken en/of
- terwijl die [slachtoffer] (vervolgens) zijn handen door touwlussen had gestoken waardoor zijn handen/armen/polsen (vast)gebonden werden en/of hij (daardoor) zeer in zijn bewegingsvrijheid was beperkt en/of
- terwijl die [slachtoffer] een (deels) bedekt gezicht had en/of
- door de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden/uit te trekken en/of
- door misbruik te maken van zijn geestelijke en/of fysieke overwicht ten opzichte van de dan 12-jarige [slachtoffer] ,
(aldus) voor die [slachtoffer] een dreigende en angstige situatie heeft doen ontstaan,
, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of aftrekken van zijn, [slachtoffer] , penis en/of het in de mond nemen en/of likken en/of pijpen van zijn, [slachtoffer] , penis en/of het betasten van zijn, [slachtoffer] , billen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de 12-jarige [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door
die [slachtoffer] mee te laten nemen naar, en naar binnen te geleiden in, een voor hem onbekend en leegstaand pand en/of die [slachtoffer] aldaar GHB, althans een drogerende/bedwelmende vloeistof te laten drinken en/of die [slachtoffer] (vervolgens) in het hem onbekende en leegstaande pand (vast) te houden/laten (ver)blijven met een (deels) bedekt gezicht terwijl hij zeer in zijn bewegingsvrijheid beperkt was doordat hij met zijn armen/handen/polsen (vast)gebonden was in (een) touw(lussen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland,
opzettelijk de 12-jarige [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door die [slachtoffer] mee te nemen naar, en naar binnen te geleiden in, een voor hem onbekend en leegstaand pand en/of die [slachtoffer] aldaar GHB, althans een drogerende/bedwelmende vloeistof te laten drinken en/of die [slachtoffer] in het leegstaande pand (vast) te houden/laten (ver)blijven met een (deels) bedekt gezicht en/of met zijn armen/handen/polsen (vast)gebonden in (een) touw(lussen), tot het plegen van welk feit hij, verdachte, in de periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk middelen heeft verschaft door het ter beschikking stellen van een (door hem, verdachte, gehuurd) pand, gelegen aan de [adres 6] , ten behoeve van de opzettelijke vrijheidsberoving, waar die [slachtoffer] werd (vast)gehouden/moest (ver)blijven;
3.
[medeverdachte] op of omstreeks 3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spiritus, althans een brandbare stof, ten gevolge waarvan een woning gelegen aan de [adres 3] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen gelegen in die woning en/of naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van voornoemde naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, welk feit verdachte op of omstreeks 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door beloften, misbruik van gezag, bedreiging en/of misleiding, te weten door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en/of ‘het bos’ en/of die [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of die [medeverdachte] voor te houden dat hij en/of zijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of die [medeverdachte] voor te houden dat hij brand moest stichten in zijn woning om zo belastend materiaal/bewijs weg te maken en/of om zo (potentieel) strafbaar handelen te verhullen en/of daartoe die [medeverdachte] (onder meer) de volgende berichten heeft gestuurd:
- ‘oei. Allemaal politie bij jongen [woonplaats 1] . DNA. steek het huis aan. ga naar jullie ouders dieren mee!! ze denken dat u misbruik heeft. steek de zolder aan alles.’ en/of
- ‘jullie gaan naar jullie moeder. steek alles aan!! brand!! nu. Wis alles.’ en/of
- ‘moet.. wis alles, steek aan. Dieren mee. u moet onderduiken. Duitsland. u vriend. het mag van mijn. steek het huis aan.’ en/of
- ‘doe dit voor u dochter aub. snel!! ik ga afsluiten. doe dit voor u dochter. Snel. over 30 minuten zijn ze bij u. u vriendin moet zeggen dat jullie ruzie hebben en dat u ben gevlucht. doe dit!! dit loop echt uit de hand. doe het!! ik heb u gewaarschuwd.’,
althans telkens woorden van gelijke aard/strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland, [medeverdachte] opzettelijk brand heeft doen stichten
door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en/of ‘het bos’ en/of
die [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of
die [medeverdachte] voor te houden dat hij en/of zijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of
die [medeverdachte] voor te houden dat hij brand moest stichten in zijn woning om zo belastend materiaal/bewijs weg te maken en/of om zo (potentieel) strafbaar handelen te verhullen en/of
daartoe die [medeverdachte] (onder meer) de volgende berichten heeft gestuurd:
- ‘oei. Allemaal politie bij jongen [woonplaats 1] . DNA. steek het huis aan. ga naar jullie ouders dieren mee!! ze denken dat u misbruik heeft. steek de zolder aan alles.’ en/of
- ‘jullie gaan naar jullie moeder. steek alles aan!! brand!! nu. Wis alles.’ en/of
- ‘moet.. wis alles, steek aan. Dieren mee. u moet onderduiken. Duitsland. u vriend. het mag van mijn. steek het huis aan.’ en/of
- ‘doe dit voor u dochter aub. snel!! ik ga afsluiten. doe dit voor u dochter. Snel. over 30 minuten zijn ze bij u. u vriendin moet zeggen dat jullie ruzie hebben en dat u ben gevlucht. doe dit!! dit loop echt uit de hand. doe het!! ik heb u gewaarschuwd.’,
althans telkens woorden van gelijke aard/strekking,
ten gevolge waarvan die [medeverdachte] open vuur in aanraking heeft gebracht met spiritus, althans een brandbare stof, ten gevolge waarvan een woning gelegen aan de [adres 3] , gemeente West Maas en Waal geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen gelegen in die woning en/of naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van voornoemde naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] , althans in Nederland, zes, althans een of meer caravan(s), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of deze [medeverdachte] toebehoorde, te weten aan
[benadeelde 1] ,
[benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] ,
[benadeelde 4] ,
[benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl die [medeverdachte] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen caravans onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door beloften, misbruik van gezag, bedreiging, misleiding en/of door het verschaffen van inlichtingen, te weten door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en/of ‘het bos’ en/of die [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of die [medeverdachte] voor te houden dat hij en/of zijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of door die [medeverdachte] te informeren dat hij caravans kon weghalen bij een stalling in [woonplaats 1] en/of van die stalling de code te verstrekken en/of
door die [medeverdachte] voor te houden dat hij dit moest doen zodat hij met de opbrengst van de verkoop van caravans een sorteerknijper kon kopen en zodoende de boze geesten en/of ‘het bos’ gunstig zou stemmen, waardoor die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) in veiligheid zouden zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] , althans in Nederland, zes, althans een of meer caravan(s), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte] toebehoorde, te weten aan
[benadeelde 1] ,
[benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] ,
[benadeelde 4] ,
[benadeelde 5] en/of
[benadeelde 6] ,
door die [medeverdachte] heeft doen wegnemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl die [medeverdachte] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen caravans onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking, en terwijl hij, verdachte, die [medeverdachte] dit heeft doen wegnemen, door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en/of ‘het bos’ en/of die [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of die [medeverdachte] voor te houden dat hij en/of zijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en/of door die [medeverdachte] te informeren dat hij caravans kon weghalen bij een stalling in [woonplaats 1] en/of van die stalling de code te verstrekken en/of door die [medeverdachte] voor te houden dat hij dit moest doen zodat hij met de opbrengst van de verkoop van caravans een sorteerknijper kon kopen en zodoende de boze geesten en/of ‘het bos’ gunstig zou stemmen, waardoor die [medeverdachte] en/of diens familie(leden) in veiligheid zouden zijn;
Onder parketnummer 05/148057-21 – bedreigingen vanuit de gevangenis:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 18 april 2021 te Scheveningen, gemeente ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, [medeverdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [medeverdachte] (telkens) opzettelijk telefonisch via andere personen (te weten via [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] ) woorden heeft toegevoegd:
- dat [medeverdachte] eraan gaat en/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] kapot wil snijden en/of in stukken wil snijden en/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] helemaal kapot wil maken en/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] wil vermoorden,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Onder parketnummer 05/251906-20 – de gebeurtenissen in oktober 2020 [1] :
Overweging vooraf t.a.v. de persoon die zich voordeed als ‘geest’
Medeverdachte [medeverdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diverse handelingen, die een strafbaar feit opleveren:
- hij heeft zijn 12-jarige stiefzoon [slachtoffer] naar een huis in [woonplaats 1] gebracht, een ‘heilig drankje’ laten drinken (dat uiteindelijk GHB bleek te zijn) en hem daar achtergelaten waarna de jongen seksueel is misbruikt;
- hij heeft zijn woning in [woonplaats 2] in brand gestoken;
- hij heeft caravans gestolen van een stallingsplek in [woonplaats 1] en deze op verschillende plekken achtergelaten.
Volgens [medeverdachte] deed hij dit allemaal op instigatie van een geest dan wel een medium (hierna: ‘geest’), die hem, maar ook zijn moeder en zijn vrouw bedreigende berichten toestuurde via WhatsApp.
Volgens de tenlastelegging was verdachte betrokken bij de genoemde strafbare feiten in de vorm van uitlokking of medeplegen door deze opdrachten te sturen, terwijl hij zich voordeed als een ‘geest’. Verdachte heeft ontkend deze ‘geest’ te zijn geweest en de bedreigende berichten te hebben verstuurd. De rechtbank gelooft die ontkenning echter niet en is van oordeel dat hij de berichten wel heeft gestuurd.
Onderzoek van de telefoons en verkeersgegevens
Uit onderzoek naar de telefoons van degenen die de berichten ontvingen is gebleken dat de ‘geestberichten’ via drie verschillende telefoonnummers werden verstuurd, te weten:
- [telefoonnummer 1] ;
- [telefoonnummer 2] ;
- [telefoonnummer 3] .
