ECLI:NL:RBGEL:2021:494

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
05.257271.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 30 maanden ter zake van afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen

Op 3 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak betreft een gewapende overval die op 20 februari 2020 plaatsvond in Arnhem, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een medewerker van een winkel heeft bedreigd met een mes om mobiele telefoons en tablets af te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van de overval, ondanks dat hij niet fysiek aanwezig was op het moment van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van medeverdachten en getuigen voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat dergelijke delicten leiden tot langdurige angstgevoelens bij slachtoffers en een gevoel van onveiligheid in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.257271.20
Datum uitspraak : 3 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave in Grave.
Raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
PRIMAIR
Hij op of omstreeks 20 februari 2020,te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer] (medewerker van [naam 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of tablets, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) (nadat hij/zij een mes en/of maskers had(den) aangeschaft en/of een plan had(den) gemaakt om een overval te plegen)
- zich naar die [naam 1] winkel heeft begeven en/of daarbij zijn gezicht heeft bedekt met een masker en/of muts en/of
- gemaskerd en voorzien van een mes die winkel heeft betreden en/of
- op die [slachtoffer] is toegelopen en/of een mes op die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden) en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “snel naar de kluis, opschieten” en/of “snel anders steek ik je” en/of
- onder bedreiging met een mes met die [slachtoffer] naar de kluis is gelopen en/of (met een mes) telefoons en/of tablets heeft aangewezen en/of daarbij heeft gezegd “stop die in de zak snel”;
SUBSIDIAIR
[medeverdachte 2] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 20 februari 2020, te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer] (medewerker van [naam 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoons en/of tablets, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat hij/zij een mes en/of maskers had(den) aangeschaft en/of een plan had(den) gemaakt om een overval te plegen)
- zich naar die [naam 1] winkel heeft begeven en/of daarbij zijn gezicht heeft bedekt met een masker en/of muts en/of
- gemaskerd en voorzien van een mes die winkel heeft betreden en/of
- op die [slachtoffer] is toegelopen en/of een mes op die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden) en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “snel naar de kluis, opschieten” en/of “snel anders steek ik je” en/of
- onder bedreiging met een mes met die [slachtoffer] naar de kluis is gelopen en/of (met een mes) telefoons en/of tablets heeft aangewezen en/of daarbij heeft gezegd “stop die in de zak snel”
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 20 februari 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door (telkens) opzettelijk
- [medeverdachte 1] te benaderen (in verband met het inlossen van een schuld) en aan te geven/opdracht te geven dat die [medeverdachte 1] iemand moest regelen/overhalen om voornoemde overval te plegen en/of
- [medeverdachte 2] door die [medeverdachte 1] te laten benaderen en/of
- aan te geven dat voornoemde [naam 1] de locatie van de overval werd en/of een geschikte plek was om een overval te plegen en/of
- telefonisch contact te onderhouden met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of anderen en/of besprekingen met en/of tussen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of anderen betreffende het voornemen om de overval te plegen bij te wonen en/of
- voorafgaand aan de overval de omgeving en/of de [naam 1] en/of de vluchtroute te verkennen en/of
- aan die [medeverdachte 2] verdovende middelen te verschaffen om te nuttigen/ te gebruiken voorafgaand/tijdens de overval en/of
-(kort) voorafgaand en/of gedurende en/of na afloop van voornoemde overval telefonisch contact te onderhouden met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] met betrekking tot het verloop/de voortgang van de overval en/of
- na de overval die [medeverdachte 1] te benaderen om de verblijfplaats van [medeverdachte 2] te achterhalen en/of
- na de overval die telefoon(s) en/of tablets op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of te bewaren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 februari 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) een gewapende overval gepleegd op de [naam 1] aan de [adres 2] te Arnhem. [2] Hij is om 20:42 uur met een masker op, een oranje plastic tas en een mes in zijn handen de winkel in gegaan. Aangever [slachtoffer] heeft onder bedreiging van het mes telefoons en tablets uit de kluis gepakt en in de plastic tas van [medeverdachte 2] gedaan. [medeverdachte 2] heeft het mes naar voren gestoken en gezegd “snel naar de kluis, opschieten, opschieten” en “snel anders steek ik je”. Het was een grijs broodmes. Hij hield het mes ongeveer 30 cm van aangever af. [medeverdachte 2] kwam achter aangever staan met het mes nog in de handen en wees naar telefoons en zei “stop die in de zak snel”. Aangever heeft de telefoons in de plastic tas gedaan. Hierna wees [medeverdachte 2] met het mes naar tablets. Daarvan heeft aangever er drie in de tas gedaan. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal met bedreiging met geweld (primair).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst bepleit dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar is en dat deze zou moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe is aangevoerd dat zijn verklaringen te wisselend zijn en dat de politie hem te sturende vragen heeft gesteld.
