ECLI:NL:RBGEL:2021:4955
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 september 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die betrokken was bij het dealen van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale omzet van de drugshandel € 394.319,37 bedraagt. Uit het onderzoek bleek dat er ten minste twee runners waren, waaronder de veroordeelde. Aangezien de veroordeelde en andere getuigen geen inzicht hebben gegeven in de werkverdeling en de vergoedingen, heeft de rechtbank een percentage van 10% van de totale omzet als een aannemelijk uitgangspunt genomen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 19.715,97, na een verdeling van de netto-opbrengst tussen de runners. In de hoofdzaak was een bedrag van € 3.635,- verbeurd verklaard, wat in mindering werd gebracht op het te betalen bedrag. Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de veroordeelde € 16.080,97 moet betalen aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 321 dagen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer in de zittingsplaats Zutphen.