Het nummer
[telefoonnummer 1]
Dit betreft een prepaid nummer, verder onderzoek naar het gebruik hiervan heeft geen resultaat opgeleverd. [2]
Het nummer
[telefoonnummer 2]
- In de [merk mobiel 1] van [getuige] (telefoonnummer [telefoonnummer 4] ) staat dit telefoonnummer vermeld in de contactenlijst onder de naam [voornaam 2] ( [telefoonnummer 2] ). [3] Getuige [getuige] , de moeder van [medeverdachte] , heeft verklaard dat zij de ‘geest’ [voornaam 2] noemt en dat zij van haar berichten heeft ontvangen, onder meer dat zij een creditcard moest aanvragen en geld moest opnemen. [4] [medeverdachte] is deze geest later ‘ [voornaam 3] ’ gaan noemen. [5]
- Dit nummer staat in de [merk mobiel 2] van [medeverdachte] opgeslagen onder naam ‘ [voornaam 3] ’. Het telefoonnummer van [medeverdachte] in dit toestel is [telefoonnummer 5] en staat daar opgeslagen onder de naam ‘ [voornaam 4] ’. [6] In deze telefoon zijn WhatsApp-gespreken gevonden tussen ‘ [voornaam 3] ’ ( [telefoonnummer 2] ), inkomend, en ' [voornaam 4] (owner)', uitgaand. Berichten vanaf 30 september 2020 gaan over de vrijheidsberoving van [slachtoffer] , het stelen van caravans en het in brand steken van [medeverdachte] woning. [7]
- [medeverdachte] heeft verklaard dat hij berichten kreeg van een geest, die hij [voornaam 3] had genoemd, waaronder ook instructies over het naar [woonplaats 1] brengen van [slachtoffer] . [8]
- Het nummer [telefoonnummer 2] ( [voornaam 3] ) is gedurende de periode 18 september 2020 t/m 6 oktober 2020 in gebruik geweest in combinatie met IMEI nummer [nummer 1] . Deze IMEI betreft een [merk mobiel 3] . Meestal wordt de zendmast [adres 4] gebruikt. Deze zendmast biedt dekking aan de locatie van de woning van verdachte. [9]
- Verdachte is op 6 oktober 2020 naar de locatie [adres 1] gebracht. [10] Op 6 oktober 2020 wordt de zendmast [adres 5] door het toestel met dit nummer gebruikt om 13:41 uur en 13:52 uur voor dataverkeer. Het adres [adres 1] valt in het theoretisch dekkingsgebied van de gebruikte zendmast. Het is de enige keer dat deze zendmast wordt gebruikt in de opgevraagde periode. Na 6 oktober 13:52:55 uur is het telefoonnummer niet meer actief. Op 7 oktober wordt de verdachte aangehouden op de [adres 1] . [11]
- Verdachte heeft verklaard dat hij in [woonplaats 3] een telefoon heeft weggegooid. [12]
- Op 17 november 2020 voert verdachte een gesprek met zijn begeleidster [naam 2] vanuit de PI Scheveningen, waarin hij informeert of de vuilniscontainer al geleegd is. Als [naam 2] zegt dat die kliko wekelijks geleegd wordt, zegt verdachte: dat is goed. Dit gesprek volgt nadat verdachte is gehoord en hem de mastverkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn voorgehouden. [13]
Het nummer
[telefoonnummer 3]
- Het nummer [telefoonnummer 3] komt in een oplichtingszaak naar voren van 7 september 2020. Volgens de aangever zou de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] de naam [voornaam 5] hebben. De aangever wilde een chalet kopen van iemand die zich [voornaam 5] noemde en heeft desgevraagd een aanbetaling gedaan van € 500 op rekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van [getuige] . Deze [voornaam 5] gaf aangever het nummer [telefoonnummer 3] om contact met hem op te nemen. [14] [getuige] heeft verklaard dat op haar rekening geld gestort werd uit naam van de geest. In de loop der tijd zijn meerdere bedragen gestort, dit geld moest zij in een envelop doen en in een auto leggen op het terrein van verdachte. [15]
- Het nummer [telefoonnummer 3] is gedurende de periode 22 juli 2020 t/m 27 augustus 2020 in gebruik geweest in combinatie met IMEI nummer [nummer 2] . Deze IMEI betreft een [merk mobiel 4] . De enige zendmast die gebruikt wordt betreft de [adres 4] . De [adres 6] valt in het theoretisch dekkingsgebied van de zendmast. Het telefoonnummer maakt voor het grootste gedeelte gebruik van dataverkeer via WiFi, er zijn namelijk wel gesprekken zichtbaar maar zendmastgegevens ontbreken. [16]
- Uit onderzoek is gebleken dat het WhatsApp-verkeer met dit nummer vanaf 22 juli 2020 gebruik maakt van IP-adres [nummer 3] . Blijkens CIOT-gegevens dit IP-adres geregistreerd op naam van verdachte. [17]
- In de [merk mobiel 5] van verdachte staat dit nummer vermeld onder de naam [naam 5] . [18]
Overige aanwijzingen in de richting van verdachte
Op 9 maart 2021 is in de PI Haaglanden (PPC) post van verdachte onderschept. Het betrof een envelop gericht aan [naam 6] . De envelop viel op omdat hij dikker was dan normaal en is vervolgens geopend. In de envelop was een ‘dubbele achterwand’ geconstrueerd waarin meerdere handgeschreven briefjes zaten. Verder bevatte de envelop een verjaardagskaart.
De handgeschreven teksten gaan erover dat ‘het bos woest is’, dat ‘jullie niet luisteren’, dat ‘het kwaad over jullie waakt’ en dat ‘jullie nog een kans krijgen’. Verpruts je het dan vermoordt het bos jullie allemaal. Er worden ook opdrachten gegeven, bijvoorbeeld om een aanhangwagen bij tankstation [plaats 1] te stelen en op carpoolplaats in [plaats 2] stallen. In een volgend briefje wordt geconstateerd dat die aanhangwagen niet op de carpoolplaats staat. Ook wordt vermeld dat het bos zal niet rusten, dat ‘jullie keel wordt opengesneden als jullie in bed liggen’, dat ‘uw zoon en jongen in [woonplaats 1] worden gedood in hun cel door de schim’ en ‘gedetineerde dood aangetroffen in Vught en Grave’. De briefjes zouden op verschillende momenten en vanaf verschillende locaties moeten worden verstuurd. [19] De medewerkster van de PI die de envelop onderschepte, heeft verklaard dat de envelop zo was geprepareerd dat je bij normaal openen de losse briefjes niet zag zitten. De briefjes zijn in beslag genomen. De verjaardagskaart die er in zat is verstuurd. [20]
De envelop was gericht aan [naam 6] , een kennis van verdachte. Deze kennis heeft verklaard dat hij een verjaardagskaart kreeg van verdachte, terwijl hij nog lang niet jarig was. Toen verdachte belde zei hij dat [naam 6] achterin de envelop moest kijken, maar behalve de kaart zat er verder niets in de envelop. [21] Verdachte heeft ter zitting erkend deze envelop te hebben verstuurd en de losse briefjes daarin te hebben geschreven met de bedoeling dat [naam 6] deze zou versturen. Hij zegt dat gedaan te hebben omdat hij zelf ook dergelijke brieven ontvangen heeft; het zijn allemaal valse beschuldigingen, dezelfde teksten. Het was volgens hem een kwestie van terugdoen. [22]
De rechtbank constateert dat het kennelijk de bedoeling was dat deze briefjes, conform de instructies, op verschillende tijdstippen en verschillende locaties zouden worden gepost zodat de ontvangers, waarschijnlijk [medeverdachte] of diens familieleden, de indruk zouden krijgen dat 'de geest' nog steeds actief was en hen nog steeds in de gaten hield. Opvallend is dat hierin dezelfde onderwerpen terug komen als “het bos” , het meenemen van een aanhangwagen en die ergens stallen etc. De rechtbank ziet deze heimelijke briefjes als een bevestiging dat verdachte de kwade genius is achter ‘de geest’.
Een verdere bevestiging is gelegen in het gegeven dat verdachte steeds de begunstigde was van allerlei al dan niet illegale activiteiten waartoe hij aanzette. De bankrekening van [getuige] werd kennelijk gebruikt voor ontvangst van geld dat verdachte verkreeg met oplichting. [23] [getuige] heeft verteld dat [medeverdachte] de opdracht kreeg om zijn gereedschap in een aanhangwagen te verzamelen en aan verdachte af te geven. Deed hij dat niet, dan zou de geest zijn dochtertje [voornaam 1] meenemen. [medeverdachte] heeft dit tenslotte ook gedaan. Dat gereedschap hebben ze later zien liggen in de leegstaande woning naast die van verdachte. [24]
Conclusie
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich heeft voorgedaan als ‘geest’ en dat hij de persoon is geweest die met het genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 2] instructies heeft gegeven aan [medeverdachte] .
Feiten 1 en 2 – aanranding en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt het volgende.
Op 3 oktober 2020 omstreeks 2:29 uur gaat de politie na een melding ter plaatse op de [adres 9] . De melder vertelt dat hij een jongen huilend op straat heeft aangetroffen. Het blijkt te gaan om de 12-jarige [slachtoffer] . [25]
[slachtoffer] is door de politie als getuige gehoord. Hij verklaarde onder meer het volgende:
‘V: Wat er is gebeurd?
A: Ik kwam bij mijn moeder. (…) Mama vroeg of ik samen met mijn stiefvader iets wou doen. Ik nam hem 1 keer in vertrouwen en zei "ja is goed". (…)
Rond 01.30 uur zijn wij gegaan. Ik weet van mijn vader dat ik rond 2.30 uur ben aangetroffen. Ik weet dat ik rond 01.00 uur ben wakker gemaakt want ik keek op mijn stiefvaders telefoon en ik zag dat het 01.00 uur was.
V: En dan?
A: Wij gingen de auto in. (…)
V: Met wie was je op dat moment?
A: Ik en mijn stiefvader alleen. En toen gingen we naar [woonplaats 1] .
V: Hoe weet je dat je naar [woonplaats 1] ging?
A: Dat zei mijn stiefvader. En hij zei dat als we daar komen dat ik heel stil moest zijn en precies moest doen wat hij zei.
V: En wat zei [medeverdachte] wat jullie gingen doen in [woonplaats 1] ?
A: Hij zei dat ik iets moest drinken. Dat was ongeveer zo'n flesje. (…)
V: Dus jullie liepen terug, en dan?
A: We gingen het huis in. Op de trap lagen 2 van dat soort flesjes. 1tje voor mij en 1 voor [medeverdachte] . [medeverdachte] zei "drink maar gewoon op, ik doe het ook". Ik heb dat uiteindelijk opgedronken en toen gingen wij een andere kamer in.
V: En hoe ging het toen verder?
A: Ik kwam in de kamer waar het gebeurde. En er hingen ringen aan een deurkozijn. Dat was rechts van de kamer.
V: Hoe zagen die ringen eruit?
A: Oranje plastic ringen.
V: En toen?