Verder stelt de raadsvrouw dat de herkenning van verdachte door [medeverdachte 2] niet betrouwbaar is, nu ook deze te veel werd gestuurd door de politie. Deze herkenning kan dan ook niet voor het bewijs worden gebruikt.
Ten slotte stelt de raadsvrouw dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat verdachte op één of meer momenten aanwezig was bij de personen die rechtstreeks bij de overval betrokken zijn, maar dat er geen enkele aanwijzing bestaat dat hij middels een concrete rol of gedraging heeft bijgedragen aan de overval of het mogelijk maken daarvan. Daarbij is van belang dat hij (zo volgt uit de overgelegde mastgegevens van zijn telefoon) niet in Arnhem was op het tijdstip van de overval. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de volledige tenlastelegging.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 1] en herkenning verdachte door [medeverdachte 2]
De rechtbank overweegt dat hoewel [medeverdachte 1] op verschillende momenten zijn verklaring heeft aangepast, dit geen aanleiding geeft om aan zijn verklaringen over de rol van verdachte te twijfelen. Immers vindt de verklaring van [medeverdachte 1] op relevante onderdelen steun in de aangifte, de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige] en de beschikbare camerabeelden. Daarbij ziet de wisseling in de verklaringen van [medeverdachte 1] steeds op de omvang van zijn eigen rol bij deze overval en niet zozeer op de rol van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] dan ook voldoende betrouwbaar en zal deze als bewijs gebruiken.
De rechtbank overweegt verder dat de verklaring [medeverdachte 2] authentiek is omdat hij open kaart speelt en ook zichzelf belast in de vorm van een volledig bekennende verklaring. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan zijn verklaring met betrekking tot de herkenning van verdachte. De rechtbank zal de volledige verklaring van [medeverdachte 2] dan ook als bewijs gebruiken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte betrokken was bij de overval op de [naam 1] winkel en zo ja, wat zijn rol was.
Bijnamen verdachte
[medeverdachte 1] heeft bevestigd dat de volledige naam van ‘ [verdachte] ’ [verdachte] is. [4] Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de persoon die hem op foto 3 is getoond, de persoon is die hij [verdachte] noemt. [5] De aan [medeverdachte 2] getoonde persoon op foto 3 is [verdachte] . [6] De rechtbank zal gelet hierop en omwille van de leesbaarheid telkens ‘verdachte’ vermelden als in de verklaringen wordt gesproken over ‘ [verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’ “ [medeverdachte 3] ” of “ [medeverdachte 3] ” wordt verder vermeld als [medeverdachte 3] . Verdachte is volgens [medeverdachte 1] de “baas”. [7] De rechtbank zal [medeverdachte 1] verder aanduiden als : “ [medeverdachte 1] ”.