A: Ik deed mijn handen door de ringen heen.
V: Waarom deed jij dat?
A: Omdat dat moest van [medeverdachte] en hij zei dat het voor de veiligheid van [voornaam 1] was.
(…)
V: Wij waren bij de ringen gebleven. Jij deed je handen door de ringen heen omdat het moest van [medeverdachte] . Jij stond met je rug naar de deur. En hoe gaat het dan verder?
A: Toen zei [medeverdachte] dat hij ergens anders naartoe moest, het einde van de straat. Om
een kaars aan te steken.
V: Wat zei jij?
A: Ik zei: "als je me maar niet hier achter laat".
V: Wat zei [medeverdachte] ?
A: Dat doe ik niet, ik kom je zo halen hoor.
V: Waarom moest hij een kaars aansteken?
A: Het was voor de veiligheid van [voornaam 1] ofzo. We moesten iets doen en het had allemaal met de veiligheid van [voornaam 1] te maken.
V: Wat vond jij daarvan?
A: Ik vond het een beetje raar. Ik kreeg last van mijn handen dus ik ging ze een beetje laten zakken en toen kwamen ze vast te zitten. Er was iets gemaakt dat als je iets laat hangen dan wordt het strakker net als een strop. En toen ging [medeverdachte] weg maar daarvoor deed hij een handdoek over mijn hoofd heen, net over mijn ogen.
V: Wie deed die handdoek op?
A: Dat deed [medeverdachte] en ik zat met mijn handen al vast. (…)
V: Hoe ging dat precies toen hij wegging?
A: Hij ging gewoon weg en ik bleef daar hangen en ik vond het eigenlijk heel erg eng.
V: Wat vond je eng?
A: Ik vond het eng dat ik helemaal alleen was in een ander huis en dat hij weg ging en ik niet wist wat er ging gebeuren. [medeverdachte] had wel iets gezegd over kietelen.
V: Wat had hij daarover gezegd?
A: Dat het ging kietelen en toen liep hij weg.
(…)
V: En daarna kwam er iemand anders binnen?
A: Ik wist niet wie het was of hoe die eruit zag. Ik kon niets zien ik had die handdoek voor mijn ogen. Hij begon mij dus te kietelen onder mijn buik en oksels. En daarna deed hij mijn broek en onderbroek naar beneden. (…)
V: Hoe noem je het thuis als je met je vader erover praat?
A: Penis. (…)
V: En dan?
A: Nee. Dan gaat hij er aan zitten.
V: Hoe doet ie dat?
A: Dan gaat hij mijn velletje heen en weer doen, met zijn hand. En hij heeft er met zijn mond aangezeten.
V: Terwijl hij er met zijn hand aan zit hoe lang duurt dat?
A: Ik denk dat hij hem 3 keer heen en weer deed toen deed hij het met zijn mond. Hij
deed met zijn mond hetzelfde als hij met zijn hand deed, maar dan met zijn mond.
V: Hoe ging dat precies?
A: Hij deed zijn mond eroverheen, over mijn piemel. Hij ging toen op en neer met zijn mond.
V: Wat voelde jij?
A: Toen voelde ik eigenlijk alleen maar zijn ademhaling. Ik voelde die net boven mijn piemel.
V: Wat voelde jij bij je piemel?
A: Ik voelde zijn mond. (…)
V: Waar zijn de handen van die persoon op dat moment?
A: Op mijn bil helft en de andere hand op mijn borstkas. Ik weet niet welke bil helft. [26]
De stiefvader van [slachtoffer] , medeverdachte [medeverdachte] , heeft onder meer het volgende verklaard:
‘Ik kreeg een appje dat ik naar de [adres 6] moest. Met [slachtoffer] , het zoontje van [voornaam 6] . Wij zijn daar heen gegaan. (…) Toen wij daar aan kwamen lopen kwam [verdachte] nog aangelopen. Hij vroeg wat ik daar deed. (…) Ik ben toen ook naar binnen gegaan. In die andere woning dan. Wij moesten daar naar binnen gaan in dat huis. Als je binnenkomt rechts hingen er twee lusjes. Er was een gele deur. Voordat hij dat moest doen, moest hij een flesje met heilig water drinken. Ik weet niet hoe dat heet. Ik kreeg via de telefoon daar opdrachten voor. [slachtoffer] heeft dat ook gezien. [slachtoffer] dronk dat op. Er stond een flesje en ik heb er ook uit gedronken. [slachtoffer] moest zijn handen door die lusjes doen en heeft dit zelf gedaan. Ik moest hem een doek over zijn hoofd heen doen daar kreeg ik opdracht voor. Hij zou dan een beetje kriebel voelen, maar dat zou goed komen stond op de app. [slachtoffer] zei tegen mij dat het wel goed zou komen. Het moet nu echt in verband met uw dochter [voornaam 1] . Ik moest een kaars aansteken op de [adres 7] voor de veiligheid van [voornaam 1] . Ik vroeg aan [slachtoffer] of hij dat aandurfde. [slachtoffer] zei dat hij het aandurfde. Ik gaf hem nog een knuffel en ik reed weg uit [woonplaats 1] .
(…)
V: Leg eens uit wat er aan de hand is met [voornaam 1] ?
A: Dat weet ik niet. Anders zou haar iets overkomen. Ik weet het niet. Daarom ben ik zo bang. Dat ze doodgaat. Daar ben ik mee bedreigd op mijn telefoon door die persoon. Ik durf er niet over te praten. Ik ben er zo bang voor. (….)
V: Wat is er nog meer gezegd over [voornaam 1] ?
A: Als ik zou doen wat hij zou zeggen dan zou [voornaam 1] veilig zijn.’ [27]
De telefoon van [medeverdachte] , met het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] , is door de politie nader onderzocht. Hierin werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat dit nummer in gebruik was bij verdachte. Het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] wordt in het gesprek aangeduid als ‘uitgaand’ en het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] als ‘inkomend’. Het WhatsApp-gesprek houdt onder meer het volgende in:
‘02-10-2020 (…)
om 21:36:37 inkomend bericht: beter u zoon, dat kind is nog 12.
om 21:37:23 uitgaand bericht: wat gebeurd er met zoon
vanaf 21:37:33 inkomende berichten: ik leg bos drankje neer in een keer drinken, zal die gaan
zweven, hij zal ons wel even zien. dan ga er een energie over het bos. die u dochter zal verlichten, met zoon gebeurd niets, (leeg bericht.) die neemt u later weer mee naar huis natuurlijk.
vanaf 21:40:26 uitgaande berichten: Zoon van vriendin is hier dus dat is makkelijker. Hoelang gaat dit duren. Mijn zoon is denk niet bij mijn moeder. Moet ik met zoon vriendin nu naar
bos gaan. Kaarsje mee. (…)
vanaf 22:22:27 uitgaande berichten: nu. wat zeg ik tegen hem
vanaf 22:22:57 inkomende berichten: even mee. geef u drankje ga die slapen, u naar het bos.
om 22:23:22 uitgaand bericht: okay en ik bos half uurtje.
vanaf 22:23:40 inkomende berichten: ja of uurtje beter, dat is altijd goed heeft u foto van hem.
vanaf 22:24:01 uitgaande berichten: moet ik maken, slaapt hij nog als ik terug kom. waar ligt dat
drankje. (…)
Op trap. (…)
vanaf 23:15:23 inkomende berichten: als u binnen komt rechts keuken, dan gele deur. dan ziet u
een witte deur met touwtjes daar moet die zijn handen in doen als die nog wakker is. zeg tegen hem komt allemaal goed. half uur bij de poort is goed. ga nu maar. heeft u genoeg benzine
om 23:16:12 uitgaand bericht: Ja dan is op.
vanaf 23:16:16 inkomende berichten: oke. nou snel gaan. op trap eerste tray. Flesje moet die
helemaal op drinken.
(…)
vanaf 23:39:15 inkomende berichten: ja helemaal opdrinken. Heel rustig aan doen. dan ga u door de keuken, komt u een gele deur tegen, met zijn handen door de rondjes,
om 23:40:44 uitgaand bericht: Dan naar boven.
vanaf 23:41:11 inkomende berichten: lukt het? nee. keuken,
om 23:41:19 uitgaand bericht: Moet ik daar blijven
vanaf 23:41:32 inkomende berichten: niet boven, naar gele deur. mag wel telefoon lampje aanzetten.
om 23:42:10 uitgaand bericht: hij zit er in.
vanaf 23:42:16 inkomende berichten: waar in? in touwtjes.
om 23:42:27 uitgaand bericht: in touwtjes.
vanaf 23:42:47 inkomende berichten: oke. door die rondjes.
om 23:43:05 uitgaand bericht: Ja met zijn handen.
vanaf 23:43:09 inkomende berichten: dan ga u nu zeg u dat u zo terug komt. zeg hem dat die wel iets kan voelen, bijvoorbeeld kietelen, maar dat die rustig moet blijven, ga u maar. Rustig weg rijde, ga u nu? lig een handdoek, over hoofd heen. witte handdoek,
om 23:44:45 uitgaand bericht: Hij is bang.
vanaf 23:44:52 inkomende berichten: komt wel goed. ziet u die handoek.
om 23:45:18 uitgaand bericht: Moet dat.
vanaf 23:45:28 inkomende berichten: ja gewoon over hoofd heen. ziet u die handoek.
om 23:45:44 uitgaand bericht: Hij is heel bang
vanaf 23:45:48 inkomende berichten: dit moet. anders komt het niet goed. heb bos nu beloofd,
om 23:47:08 uitgaand bericht: Wanneer slaapt ie.
vanaf 23:47:32 inkomende berichten: snel. u moet echt gaan. gebeurd hem niets, hij voelt alleen een beetje kietelen, u moet echt gaan wat doet u?
om 23:49:11 uitgaand bericht: Gaf m kus.
om 23:49:16 inkomend bericht: oke.
om 23:49:18 uitgaand bericht: ik ga.
om 23:49:35 inkomend bericht: heeft u gezegd dat die kietelen kan voelen
om 23:50:00 uitgaand bericht: Ja dat vond hij een goed teken dan.’ [28]
Het betreffende pand aan de [adres 6] is door de politie doorzocht. Daarbij zijn een aantal goederen in beslag genomen, waaronder:
  • een reageerbuisje dat voor de trap lag (SIN AANU2990NL); en
  • een oranje nylon bindtouw in de door [slachtoffer] aangewezen ruimte (SIN AANU2989NL).
Op deze goederen hebben bemonsteringen plaatsgevonden en zijn biologische sporen veiliggesteld. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze sporen onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek en daarbij de volgende (meng)profielen vastgesteld:
  • buitenkant knoop touw (AANU2989NL#01) en middenstuk knoop touw (AANU2989NL#03): minimaal één persoon, [verdachte] ;
  • gekrulde uiteinde touw (AANU2989NL#04): minimaal twee personen, [verdachte] en minimaal één onbekende persoon;
  • buitenkant dop reageerbuisje (AANU2990NL#01) en (AANU2990NL#02): minimaal twee personen, slachtoffer [slachtoffer] en [verdachte] ;
  • buitenkant buisje (AANU2990NL#03): minimaal drie personen, slachtoffer [slachtoffer] , [verdachte] en minimaal één andere persoon.
Alle bevindingen zijn meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van [verdachte] , dan wanneer de bemonsteringen DNA van een willekeurige onbekende persoon bevatten. [30]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het DNA van verdachte is vastgesteld op het aangetroffen touw en het reageerbuisje.
Er heeft ook een toxicologisch onderzoek plaatsgevonden naar het lichaamsmateriaal van [slachtoffer] . In zijn urine zijn resten van GHB aangetoond. De aangetroffen hoeveelheid duidt op inname of toediening van GHB. Ook zijn de restanten van de vloeistof in het reageerbuisje nader onderzocht. Er is aangetoond dat deze vloeistof GHB betrof. [31] Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] in het pand GHB heeft gedronken uit het aangetroffen reageerbuisje.
Op het lichaam van [slachtoffer] zijn ook een aantal biologische sporen veiliggesteld. Het NFI heeft deze sporen onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek en daarbij de volgende mengprofielen vastgesteld:
  • penis schacht, nat en droog bemonsterd (ZAAD1327#01 en #02): minimaal twee personen, een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] en een relatief kleine hoeveelheid DNA van slachtoffer [slachtoffer] ; en
  • scrotum, nat en droog bemonsterd (ZAAD1327#04 en #05): minimaal twee personen, [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] .
Alle bevindingen zijn meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonsteringen (een relatief grote hoeveelheid) DNA bevatten van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte, dan wanneer de bemonsteringen (een relatief grote hoeveelheid) DNA van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon bevatten. [32]
Bij de natte bemonstering op de penisschacht zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van speeksel aangetroffen. [33]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de penisschacht en het scrotum van [slachtoffer] .
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast ten aanzien van de feitelijke gebeurtenissen. Verdachte heeft in de late avond van 2 oktober 2020 via WhatsApp een opdracht gegeven aan [medeverdachte] om diens stiefzoon [slachtoffer] naar [woonplaats 1] te brengen. [slachtoffer] werd naar een leegstaand, vervuild en voor hem onbekend pand gebracht. [medeverdachte] deed dit onder grote psychische druk omdat gedreigd werd zijn dochtertje iets aan te doen. Verdachte heeft vervolgens op gedetailleerde wijze instructies gegeven over wat er met [slachtoffer] moest gebeuren. Zo heeft hij [medeverdachte] opdracht gegeven om [slachtoffer] een vloeistof, naar later bleek: GHB, te laten drinken. Daarna moest [slachtoffer] zijn handen door touwlussen steken, waardoor zijn handen gebonden raakten en hij in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt. Verdachte heeft [medeverdachte] ook geïnstrueerd om het hoofd van [slachtoffer] te bedekken met een (hand)doek. Vervolgens heeft [medeverdachte] gezegd dat [slachtoffer] in het pand moest blijven omwille van de veiligheid van zijn stiefzus [voornaam 1] . Ook heeft [medeverdachte] al aangekondigd dat [slachtoffer] daarna gekieteld zou worden. [medeverdachte] heeft hierna het pand verlaten. Vervolgens is verdachte het pand binnen gekomen. Hij heeft de broek en de onderbroek van [slachtoffer] naar beneden getrokken en vervolgens zijn penis betast, afgetrokken en gepijpt. Ook heeft verdachte de billen van [slachtoffer] betast.
Meer specifiek: dwang en wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1 en 2)
De rechtbank moet beoordelen of de hiervoor beschreven feitelijke handelingen een aanranding en/of een wederrechtelijke vrijheidsberoving opleveren. Voor de bewezenverklaring van aanranding is vereist dat verdachte dwang heeft uitgeoefend, zodat [slachtoffer] de gepleegde handelingen zou dulden. Deze beoordeling is ook relevant voor de vraag of [slachtoffer] op een wederrechtelijke manier van zijn vrijheid is beroofd en/of beroofd gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door zo te handelen als hierboven is beschreven, [slachtoffer] zowel fysiek als mentaal heeft gedwongen mee te gaan naar [woonplaats 1] , zijn op afstand gegeven instructies op te volgen om uiteindelijk alleen in de ruimte te blijven. [slachtoffer] bevond zich daarbij in een zodanige benarde en afhankelijke situatie dat hij de seksuele handelingen van verdachte moest dulden. Zo was het voor [slachtoffer] fysiek niet mogelijk om te verhinderen dat verdachte zijn broek en onderbroek naar beneden trok. De rechtbank betrekt bij het voorgaande ook dat verdachte als 29-jarige man een evident fysiek en geestelijk overwicht had op een jongen van 12. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] op geen enkele wijze zijn vrijwillige medewerking heeft verleend aan de voor hem zeer beangstigende gebeurtenissen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de jongen heeft gedwongen om de seksuele handelingen te dulden en dat hij [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd gehouden.
Meer specifiek: ontuchtigheid van de handelingen (feit 1)
Voor een bewezenverklaring van aanranding is vereist dat de gepleegde handelingen een ontuchtig karakter hebben. Daarvan is sprake indien het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met een sociaal-ethische norm. Verdachte, een 29-jarige man, heeft seksuele handelingen verricht met een 12-jarige jongen, terwijl deze jongen gedrogeerd en gebonden was en verbleef in een voor hem onbekend pand. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen evident in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, zodat de ontuchtigheid bewezen kan worden.
Meer specifiek: medeplegen (feit 2)
Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet door de rechtbank worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader. [medeverdachte] heeft zelf herhaaldelijk verklaard dat al zijn handelingen voortkwamen uit instructies die hij kreeg van iemand die zich via WhatsApp voordeed als een geest. [34] Uit het onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte] is gebleken dat hij inderdaad door verdachte werd geïnstrueerd om [slachtoffer] naar het pand in [woonplaats 1] te brengen en daarna de verrichte handelingen uit te voeren. De rechtbank is van oordeel dat de nauwe en bewuste samenwerking volgt uit de wijze waarop [medeverdachte] en verdachte overleggen over wat er moet gebeuren, waarna de eerstgenoemde de gegeven instructies nauwgezet uitvoert. Verdachte heeft daarmee een belangrijke en initiërende rol gespeeld bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daar komt nog bij dat hij de vrijheidsberoving heeft voortgezet toen [medeverdachte] het pand verlaten had. De rechtbank acht het medeplegen dan ook bewezen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Feit 3, primair – uitlokking van brandstichting in woning [woonplaats 4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van de brandstichting van een woning in [woonplaats 4] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van de brandstichting van een woning in [woonplaats 4] . De rechtbank overweegt het volgende.
Op 3 oktober 2020 omstreeks 10:50 uur ontvangt de politie een melding van een brand in een tussenwoning aan de [adres 3] . [35] Het betreft hier de woning van medeverdachte [medeverdachte] . De forensische opsporing heeft onderzoek ingesteld naar de woningbrand. Er waren in de woning zes verschillende brandhaarden aanwezig. Als gevolg van de brand is de woning gedeeltelijk verbrand. [36]
[medeverdachte] is over deze brand als verdachte gehoord bij de politie. Hij verklaarde hierover onder meer het volgende:
‘V: Op 3 oktober 2020, is er door de buren van de woning waar je woont, melding gedaan van brand in de woning. Wat wet je daarvan?
A: Alles.
V: Vertel?
A: lk kreeg op de telefoon een app van het medium. Dat er DNA aangetroffen was op [slachtoffer] . Snel snel je moet vluchten of zoiets. Ik vroeg waarom ik moest vluchten? Ik had ruzie met mijn vriendin. Omdat [slachtoffer] weg was. [voornaam 6] zit in de auto en [voornaam 1] . Ik kreeg een appje van het medium. Ik was moe en had al dagen niet geslapen. Het medium stuurde dat de politie er binnen een half uur zou zijn. [voornaam 6] wist niet dat ik moest vluchten, dat ik dat gestuurd kreeg van het medium via de app. Het medium zei dat ik het huis aan moest
steken. Hij zei het dreigend. Ik weet niet precies hoe hij het zei. Het moest snel gebeuren. Ik moest van het medium altijd alles wissen. Dat het ik ook gedaan behalve van die dag. Ik zei dat ik het huis niet aan zou steken. Dat zei ik een paar keer dat ik dat niet zou doen. Hij bleef maar dreigen. Ik had al een paar dagen niet geslapen. Ik liep met spiritus naar boven, dat was mijn eigen idee om het met spiritus te doen. Ik had de dop eraf gedraaid, ik was boven op zolder. Ik hield de aansteker in mijn hand en ik had de dop van de spirits eraf en de fles die hield ik in mijn andere hand, de rechterhand. Ik dacht dat ik het niet wilde doen, dat ga ik echt niet doen dacht ik. De aansteker had ik in mijn linkerhand. En toen ontstond er een steekvlam terwijl ik mij omdraaide en kwam er ineens een harde vlam en toen liet ik het vallen en toen ging alles mis. Ik liet alles vallen op zolder. Er lag een doek, die heb ik erover heen gedaan. Ik heb de brandende fles gepakt. Ik ben toen als een malle 2 trappen naar beneden gerend. Terwijl ik naar beneden rende deed ik de fles van de ene hand naar
de andere hand omdat hij warm werd. Beneden onder aan de trap werd hij te warm en toen ging het onder de trap fout. Ik heb het onder de trap nog uit proberen te trappen. Ik heb de fles weer opgepakt omdat ik hem naar buiten wilde gooien in de achtertuin. Daar is die nooit aangekomen want hij belande op de stoel in de woonkamer bij de eettafel. Toen raakte ik in paniek. Dat was ik boven eigenlijk al. Ik ben toen gauw de auto in gerend. Toen het mis ging kreeg ik ook nog apps van het mediam “van is het gelukt”. Ik durfde geen nee te zeggen. Ik was in paniek. Ik durfde niet te zeggen dat het per ongeluk was gebeurd. Ik durfde niet te zeggen dat ik niet aan de opdracht had voldaan. Het medium vroeg of het boven allemaal gelukt was op de slaapkamers. Het medium zei dat het bos nu de plaats voor [voornaam 1] in nam en [voornaam 1] veilig was. Ik moest toen van het medium 112 bellen en zeggen dat ik een einde aan mijn leven wilde maken en het huis in de fik had gezet. En dat heb ik ook gedaan. Maar ik wou geen einde aan mijn leven maken. Dat kun je ook in mijn telefoon lezen wat ik heb gezegd.’ [37]
De telefoon van [medeverdachte] , met het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] , is door de politie nader onderzocht. Hierin werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat dit nummer in gebruik was bij verdachte. Het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] wordt in het gesprek aangeduid als ‘uitgaand’ en het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] als ‘inkomend’. Het WhatsApp-gesprek houdt onder meer het volgende in:
‘03-10-2020: (…)
vanaf 08:18:42 inkomende berichten: oei. Allemaal politie bij jongen [woonplaats 1] . DNA. steek het huis aan. ga naar jullie ouders dieren mee!! ze denken dat u misbruik heeft, steek de zolder aan alles.