De voorbereiding van de overval
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat het idee om hem, [medeverdachte 2] , de overval te laten plegen van [medeverdachte 1] was. [8] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een schuld had bij [medeverdachte 3] en verdachte. Om deze schuld af te lossen moest [medeverdachte 1] iemand regelen die voor hen een overval zou kunnen plegen. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] kunnen overtuigen om dat te doen. [9] Verdachte was degene die met plan van de overval op de [naam 1] winkel kwam. [10]
[getuige] heeft verklaard dat de jongens ‘die hij kent van het station’ [medeverdachte 2] al 2 dagen aan ‘het pushen’ waren. Ze wilden dat [medeverdachte 2] een overval zou plegen in Presikhaaf. [medeverdachte 2] zou een pilletje krijgen en dan ‘zou hij het moeten doen’. [11]
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] en hij hebben gesproken over het plegen van een overval en dat zij vervolgens met de ‘baas’ hebben besproken hoe ze het zouden gaan doen. Daarbij is de manier van ontsnappen, het wel of geen masker gebruiken en het wel of geen wapen gebruiken ter sprake gekomen. De ‘baas’ en [medeverdachte 1] wisten bij welke winkel de overval zou moeten plaatsvinden. [12] [medeverdachte 2] wilde telefoons gaan stelen, omdat hij via [medeverdachte 1] en de [medeverdachte 3] en verdachte gehoord had dat er bij de vorige overval geen geld buit was gemaakt, maar enkel telefoons. [13] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd dat degene die de vorige overval had gepleegd op zoek was naar geld maar dat er geen geld bij de [naam 1] winkel was. Verdachte ‘ging daarom voor de telefoons’, aldus [medeverdachte 1] , en hij voegt daar aan toe dat hij denkt dat daar ook de tip van verdachte vandaan komt. [14]
[medeverdachte 2] heeft daarnaast verklaard dat hij de avond vóór de overval met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte in een auto naar de [naam 1] winkel is gegaan. [medeverdachte 2] heeft in het winkelcentrum rondgekeken terwijl de anderen in de auto zaten. [15] Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte naar Presikhaaf
(de rechtbank begrijpt: naar de [naam 1] winkel)ging met een rode [auto] . Er was die avond alleen te weinig tijd en het was niet donker genoeg. Verdachte heeft toen bepaald dat het niet door zou gaan. [16]
De dag van de overval
Op de dag van de overval rond 13.00 uur zag [getuige] [medeverdachte 2] op het station. [medeverdachte 2] was gebeld dat hij naar het station moest komen. [medeverdachte 2] vertelde hem dat hij een mes en maskers had gehaald voor de overval. [medeverdachte 2] vertelde ook dat hij een pilletje had gehad. [17]
Toen [medeverdachte 2] naar de auto kwam gerend na de overval had hij een boodschappentas bij zich met allemaal telefoons en tablets erin. De plastic tas met de buit is (uiteindelijk) meegegaan in de auto van [medeverdachte 3] . [18]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij voor de overval verdachte op de hoogte moest houden. Na de overval moest hij aan verdachte laten weten of het was gelukt. [19] [medeverdachte 1] heeft ten tijde van de overval veelvuldig contact onderhouden met verdachte. Dit contact vond plaats op de tijdstippen 20.52.32 uur, 20.54.17 uur, 21.30.49 uur, 21.59.28 uur, 22.11.07 uur, 22.14.40 uur, 22.31.57 uur, 22.54.17 uur, 23.30.25 uur, 23.53.56 uur en 23.55.53 uur. [20] Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij dit contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . Hij heeft echter geen verklaring gegeven over de veelvuldigheid en de inhoud van het contact.
[medeverdachte 1] kreeg de indruk dat verdachte schrok dat het gelukt was. Hij (verdachte) zou er direct aankomen. [21]
Met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte sprak [medeverdachte 2] nadat hij bij de snackbar was geweest, omstreeks half 12 á 12 uur
(de rechtbank begrijpt: 23.30 á 24.00 uur)af in de stad. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren al in de stad toen hij kwam. Verdachte kwam iets later. Iedereen had toen al een telefoon, deze waren al verdeeld. [medeverdachte 2] kreeg toen van [medeverdachte 1] een [type] telefoon. [22]
Verdeling van de buit
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de afspraak was dat hij 3.000 euro zou krijgen, dat [medeverdachte 3] 3.000 euro zou krijgen en dat de rest tussen de andere twee werd verdeeld
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] en verdachte). [23] De rechtbank leidt uit het voorgaande dat dat verdachte zou meedelen in de buit van de overval.