om 08:19:36 uitgaande berichten: Wat
vanaf 08:19:46 inkomende berichten: jullie gaan naar jullie moeder, steek alles aan!! brand!! nu. Wis alles.
om 08:20:08 uitgaand bericht: Ons huis
vanaf 08:20:10 inkomende berichten: ja en naar u moeder, steek het aan!!
vanaf 08:20:25 uitgaande berichten: Nee hoezo
vanaf 08:20:36 inkomende berichten: moet., wis alles, steek aan. Dieren mee u moet onderduiken. Duitsland, u vriend, het mag van mijn. steek het huis aan.
om 08:21:06 uitgaand bericht: En dan.
vanaf 08:21:12 inkomende berichten: blijf daar voorlopig ze komen u op halen voor sexueel misbruik. steek aan!! u naar u vriend in Duitsland. Snel!!
(…)
om 08:22:30 uitgaand bericht: huis steek ik niet aan.
vanaf 08:22:41 inkomend bericht: dan zijn er grote problemen, ik heb het u verteld,
om 08:22:59 uitgaand bericht: Waarom het huis in de fik
vanaf 08:23:10 inkomende berichten: doe dit voor u dochter aub. snel!! ik ga afsluiten, doe dit voor u dochter. Snel. over 30 minuten zijn ze bij u. u vriendin moet zeggen dat jullie ruzie
hebben en dat u ben gevlucht, doe dit!! dit loop echt uit de hand. doe het!! ik heb u
gewaarschuwd.
om 08:26:03 uitgaand bericht: Wat moet ik aansteken.
vanaf 08:26:08 inkomende berichten: boven alles. bed. benende woonkamer, schiet op!! Snel snel!! dieren in auto hup. ben u all bezig? zolder ok. eerst zolder dan naar beneden,
om 08:39:03 uitgaand bericht: Gaat fit hoed branden
vanaf 09:03:47 inkomend bericht: ja. is het gelukt?
om 09:20:41 uitgaand bericht: ja
vanaf 09:31:54 inkomende berichten: heeft u woning in brand gezet? ? ? ? is het gelukt (…)
om 09:46:59 uitgaand bericht: Ja. zolder trap woonkamer.’ [38]
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast ten aanzien van de feitelijke gebeurtenissen. Verdachte heeft in de ochtend van 3 oktober 2020 via WhatsApp de opdracht gegeven aan [medeverdachte] om zijn huis in brand te steken. [medeverdachte] heeft deze opdracht uitgevoerd door een aansteker bij een fles spiritus te houden. Hierdoor is op zes plaatsen in de woning brand ontstaan.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de brand het gevolg zou zijn van een ongeluk. De rechtbank is echter van oordeel dat hij met zijn handelen opzet heeft gehad op het veroorzaken van de brand. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat [medeverdachte] de expliciete opdracht kreeg om zijn huis in brand te steken en daarna zelfs nog heeft gevraagd wat hij precies moest aansteken. [39] Vervolgens is hij met een aansteker en een fles spiritus naar de zolder gegaan, heeft hij de dop van de fles gedraaid en vuur bij de fles gehouden. Hierna stuurt hij nog een bericht waarin hij zegt dat het gelukt is. [40] De rechtbank is van oordeel dat uit deze gedragingen blijkt dat [medeverdachte] willens en wetens zijn huis in brand gestoken heeft, zodat zijn opzet van op de brandstichting bewezen kan worden. De verklaring van [medeverdachte] dat er sprake zou zijn van een ongeluk, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden en wordt zelfs weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Uitlokking
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] door misleiding en bedreiging opzettelijk heeft uitgelokt tot het plegen van de brandstichting. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat hij zich voordeed als de geest met wie [medeverdachte] al vele malen eerder contact had gehad en in die hoedanigheid op een buitengewoon indringende en dreigende wijze instructies gaf. Hij herhaalde en specificeerde zijn instructies ook nog enkele keren. Hij verbond de veiligheid van de dochter van [medeverdachte] aan het al dan niet uitvoeren van de opdrachten. Ook zei hij dat hij [medeverdachte] al ‘gewaarschuwd’ had. Door zo te handelen heeft hij [medeverdachte] ertoe bewogen de door hem begane strafbare feiten te plegen.
Gevaarzetting
De rechtbank is van oordeel dat er als gevolg van de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het betrof hier een tussenwoning in een woonwijk. In de woning waren zes brandhaarden aanwezig, verdeeld over meerdere verdiepingen en ruimtes in de woning. Uit onderzoek door de forensische opsporing is gebleken dat de branden zich zonder ingrijpen door de brandweer verder ontwikkeld zouden hebben, waarbij grote schade te verwachten zou zijn en niet uitgesloten kon worden dat de naastgelegen woningen gevaar liepen. [41]
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake was van levensgevaar of gemeen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij personen. Uit het dossier blijkt onvoldoende welk concreet gevaar er voor welke personen te duchten is geweest. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het feit dat uit het dossier enkel volgt dat omwonenden al direct na het ontstaan van de brand op straat stonden of in hun tuin verbleven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde gevaarzetting voor personen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van brandstichting, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Feit 4, primair – uitlokking van caravandiefstal
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van een diefstal van meerdere caravans uit een caravanstalling in [woonplaats 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van een diefstal van meerdere caravans uit een caravanstalling in [woonplaats 1] . De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De volgende mensen hebben aangifte gedaan van de diefstal van hun caravan:
- [benadeelde 1] ,
- [benadeelde 2] ,
- [benadeelde 3] ,
- [benadeelde 4] ,
- [benadeelde 5] en
- [benadeelde 6] . [42]
[medeverdachte] is als verdachte over deze caravandiefstallen gehoord. Hij verklaarde toen onder meer het volgende:
‘O: We gaan weer even terug naar de nacht dat jij met [slachtoffer] thuis weg ging naar [adres 6] .
V: Wat wist jij van wat er zou gaan gebeuren?
A: Ik moest kiezen ik stond tussen een keuze of [voornaam 1] werd wat aangedaan of ik kon het rekken dat ze langer te leven had als ik de caravans zou verkopen. Dat was om het bos iets te kunnen geven.
V: Over welke caravans hebben wij het dan?
A: De laatste 6 caravans die ik weg heb gehaald in [naam 1] bij [woonplaats 1] . Dat waren ook de enige 6 die ik heb weggehaald. Ik heb die caravans in het dorp neergezet op diverse plaatsen. Ik heb dat ook tegen de politie verteld en die caravans zijn ook weer terug bij de eigenaars. Ik moest die caravans stelen van het medium en ik moest die dan verkopen voor het bos. (…) Ik kreeg ook de code van het hek, code [nummer 4] . Dat weet ik nog. (…)’ [43]
Later heeft hij nogmaals een verklaring afgelegd over de diefstallen. Hij verklaarde toen onder meer het volgende:
‘V: In de vorige verklaringen vertelde je dat je werd aangestuurd door een medium of een geest met betrekking tot de diefstallen en het doorverkopen van de caravans. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ik heb ze niet doorverkocht. Ik was toen heel erg in paniek omdat ik bedreigd werd. Ik was toen best over de zeik. Ook dat ik erin ben getrapt. Ik moest toen van dit medium de caravans weghalen. Ik moest dit verspreid over een paar dagen doen. Ik kreeg op een gegeven moment een nummer, daar moest ik de caravans aan verkopen. Ik kreeg een code van het hek. Ik moest de caravans van de stalling weghalen. De code van het hek weet ik niet meer. Ik moest van haar toen de caravans uit de stalling bij [woonplaats 1] of [naam 1] weghalen. Zij bleef aan het pushen. Als ik het niet zou doen dan zou er iets met mijn dochter gebeuren. Ik had toen ook al twee dagen niet geslapen. Ik was toen mezelf niet meer. Ik had geen puf meer. Ik zat er helemaal doorheen vanwege de bedreigingen. (…)
V: In een vorige verklaring heb je gezegd datje van het medium caravans moest stelen. Wanneer heb je die caravans gestolen?
A: Dat weet ik echt niet meer. Het was een paar dagen voordat dat met [slachtoffer] is gebeurd. Vorig jaar. Ik ben 3 oktober 2020 aangehouden. Het is daarvoor gebeurd. In die week voordat ik dus op 3 oktober 2020 werd aangehouden.' [44]
Verbalisanten hebben op 5 oktober 2020 de gestolen caravans aangetroffen op de door [medeverdachte] aangegeven locaties in [woonplaats 5] , [woonplaats 4] en [woonplaats 2] . [45]
De telefoon van [medeverdachte] , met het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] , is door de politie nader onderzocht. Hierin werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat dit nummer in gebruik was bij verdachte. Het nummer eindigend op [telefoonnummer 5] wordt in het gesprek aangeduid als ‘uitgaand’ en het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] als ‘inkomend’. Het WhatsApp-gesprek houdt onder meer het volgende in:
‘1-10-2021 (…)
om 12:30:15 uitgaand bericht: Laat ons onze dochter toch redden wil niet zonder haar se is toch
zo lief en zo onschuldig.
vanaf 12:31 28 inkomende berichten: dan pak u maar een aantal van die caravans daar. bij die
stalling, anders weet ik het niet. als u dat niet wil prima laat het mij nu weten,
vanaf 12:33:12 uitgaande berichten: Wil ik wel. Maar aantal met 40 euro. Koopt die man se zonder achterdocht. En maandag hebben we extra leefgeld meer benziene ook. Komt dit
goed. Met dochtertje. Ben helemaal over Zeik aan het raken. Maaken ons echt grote
zorgen.
vanaf 13:05:24 inkomende berichten: ik geef u vanavond een code, van dat hek.
om 13:06:27 uitgaand bericht: En camera daar witte huis en terrein.
vanaf 13:06:29 inkomende berichten: geen lange verhalen aub. dat regel ik wel. is de laatste keer.
om 13:07:24 uitgaand bericht: Moet ik se ergens plaatsen
vanaf 13:08:22 inkomende berichten: ja even bij u foto’s maken en door sturen en dan brengen.
gewoon oude pakken geen nieuwe oude valt niet op
om 13:09:23 uitgaand bericht: moet dat alle maal vandaag.
vanaf 13:09:37 inkomende berichten: ja, het pakken wel. dat is juist mooi het is een stalling, wanneer de eigenaren er achter komen dat is pas over 4 maanden of in mei. hihi.
vanaf 13:10:54 uitgaande berichten: Moet ik ze allemaal verspreiden neer zetten. In dorp. Dorpen. Hoeveel moet ik er pakken.
(…)
om 17:11:22 inkomend bericht: Code [nummer 4]
vanaf 17:13:10 uitgaande berichten: Okay. Zal ik er hier een op parkeerplaats zetten en een bij de kerk en in [woonplaats 5] voetbal veld parkeerplaats en een in [woonplaats 2] tennisveld,
vanaf 17:27:13 inkomende berichten: (leeg bericht), u mag nu gaan. wel iets mee nemen voor slot
vanaf 17:27:54 uitgaande berichten: Ja de tang. (…)
om 19:54:57 Deze 3 heb ik open 1 staat er al bij kerk de nieuwe zitten zware sterke sloten op.’ [46]
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast ten aanzien van de feitelijke gebeurtenissen. [medeverdachte] heeft in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 een aantal caravans gestolen uit een stalling in [woonplaats 1] . Hij deed dit op instructie van verdachte en hij kreeg van hem ook de code van de stalling.
Braak en/of verbreking
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de ten laste gelegde braak en/of verbreking, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uitlokking
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] door misleiding en bedreiging opzettelijk heeft uitgelokt tot het plegen van de diefstallen. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat hij zich voordeed als een geest en in die hoedanigheid op een buitengewoon indringende en dreigende wijze instructies gaf. Hij gaf bovendien ook de toegangscode aan [medeverdachte] , zodat de stalling geopend kon worden. Hij verbond de veiligheid van de dochter van [medeverdachte] aan het al dan niet uitvoeren van de opdrachten. Door zo te handelen heeft hij [medeverdachte] ertoe bewogen het door hem begane strafbare feit te plegen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van diefstal.
Onder parketnummer 05/148057-21 – bedreigingen vanuit de gevangenis [47] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 13-16;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , p. 35-36;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 22-24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/251906-20, feiten 1 tot en met 4 (bij feit 2, 3 en 4 telkens primair) en het onder parketnummer 05/148057-21 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/251906-20 – de gebeurtenissen in oktober 2020:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] ,
althans in Nederland,door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere feitelijkheid, te weten
- door nader te noemen [slachtoffer] te laten brengen naar een leegstaand en voor hem onbekend pand en
/of- door nader te noemen [slachtoffer] aldaar GHB,
althans een bedwelmende/drogerende vloeistofte laten drinken en
/of- terwijl die [slachtoffer] (vervolgens) zijn handen door touwlussen had gestoken waardoor zijn handen/armen/polsen
(vast)gebonden werden en
/ofhij (daardoor) zeer in zijn bewegingsvrijheid was beperkt en
/of- terwijl die [slachtoffer] een (deels) bedekt gezicht had en
/of- door de broek en
/ofonderbroek van die [slachtoffer] naar beneden
/uitte trekken en
/of- door misbruik te maken van zijn geestelijke en
/offysieke overwicht ten opzichte van de dan 12-jarige [slachtoffer] ,
(aldus) voor die [slachtoffer] een dreigende en angstige situatie heeft doen ontstaan, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten en
/ofaftrekken van zijn, [slachtoffer] , penis en
/ofhet in de mond nemen en
/oflikken en
/ofpijpen van zijn, [slachtoffer] , penis en
/ofhet betasten van zijn, [slachtoffer] , billen;
2 primair
hij in
of omstreeksde periode van 2 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal en
/of[woonplaats 1] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk de 12-jarige [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden door
die [slachtoffer] mee te laten nemen naar, en naar binnen te geleiden in, een voor hem onbekend en leegstaand pand en
/ofdie [slachtoffer] aldaar GHB,
althans een drogerende/bedwelmende vloeistofte laten drinken en
/ofdie [slachtoffer] (vervolgens) in het hem onbekende en leegstaande pand (vast) te houden/laten (ver)blijven met een (deels) bedekt gezicht terwijl hij zeer in zijn bewegingsvrijheid beperkt was doordat hij met zijn armen/handen/polsen
(vast)gebonden was in
(een)touw(lussen);
3 primair
[medeverdachte] op
of omstreeks3 oktober 2020 te [woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal,
althans in Nederland,opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spiritus,
althans een brandbare stof,ten gevolge waarvan een woning gelegen aan de [adres 3]
geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor goederen gelegen in die woning en
/ofnaastgelegen (geschakelde) woningen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/oflevensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van voornoemde naastgelegen (geschakelde) woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was,
welk feit verdachte op
of omstreeks3 oktober 2020 te [woonplaats 1] en
/of[woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal,
althans in Nederland,opzettelijk heeft uitgelokt door
beloften, misbruik van gezag,bedreiging en
/ofmisleiding, te weten door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en
/ofdiens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en
/of‘het bos’ en
/ofdie [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en
/ofdie [medeverdachte] voor te houden dat hij en
/ofzijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en
/ofdie [medeverdachte] voor te houden dat hij brand moest stichten in zijn woning om zo belastend materiaal/bewijs weg te maken en
/ofom zo (potentieel) strafbaar handelen te verhullen en
/ofdaartoe die [medeverdachte] (onder meer) de volgende berichten heeft gestuurd:
- ‘oei. Allemaal politie bij jongen [woonplaats 1] . DNA. steek het huis aan. ga naar jullie ouders dieren mee!! ze denken dat u misbruik heeft. steek de zolder aan alles.’ en
/of- ‘jullie gaan naar jullie moeder. steek alles aan!! brand!! nu. Wis alles.’ en
/of- ‘moet.. wis alles, steek aan. Dieren mee. u moet onderduiken. Duitsland. u vriend. het mag van mijn. steek het huis aan.’ en
/of- ‘doe dit voor u dochter aub. snel!! ik ga afsluiten. doe dit voor u dochter. Snel. over 30 minuten zijn ze bij u. u vriendin moet zeggen dat jullie ruzie hebben en dat u ben gevlucht. doe dit!! dit loop echt uit de hand. doe het!! ik heb u gewaarschuwd.’,
althans telkens woorden van gelijke aard/strekking;
4 primair
[medeverdachte] in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] ,
althans in Nederland,zes
, althans een of meercaravan
(s
),
althans enig goed,die geheel
of ten deleaan
een ander ofanderen dan aan verdachte en
/ofdeze [medeverdachte] toebehoorden, te weten aan
[benadeelde 1] ,
[benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] ,
[benadeelde 4] ,
[benadeelde 5] en
/of[benadeelde 6] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
terwijl die [medeverdachte] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen caravans onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking,
welk feit verdachte in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met 3 oktober 2020 te [woonplaats 1] en
/of[woonplaats 4] , gemeente West Maas en Waal,
althans in Nederland,opzettelijk heeft uitgelokt door
beloften, misbruik van gezag,bedreiging en misleiding en
/ofdoor het verschaffen van inlichtingen, te weten door zich (gedurende lange tijd) voor te doen als een medium/geest dat die [medeverdachte] en
/ofdiens familie(leden) kon beschermen tegen boze geesten en
/of‘het bos’ en
/ofdie [medeverdachte] voor te houden dat zijn dochter [voornaam 1] in (levens)gevaar zou zijn als hij niet de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en
/ofdie [medeverdachte] voor te houden dat hij en
/ofzijn familie(leden) in veiligheid zou(den) zijn als hij de opdrachten van het medium/de geest, zijnde verdachte, zou volbrengen en
/ofdoor die [medeverdachte] te informeren dat hij caravans kon weghalen bij een stalling in [woonplaats 1] en
/ofvan die stalling de code te verstrekken en
/ofdoor die [medeverdachte] voor te houden dat hij dit moest doen zodat hij met de opbrengst van de verkoop van caravans een sorteerknijper kon kopen en zodoende de boze geesten en
/of‘het bos’ gunstig zou stemmen, waardoor die [medeverdachte] en
/ofdiens familie(leden) in veiligheid zouden zijn;
Onder parketnummer 05/148057-21 – bedreigingen vanuit de gevangenis:
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 november 2020 tot en met 18 april 2021 te Scheveningen, gemeente ‘s-Gravenhage,
althans in Nederland,[medeverdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,immers heeft verdachte die [medeverdachte] (telkens) opzettelijk telefonisch via andere personen (te weten via [naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] ) woorden heeft toegevoegd:
- dat [medeverdachte] eraan gaat en
/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] kapot wil snijden en
/ofin stukken wil snijden en
/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] helemaal kapot wil maken en
/of
- dat hij, verdachte, [medeverdachte] wil vermoorden,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 05/251906-20:
feit 1:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2, primair:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3, primair:
Uitlokking van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 4, primair:
Uitlokking van diefstal, meermalen gepleegd;
Onder parketnummer 05/148057-21:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Ook heeft zij gevorderd dat aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd. Zij is er hierbij van uit gegaan dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC). Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek en gesproken met psychiater, psycholoog en milieuonderzoeker. De onderzoekers hebben bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis met een borderline structuur en met daarnaast antisociale en afhankelijke trekken geconstateerd. In DSM-termen wordt dit in de restcategorie 'andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ geclassificeerd. Daarnaast gaan zij uit van een ADHD-diagnose en laagbegaafdheid. Omdat verdachte heeft ontkend dat hij degene was die [slachtoffer] heeft misbruikt en evenzeer heeft ontkend de ‘geest’ te zijn die [medeverdachte] voortdurend opdrachten gaf, hebben onderzoekers geen delictscenario kunnen opstellen en hebben zij ook geen uitspraak gedaan over een eventuele doorwerking van de stoornissen in het tenlastegelegde handelen, indien bewezen. Zij hebben zich onthouden van advies over de toerekenbaarheid van dit handelen.