Het geld is er echter nooit gekomen, aldus [medeverdachte 2] , omdat de telefoons ineens weg waren. [24] Later op de avond van de overval kwam de tweede [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)met een aantal vrienden naar het huis van de moeder van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] moest buiten komen om te vertellen waar [medeverdachte 2] was. Kennelijk was er iets mis gegaan met de buit. [medeverdachte 1] is toen met hen meegegaan naar [naam 2] in Arnhem. Daar woonde [medeverdachte 2] bij [getuige]
(de rechtbank begrijpt: [getuige] ). Zij wilden daar gaan zoeken of [medeverdachte 2] telefoons had achtergehouden van de buit. Daarbij was de kamer overhoop gehaald, maar er is niets aangetroffen. [25] De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte is gaan zoeken naar de buit van de overval, waarin hij zou mee delen.
[getuige] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 2] een iPhone 11 bij zich had op het moment dat hij bij hem thuis kwam op [adres 3] in Arnhem. Bij die jongens
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte)had [medeverdachte 2] de telefoon later omgeruild voor een Apple iPhone [type] . De jongens kwamen agressief bij [getuige] aan de deur om te vragen waar de andere mobiele telefoons waren. [26]
Dit wordt ondersteund door de camerabeelden van de pinautomaat van de ABN Amro gevestigd op [adres 4] in Arnhem, opgenomen op de avond van de overval. Twee van de cameraopstellingen hebben zicht op de voordeur van [adres 3] in Arnhem. Op deze camerabeelden is onder meer het volgende te zien.
Om 22.52.31 uur is te zien dat een persoon met een grote gelijkenis met het signalement van [medeverdachte 2] de voordeur van [adres 5] binnen liep. [27] De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat dit daadwerkelijk [medeverdachte 2] betreft.
Om 23.19.14 uur kwamen er 4 personen aanlopen bij [adres 5] . Het signalement van één van die personen toont grote overeenkomsten met het signalement van [medeverdachte 1] .
Een vijfde persoon, NN5, komt vervolgens uit het trappenhuis van [adres 5] lopen en gaat naar de andere vier toe. Hij begint een gesprek met hen. NN5 vertoont grote overeenkomsten met de kleding, het loopje en de houding van [medeverdachte 2] . [28] Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op de camerabeelden daadwerkelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zien zijn. De rechtbank concludeert dat één van de overige drie personen verdachte is, aangezien ook hij mee is gegaan op zoek naar de buit van de overval.
Om 23.21.10 uur is te zien dat vier personen, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , naar de voordeur van [adres 5] liepen. Zij liepen het trappenhuis naar binnen. Een aantal personen bleven in de gang staan.
Om 23.23.10 uur gaat de vijfde persoon ook naar binnen en voegde zich bij de andere in het trappenhuis.
Om 23.31.56 uur lopen alle vijf personen het trappenhuis uit en lopen rechts het beeld uit. [29]
[getuige] heeft voorts verklaard dat hij foto 2, zijnde [verdachte] , herkent als [verdachte] . Hij wordt nog steeds
(de rechtbank: verhoor is van d.d. 11 juni 2020)regelmatig gebeld door [verdachte] met vragen waar die telefoons zijn. [30] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte ook lang nadat de overval is gepleegd nog zocht naar de zoekgeraakte buit.
Medeplegen?
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte actief betrokken is geweest bij de gewapende overval op de [naam 1] winkel op 20 februari 2020 in Arnhem. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank namelijk het volgende.
  • het plan om de [naam 1] winkel te overvallen kwam van verdachte;
  • verdachte heeft met [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] aangezet tot het zoeken van iemand die de overval kon plegen;
  • verdachte gaf de aanwijzing dat er enkel telefoons waren gestolen bij de vorige overval en dat er geen geld te vinden was;
  • verdachte was op de avond voor de overval bij de voorverkenning aanwezig in de auto;
  • [medeverdachte 1] moest verdachte voor en na de overval op de hoogte houden of het gelukt was;
  • toen bleek dat de overval gelukt was is verdachte direct naar Arnhem gekomen en heeft hij samen met anderen afgesproken met de overvaller;
  • hij zou meedelen in de buit;
  • nadat de buit kennelijk verdwenen was, hij ging mee zoeken naar de buit.