Waar de onderzoekers in het PBC bij de beoordeling van de toerekenbaarheid door de ontkennende houding van verdachte niet konden uitgaan van diens daderschap, kan de rechtbank dat na de bewezenverklaring van de betreffende feiten wel. De rechtbank zal dan ook de relevante bevindingen uit het PBC-rapport naast het bewezenverklaarde handelen van verdachte leggen om aldus te komen tot een oordeel over de toerekenbaarheid.
Aan het PBC-rapport wordt het volgende ontleend.
Verdachte heeft een lange behandelgeschiedenis. Zijn jeugd wordt gekenmerkt door onveiligheid en angst. De onderliggende oorzaken van zijn opstandige gedrag worden in de loop der tijd geduid als een pervasieve ontwikkelingsstoornis (MCDD), of PTSS of ADHD of ASS. Bij alle beoordelingen wordt wel zwakbegaafdheid vastgesteld. GZ-psycholoog [naam 7] , die hem in 2019 onderzoekt na verdenking van grootschalige oplichting en hennepteelt (rapport 5 juli 2019), concludeert tot een combinatie van ADHD en autismespectrumstoornis (weinig impulsbeheersing, vermijdende coping). Het niet nemen van verantwoordelijkheid, geen spijt betonen, externaliseren en bagatelliseren passen bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis die daarnaast aanwezig is. In overeenstemming met het door haar gegeven advies, vindt in 2019 ambulante behandeling plaats bij Kairos. Hier wordt een verstandelijke ontwikkelingsstoornis geconstateerd en ADHD, maar geen autisme. Gezien worden een beperkte sociale afhankelijkheid, achtergebleven morele ontwikkeling, beperkte sociale vaardigheden. Er is weinig realiteitsbesef, kinderlijke angsten en weinig mentaliserend vermogen. De structuur moet van extern komen. In 2020 wordt verdachte wederom onderzocht, door GZ-psycholoog [naam 8] (rapport 6 oktober 2020), die aanwijzingen ziet voor ADHD, ASS en PTSS alsmede een antisociale persoonlijkheidsstoornis waarbij verdachte regels overtreedt, externaliseert, bagatelliseert en onverschillig is als hij anderen schade berokkent. In december 2020 vindt een dubbelonderzoek plaats in het kader van onderhavige strafzaak voor deels dezelfde feiten. Psychiater [naam 9] ziet in ieder geval een antisociale persoonlijkheidsstoornis maar kan een ontwikkelingsstoornis of verstandelijke beperking niet vaststellen. [naam 8] ziet in een aanvullend onderzoek aanwijzingen voor verstoorde seksualiteitsontwikkeling.
Onderzoekers zien dat de hechtingsstoornis van betrokkene in het volwassen leven is doorontwikkeld tot een persoonlijkheidsstoornis met een borderline structuur met daarnaast antisociale en afhankelijke trekken. In DSM-termen wordt dit in de restcategorie 'andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis' geclassificeerd. De borderline structuur wordt gezien in de emotionele onrijpheid en in de slecht geïntegreerde egofuncties. Hij maakt een kwetsbare, onrijpe en egocentrische indruk en lijkt vooral zijn eigen gang te gaan, waarbij zijn eigen lusten leidend zijn. Hij heeft een zeer kwetsbaar en instabiel zelfbeeld en zelfgevoel, met wisselende cognities en emoties. Hij manipuleert en externaliseert om controle te houden en om zijn zelfbeeld hoog te houden en neigt hij tot zwart-wit denken. Zijn instabiele relaties worden gekenmerkt door devalueren en idealiseren. Zijn emotieregulatie is niet stabiel, hij wordt soms overspoeld door emoties/angsten en is dan suïcidaal en/of uit zich suïcidaal.
Daarnaast zijn er ook antisociale trekken te herkennen. Betrokkene vertoont vanaf zijn 13e jaar antisociale gedragingen en cognities, waarbij hij vanaf zijn 15e jaar met justitie in aanraking komt. Hij heeft een uitgebreid strafblad, waaruit blijkt dat hij het niet zo nauw neemt met de wet en minimaliseert en bagatelliseert zijn delicten. Eerdere straffen hebben er niet toe geleid dat betrokkene tot inkeer kwam. Hij heeft weinig zelfinzicht en neigt ertoe om de schuld buiten zichzelf te leggen en de slachtofferrol op zich te nemen. Hoewel hij in staat is te differentiëren tussen goed en kwaad, maakt hij antisociale keuzes. De gewetensfuncties zijn hierdoor beperkt te noemen. Er is geen sprake van berouw en hij toont zich onverschillig voor de beleving van een ander en voor de gevolgen van de delicten voor de ander.
Er zijn ook afhankelijke trekken te herkennen. Zo vindt verdachte het belangrijk wat anderen van hem vinden en heeft hij veel geruststelling en aanmoediging nodig van anderen. Echter, zoals gezegd is er ook een andere kant waarin betrokkene zijn eigen gang gaat, controlerend is en zich moeilijk laat sturen. Vanaf het begin van het onderzoek zijn er twijfels over verdachtes intellectuele capaciteiten. Hij heeft de neiging zich naïever en 'dommer' voor te doen dan hij is en lijkt dit ook in te zetten, als wordt gesproken over voor hem onwelgevallige onderwerpen. Hij blijkt echter redelijk goed op de hoogte te zijn van zijn procespositie en weet zich hierin goed te verhouden. Daarnaast is bij betrokkene sprake van ADHD, met zowel onoplettendheid als hyperactiviteit. Er is geen zicht gekomen op de seksualiteit van verdachte. Hij is niet open over zijn seksuele emoties, gevoelens en gedachten. Hij ontkent seksuele problemen passend bij stoornissen als pedofilie of hyperseksualiteit. Er lijkt sprake van een kinderlijke onrijpheid van de seksualiteitsontwikkeling conform de persoonlijkheidsproblematiek. Al met al kunnen onderzoekers geen seksuele stoornis vaststellen, maar ook niet uitsluiten. Andere stoornissen, met name een autismespectrumstoornis, zijn niet vastgesteld.
Onderzoekers schrijven: “Vanuit de borderline en ADHD-pathologie van betrokkene is het ten laste gelegde lastig te verklaren. Enerzijds is betrokkene een emotioneel instabiele, impulsieve man die veel praat en daarbij in het verleden vaak zijn mond voorbijpraatte. Ook lijkt hij minder goed in staat tot een langere termijnplanning. Anderzijds is hij ook manipulatief en kan hij zich indirect agressief en dreigend opstellen. Hij presenteert zich als naïef, maar blijkt soms gewiekster dan hij zich voordoet. Daarnaast houdt hij van spanning en kicks. Vanuit zijn antisociale opmaak, wordt hij ook niet geremd door geweten of empathie.”
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken in enige mate heeft doorgewerkt in verdachtes handelen, waarbij met name in het oog springen het ‘gewetenloos’ manipuleren van slachtoffers ten eigen voordele en het geheel voorbijgaan aan de gevoelens van wanhoop en angst van die slachtoffers. De bewezenverklaarde feiten kunnen verdachte volgens de rechtbank dan ook slechts in verminderde mate worden toegerekend.
Oplegging van een sanctie
Omdat onderzoekers geen uitspraak konden doen over eventuele doorwerking van de stoornis, konden zij ook niets zeggen over een uit de pathologie voortvloeiend recidiverisico. Wel wijzen zij op een veelheid van historische items die een hoog delictrisico indiceren: een geschiedenis van antisociaal gedrag, instabiele relaties, werkproblemen, traumatische ervaringen en onvoldoende respons op behandeling en toezicht, het hebben van gewelddadige opvattingen en de aanwezigheid van een psychische stoornis en een persoonlijkheidsstoornis alsmede een neiging tot manipuleren van anderen.
Bij de beoordeling van het recidivegevaar dient de gehele persoonlijkheid van verdachte te worden betrokken, ook voor zover aspecten van een stoornis niet direct hebben doorgewerkt in het bewezenverklaarde handelen.
Zoals hiervoor overwogen, heeft verdachte gedurende een lange periode mensen om zich heen op een gewiekste manier gemanipuleerd en voor zijn karretje gespannen voor eigen gewin. Hij maakte gebruik van de goedgelovigheid van anderen door zich voor te doen als een geest of medium en [medeverdachte] allerlei opdrachten te geven. Hij heeft in ieder geval [medeverdachte] ertoe gebracht zijn eigen woning in brand te steken, caravans te stelen en diens 12-jarige stiefzoon aan hem over te leveren. Die jongen heeft hij daarna vastgehouden in een donker huis, een drankje met GHB laten geven en misbruikt. Hij is volstrekt voorbijgegaan aan de enorme angst die de jongen moet hebben gevoeld toen hij daar in dat huis, door zijn stiefvader alleen gelaten, zijn handen vastgebonden en zijn ogen bedekt, gewaar werd dat iemand de kamer binnenkwam, zijn broek en onderbroek naar beneden trok en zijn geslachtsdeel betastte.
Al deze handelingen heeft hij vervolgens op bloemrijke wijze verheimelijkt; verdachte lijkt er een kunst van te maken om zaken om te draaien en zichzelf als onwillig slachtoffer neer te zetten. Dat hij daarmee langzamerhand [medeverdachte] en diens gezin de vernieling in hielp, doet hem hoegenaamd niets. Deze door de bewijsmiddelen ondersteunde handelwijze sluit naadloos aan bij de constateringen van de PBC-onderzoekers gedurende verdachtes verblijf aldaar: “hij is ook manipulatief en kan hij zich indirect agressief en dreigend opstellen. Hij presenteert zich als naïef, maar blijkt soms gewiekster dan hij zich voordoet. Daarnaast houdt hij van spanning en kicks. Vanuit zijn antisociale opmaak, wordt hij ook niet geremd door geweten of empathie.” (PBC-rapport, p. 88).