Dat uit mastgegevens van zijn telefoon – overgelegd door de verdediging ter terechtzitting – volgt dat hij ten tijde van die overval niet aanwezig was in Arnhem doet daar niets aan af. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op al het voorgaande, een significante rol gespeeld bij het plegen van de overval op de [naam 1] winkel in Arnhem. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachten. Verdachte is het één van de leidinggevende achter de overval en hij heeft hij anderen, waaronder de overvaller ook (indirect) aangestuurd bij het plegen van de overval. De rechtbank merkt verdachte dan ook aan als medepleger en acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Hij op
of omstreeks20 februari 2020, te Arnhem tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofzijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer] (medewerker van [naam 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van
een of meermobiele telefoons en
/oftablets,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat
hij, verdachte en/ofzijn
mededader
(s) (nadat hij/zij een mes en/of maskers had(den) aangeschaft en/of een plan had(den) gemaakt om een overval te plegen)- zich naar die [naam 1] winkel heeft begeven en
/ofdaarbij zijn gezicht heeft bedekt met een masker
en/of mutsen
/of- gemaskerd en voorzien van een mes die winkel heeft betreden en
/of- op die [slachtoffer] is toegelopen en
/ofeen mes op die [slachtoffer] heeft gericht
(gehouden
)en
/of- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “snel naar de kluis, opschieten” en
/of“snel anders steek ik je” en
/of- onder bedreiging met een mes met die [slachtoffer] naar de kluis is gelopen en
/of (met een mes)telefoons en
/oftablets heeft aangewezen en
/ofdaarbij heeft gezegd “stop die in de zak snel”.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat een lange gevangenisstraf op zijn plaats is, nu verdachte op zeer agressieve wijze mensen heeft aangespoord om de overval voor hem te plegen. Bovendien heeft hij alles bedacht en is hij zeer berekenend te werk gegaan. Tot slot stelt de officier van justitie dat geen sprake is van straf verminderende omstandigheden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op de [naam 1] winkel op 20 februari 2020. Onder bedreiging met een mes heeft aangever een grote hoeveelheid telefoons en enkele tablets afgestaan. Er was sprake van een grote buit, aangezien dergelijke apparatuur een grote waarde vertegenwoordigt. Verdachte heeft bij de overval een kwalijke en aansturende rol gespeeld. Hij is zeer berekenend te werk gegaan door op de achtergrond mensen aan te sturen en de daadwerkelijke overval volledig aan anderen over te laten. Verdachte heeft daarmee anderen de risico’s laten lopen gepakt, herkend of gefilmd te worden terwijl hij zelf letterlijk en figuurlijk buiten beeld bleef. Na de overval is hij alsnog gekomen om mee te delen in de buit. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Hij heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de ingrijpende gevolgen die een dergelijke overval voor de betrokken medewerker van de winkel heeft. De rechtbank rekent verdachte zijn aandeel in de overval zwaar aan. Delicten als het onderhavige zijn veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en gelet op de straf die door de rechtbank is opgelegd in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 3] (wiens rol bij de overval naar oordeel van de rechtbank soortgelijk is aan de rol van verdachte), zal de rechtbank in afwijking van de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2021.
mr. S. Jansen en mr. E.W.A. Nabbe zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020080543, gesloten op 14 oktober 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.110 en 2.111.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , mede namens de [naam 1] , p. 2.1 t/m 2.9.
4.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.227.
5.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p . 2.128.
6.Het proces-verbaal van bevindingen tonen foto’s met bijlagen, p. 2.102 en 2.103.
7.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.225.
8.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.127.
9.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.149, 2.195 en 1.196.
10.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.223.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2.28.
12.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.110.
13.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.112.
14.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 228.
15.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.111.
16.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.223.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2.28.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2.150 en het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.113.
19.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.226.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, aanvullend proces-verbaal 2.
21.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 2.226.
22.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.113 en 2.114.
23.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.114.
24.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 2.114.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2.150.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2.29.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2. 97.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2.97 en 2.98.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2.101.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2.135 en 2.136.