Aanranding, wederrechtelijke vrijheidsberoving en brandstichting zijn strafbare feiten waarvoor terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Uit het voorgaande volgt dat er sprake is van een geestelijke stoornis ten tijde van het bewezenverklaarde handelen (een persoonlijkheidsstoornis met een borderline structuur met daarnaast antisociale en afhankelijke trekken, ADHD). Daarbij klinken de antisociale trekken ruimschots door in het bewezenverklaarde handelen: chronisch en uiteenlopend/veelzijdig crimineel gedrag, manipulatie van anderen ten behoeve van eigen gewin waarbij op geen enkele wijze blijkt van enige empathie met zijn slachtoffers. Integendeel, zelfs vanuit de PI probeert verdachte zijn slachtoffer nog te manipuleren en onder druk te zetten door wederom dreigbrieven van de ‘geest’ te sturen om een soort ‘alibi’ voor zichzelf te creëren. De onderzoekers van het PBC hebben, het voorgaande indachtig, een scala aan risicobepalende items op een rij gezet die een hoog recidiverisico opleveren. Om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen tegen het van verdachte uitgaande gevaar, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Alleen al gelet op de bewezen verklaarde vrijheidsbeneming en aanranding van [slachtoffer] , moet geconcludeerd worden dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van andere personen als bedoeld in artikel 38e Sr.
De rechtbank is van oordeel dat van de TBS-modaliteiten alleen de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging in aanmerking komt. Verdachte zal naar verwachting niet instemmen met een klinisch verblijf maar juist hevig oppositie voeren tegen de (tenuitvoerlegging van de) maatregel. Iedere beslissing van de behandelaars zal strijd en discussie opleveren. Gelet op zijn neiging tot manipuleren en verdraaien van de werkelijkheid is een setting nodig waarin de behandelaars voldoende ruimte en mogelijkheden hebben hun beleid door te zetten.
Naast de maatregel van terbeschikkingstelling van verpleging zal de rechtbank verdachte ook een gevangenisstraf opleggen, nu toerekening slechts ten dele achterwege blijft.
Verdachte heeft zich schuldig aan bijzonder verwerpelijke feiten. Op zijn initiatief is een 12-jarige jongen ’s nachts uit zijn bed gehaald, door zijn stiefvader naar een onbekende locatie gebracht en daar achtergelaten. In die hulpeloze toestand, nadat de jongen GHB was toegediend, heeft verdachte zich vergrepen aan de jongen door zijn geslachtsdeel te betasten, af te trekken en er aan te likken. Vervolgens heeft de jongen zichzelf los kunnen maken en heeft zichzelf in veiligheid gebracht. Verdachte heeft vervolgens in alle toonaarden iedere betrokkenheid ontkend, ondanks een overmaat aan DNA-sporen op nota bene het lichaam van de jongen, het touw waarmee deze was vastgebonden en het flesje waar de GHB in zat. Hij heeft zelfs allerlei verhalen verzonnen om de schuld op anderen te kunnen schuiven.
Daarnaast heeft verdachte gedurende lange tijd anderen voor zijn karretje gespannen door middel van het sturen van allerlei duistere en bedreigende teksten die afkomstig zouden zijn van een geest of medium die het gezin van betrokkene, [medeverdachte] , kwaad zou doen. Hij heeft misbruik gemaakt van diens goedgelovigheid en naïviteit, alleen voor zijn eigen gewin. Verdachte is al eerder veroordeeld waarbij hij heeft zich verrijkt ten koste van anderen. Een gevangenisstraf van vier jaar is daarom volgens de rechtbank op zijn plaats. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank minder onderdelen (levensgevaar en braak/verbreking) bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie heeft gevraagd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij recentelijk in andere zaken is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 150,00 aan materiële schade en € 7.500 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Verder heeft de raadsman verzocht om niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen, gelet op de aard en hoogte ervan, redelijk voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit deel van de vordering geheel kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in zijn persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek.
Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens (bijvoorbeeld medische/psychische gegevens). Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak sprake is. De benadeelde partij is immers slachtoffer geworden van een ingrijpende wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij hij is gedrogeerd, bij zijn handen gebonden en uiteindelijk seksueel misbruikt door verdachte. De nadelige gevolgen van de gebeurtenissen zijn zo evident dat de rechtbank de door de benadeelde partij overgelegde onderbouwing als voldoende beschouwt.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, acht de rechtbank een bedrag van € 5.000,00 toewijsbaar. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank ziet in het pleidooi van de raadsman onvoldoende aanleiding om van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te zien.
Verdachte is vanaf 3 oktober 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] (vader van [slachtoffer] ) heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Verder heeft de raadsman verzocht om niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank begrijpt dat de vordering is gegrond op de wettelijke regeling voor smartengeld, artikel 6:106 BW. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij op grond hiervan recht heeft op schadevergoeding, omdat er ook bij hem sprake is van schade door wat er met zijn zoon is gebeurd.
De rechtbank begrijpt dat de vader van [slachtoffer] veel verdriet en psychische problemen heeft ondervonden door wat er met [slachtoffer] is gebeurd. De rechtbank zal echter moeten beoordelen of de wet een mogelijkheid biedt voor de benadeelde partij om succesvol schadevergoeding te vorderen. Daarbij is van belang dat de door verdachte gepleegde wederrechtelijke vrijheidsberoving gericht was tegen [slachtoffer] en dat de benadeelde partij niet als rechtstreeks slachtoffer van dit feit kan worden aangemerkt. De schadevergoeding die wordt gevorderd is in feite affectieschade en die is slechts in enkele door de wet omschreven gevallen toewijsbaar, namelijk bij blijvend letsel en overlijden van een naast familielid. Er is daarom geen rechtsgrond voor toewijzing van de vordering. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 2]
De benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 2] hebben in verband met feit 4 vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert € 129,95 aan materiële schade. De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert € 57,00 aan materiële schade. In beide gevallen is gevorderd dat deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en geheel kunnen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Verder heeft de raadsman verzocht om niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen, gelet op de aard en hoogte ervan, redelijk voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beide vorderingen geheel kunnen worden toegewezen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank ziet in het pleidooi van de raadsman onvoldoende aanleiding om van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te zien.
Verdachte is vanaf 3 oktober 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De vordering van benadeelde partij [medeverdachte]
De benadeelde partij [medeverdachte] heeft in verband met parketnummer 05/251906-20, feiten 2 t/m 4, en parketnummer 05/148057-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.836,95 aan materiële schade en € 10.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht dat het materiële deel van de vordering een voorwaardelijk karakter heeft. De benadeelde partij vordert dit bedrag alleen indien en voor zover hij in zijn eigen strafzaak wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer] , [benadeelde 7] , [benadeelde 2] en [benadeelde 6] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Verder heeft de raadsman verzocht om niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank begrijpt dat de vordering is gegrond op de stelling dat [medeverdachte] als gevolg van de uitlokking door verdachte schade heeft geleden. De rechtbank ziet de vordering wat betreft het materiële deel dan ook als een vrijwaringsvordering. Een dergelijke vordering vormt gelet op de zeer uitzonderlijke aard van deze zaak een onevenredig belasting van het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Voor zover de raadsvrouw van [medeverdachte] heeft beoogd het immateriële deel van de vordering (mede) te baseren op de door verdachte jegens hem geuite bedreigingen, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd waaruit de immateriële schade bestaat die door [medeverdachte] zou zijn geleden. De rechtbank vindt hierin dan ook geen grond om anders te beslissen dan de hiervoor genoemde niet-ontvankelijkheid van [medeverdachte] .

9.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van de volgende in beslag genomen goederen overweegt de rechtbank dat zij niet in staat is een persoon als rechthebbende aan te merken en daarom zal zij de bewaring ten behoeve van de rechthebbende bevelen:
  • [merk mobiel 6] ( [nummer 5] );
  • [merk mobiel 7] ( [nummer 6] );
  • [merk mobiel 8] ( [nummer 7] );
  • [merk mobiel 9] ( [nummer 8] );
  • [merk simkaart] ( [nummer 9] ).

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 47, 57, 63, 157, 246, 282, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
Beslissing ten aanzien van het beslag:

beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de volgende goederen:
[merk mobiel 6] ( [nummer 5] );
[merk mobiel 7] ( [nummer 6] );
[merk mobiel 8] ( [nummer 7] );
[merk mobiel 9] ( [nummer 8] );
[merk simkaart] ( [nummer 9] ).
Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 5.150,-- (vijfduizend honderdvijftig euro) aan materiële schade en smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 7]
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijkin de vordering tot smartengeld.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [benadeelde 6]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 6] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 6] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [medeverdachte]
 verklaart de
benadeelde partij [medeverdachte] niet-ontvankelijkin de vordering tot materiële schadevergoeding en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Elbersen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2021.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Zuid, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 08MAZDA / ONRBC20858, gesloten op 11 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 425.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 372.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 523.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 275.
6.Processen-verbaal van bevindingen, p. 381 en p. 382.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 382.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 707.
9.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens, p. 422.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 411.
11.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens, p. 420.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 23 februari 2021, p. 961 (p. 966).
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 403
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 403.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 275.
16.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens, p. 422.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 409.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 413.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1993
20.Proces-verbaal verhoor medewerkster PI Haaglanden, p. 2015
21.Proces-verbaal van verhoor [naam 6] , p. 2019.
22.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter zitting 3 september 2021.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 403; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 275 en van verhoor van 12 oktober 2020, p. 523.
24.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 523-526.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 55-59.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 709-712.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386-389.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71.
30.Rapport DNA-onderzoek door NFI, p. 1927-1933.
31.Rapport toxicologisch onderzoek door NFI, p. 1936-1944.
32.Rapporten DNA-onderzoek door NFI, p. 209-213 en 215-218.
33.Rapport DNA-onderzoek door NFI, p. 210.
34.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 449.
36.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 472.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 730-731.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 389-390.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 389-390.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 390.
41.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 472.
42.Processen-verbaal van aangifte, p. 536-558.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 725.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 738.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 561.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386.
47.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Zuid, basisteam Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ADDER / ON53021001, gesloten op 8 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte