ECLI:NL:RBGEL:2021:4919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/05/383451 / HZ ZA 21-45
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en geschil over verlenging van een kapitaalverzekering met garantie

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw die een Spaar Groei Polis bij Achmea heeft afgesloten, een geschil met Achmea over de verlenging van haar verzekering. De polis had een einddatum van 1 november 2014, maar eiseres heeft in 2014 een verlenging tot 1 november 2020 aangevraagd. Eiseres stelt dat zij recht heeft op een verlenging van de polis tot haar 80e levensjaar, met handhaving van het garantierendement van 4% en een overlijdensdekking van 115%. Achmea betwist dit en stelt dat de verzekering op 1 november 2020 eindigt, zonder recht op verlenging onder dezelfde voorwaarden.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij eiseres en Achmea hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres heeft diverse e-mails en brieven overgelegd waarin zij vraagt naar de mogelijkheden voor verlenging van haar polis. Achmea heeft in haar correspondentie aangegeven dat verlenging mogelijk is, maar niet onder dezelfde voorwaarden als voorheen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat Achmea haar had toegezegd dat de verzekering onbeperkt kon worden verlengd onder de oude voorwaarden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat Achmea niet verplicht was om de verzekering te verlengen tot het 80e levensjaar van eiseres onder de oude voorwaarden. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Achmea. Dit vonnis is op 22 september 2021 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/383451 / HZ ZA 21-45
Vonnis van 22 september 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 mei 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 juli 2021
  • de B16-formulieren van beide partijen van 18 augustus 2021, waarin [eiseres] laat weten dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en waarin beide partijen vonnis vragen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1994 heeft [eiseres] bij Achmea een Spaar Groei Polis afgesloten met als einddatum 1 november 2014 en polisnummer [polisnummer Spaar Groei Polis] (productie 1 bij dagvaarding). Volgens de toepasselijke voorwaarden kon de polis tot maximaal het 80e levensjaar worden verlengd. De Spaar Groei Polis was een kapitaalverzekering. Verzekerd was een uitkering bij leven op de einddatum van het spaarsaldo, gebaseerd op een gegarandeerd rendement van 4% per jaar. Tot de dekking van de verzekering behoorde ook een overlijdensdekking van 115%, wat inhield dat Achmea bij voortijdig overlijden van [eiseres] 115% van het spaarsaldo op dat moment zou uitkeren, met een minimum van € 34.033,52. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid was meeverzekerd.
In de polisvoorwaarden was geen mogelijkheid tot verlenging van de verzekering opgenomen.
2.2.
[eiseres] heeft deze verzekering afgesloten als inkomens- en pensioenvoorziening. Gedurende de looptijd van de verzekering heeft [eiseres] extra stortingen gedaan van in totaal ongeveer € 35.000,00. De uitkeringen onder de verzekering waren volledig belastingvrij tot een bedrag van € 123.428,00.
2.3.
Bij brief van 28 november 2013 (productie 3 bij dagvaarding) heeft Achmea [eiseres] meegedeeld dat haar Spaar Groei Polis werd voortgezet in een Beleggingspolis met garantie (polisnummer [polisnummer Beleggingspolis] ). Daarbij bleven het garantierendement van 4% en de overlijdensdekking van 115% gehandhaafd. De einddatum van de verzekering bleef 1 november 2014. Ook in de polisvoorwaarden bij deze polis was geen mogelijkheid tot verlenging van de verzekering opgenomen.
2.4.
Bij brief van 12 februari 2014 (productie 7 bij dagvaarding) heeft Achmea onder meer aan [eiseres] meegedeeld:
“(…)
Uw polis bereikt de einddatum
De einddatum van uw polis is 1 november 2014. U krijgt hierover in de loop van het jaar automatisch bericht. U heeft de mogelijkheid om de polis tegen dezelfde voorwaarden te verlengen.
(…)”
2.5.
Bij e-mail van 19 augustus 2014 (productie 3 van Achmea) heeft [eiseres] aan Achmea onder meer geschreven:
“(…)
Naar aanleiding van uw brief van 12 augustus 2014 heb ik nog een aantal vragen.
Ik mis informatie over een eventuele verlenging.
Betreft polisnummer [polisnummer Beleggingspolis] .
Als ik besluit mijn polis te verlengen voor een jaar betekent dit dat ik onder de zelfde voorwaarden mag verlengen als nu.
Een gegarandeerd rente van 4%, zonder kosten.
Graag hoor ik van u.
Als u informatie hebt over de voorwaarden bij verlenging wil ik deze graag lezen.
(…)”
2.6.
In augustus en september 2014 heeft [eiseres] herhaaldelijk e-mails gestuurd aan Achmea met – kort gezegd – vragen over de verlenging van haar polis en de daarbij geldende voorwaarden. Ook heeft zij Achmea meegedeeld dat zij haar polis tegen gelijkblijvende voorwaarden wil voorzetten zonder einddatum.
2.7.
Bij e-mail van 29 augustus 2014 (productie 8 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] onder meer geschreven:
“(…)
Volgens onze gegevens heeft u nog 26 augustus 2014 contact gehad met onze administratie.
Is daarmee u vraag voldoende beantwoord?
Voor de zekerhied hier een antwoord op uw vraag: Als u de polis 1 jaar zou verlengen blijven de voorwaarden en de 4% rente gehandhaafd.
(…)”
2.8.
Bij e-mail van 15 september 2014 (productie 9 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] onder meer bericht:
“(…)
U kunt uw polis verlengen
Zoals telefonisch besproken kunt u de beleggingspolis verlengen tot het jaar waarin u 80 jaar wordt. Wat ik van u begreep wilt u de polis verlengen zonder premie betaling. Wij ontvangen van u graag een bevestiging van de verlenging vóór 1 november 2014.
(…)”
2.9.
Bij e-mail van 18 september 2014 (productie 24 van [eiseres] ) heeft [eiseres] aan Achmea onder meer geschreven:
“(…)
Ik heb al contact gehad met een van uw medewerker. Hij zei dat ik niet zonder einddatum mijn polis mag verlengen.
Ik wil daarom mijn polis eerst voor 6 maanden verlengen en daarna , na 6 maanden , besluit ik of ik verder wil verlengen of niet.
Is dit mogelijk ? En hoe vaak mag ik verlengen ? Kunt u deze vragen beantwoorden, zodat ik formulier kan invullen.Ik krijg geen antwoord van andere medewerkers.
(…)”
2.10.
Bij e-mail van 22 september 2014 (productie 10 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] onder meer meegedeeld:
“(…)
Op 18 september 2014 mailde u ons nogmaals over de mogelijkheid tot verlengen van uw beleggingspolis met garantie. U kunt de polis verlengen met 6 maanden als u kiest voor verlenging zonder premiebetaling. Als u kiest voor een verlenging met premie betaling dan kan dit alleen in hele jaren. U mag zo vaak als u wilt verlengen, alleen is de maximale eindleeftijd 80 jaar.(…)”
2.11.
Op 23 september 2014 heeft [eiseres] een antwoordformulier met betrekking tot de Beleggingspolis met garantie ingevuld en ondertekend (productie 11 bij dagvaarding). Zij heeft op dat formulier de keuze aangekruist dat zij haar polis verlengt en na de verlengingsdatum geen premie betaalt. Daaronder heeft zij ingevuld dat zij haar polis verlengt tot 2020.
2.12.
Op 31 oktober 2014 heeft Achmea het nieuwe polisblad van de Beleggingspolis met garantie afgegeven (productie 1 bij antwoord). Daarop staat de einddatum 1 november 2020 vermeld.
2.13.
Bij brief van 4 november 2014 (productie 12 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] onder meer het volgende meegedeeld:
“(…)
Ingangsdatum
Uw polis is verlengd tot 1 november 2020 waarbij het polisnummer hetzelfde is gebleven. Deze wijziging is ingegaan per 1 november 2014.(…)
De datum 1 november 2014 is de wijzigingsdatum en niet de nieuwe ingangsdatum. Er is namelijk geen sprake van een nieuwe polis, slechts van een gewijzigde polis.
(…)”
2.14.
Bij e-mail van 9 augustus 2020 (productie 13 bij dagvaarding) heeft [eiseres] aan Achmea meegedeeld dat zij de Beleggingspolis met garantie ook na november 2020 wil voortzetten.
2.15.
Bij brief van 13 augustus 2020 (productie 14 bij dagvaarding) heeft Achmea [eiseres] meegedeeld dat de Beleggingspolis met garantie op 1 november 2020 eindigt. Achmea heeft [eiseres] verzocht haar een aantal gegevens toe te sturen zodat Achmea tot uitkering zou kunnen overgaan.
2.16.
Bij e-mail van 19 augustus 2020 (productie 15 bij dagvaarding) heeft [eiseres] aan Achmea meegedeeld dat zij de polis verlengt en dat daarover afspraken zijn gemaakt.
2.17.
Bij brief van 27 augustus 2020 (productie 17 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] onder meer bericht dat de Beleggingspolis met garantie op 22 augustus 2020 is overgezet naar een ander administratiesysteem en vanaf dan Beleggingsverzekering heet (polisnummer [polisnummer Beleggingsverzekering] ). Op het polisblad van de Beleggingsverzekering (productie 16 bij dagvaarding) staat als einddatum 1 november 2020. Verder staat op het polisblad onder meer vermeld:
“(…)
De verzekeringnemer kan beleggen in het fonds Renterekening 4% tot aan de huidige einddatum van de verzekering. Verlengt u de looptijd? Dan moet u de huidige waarde en de toekomstige premies beleggen in andere beschikbare fondsen.(…)”
2.18.
Bij e-mail van 28 augustus 2020 (productie 18 bij dagvaarding) heeft [eiseres] aan Achmea onder meer geschreven:
“(…)
Op 9 augustus 2020 meld ik per email aan dat ik mijn polis wil verlengen. U reageert niet op mijn email.
Op 13 aug.2020 ontvang ik tot mijn schrik een formulier van u om mijn polis te beeindigen, en deze in te vullen.Eenzijdig zonder overleg met mij.
Op 19 aug.2020 stuur ik weer email en maak u er attent dat ik bewijsstukken heb dat ik tot mijn 80 jaar mag verlengen met garantie van 4% rente. u kunt het niet zomaar eenzijdig beeindigen.
Op 22 augustus 2020 krijg ik weer een 2e formulier ,zonder overleg met mij , weer om mijn verzekering te beeindigen. Dit weiger ik en dan…
En dan ineens , wijzigt u mijn polis in een beleggingsverzekering. u schrikt van de 80 jaar met 4% rente garantie, en de oude gunstige voorwaarden.
Ik krijg een beleggingsverzekering, weer zonder enig overleg met mij..
Deze gang van zaken bevalt mij niet,dit is dwaling en niet juist. ik accepteer geen beleggingsverzekering.
Ik had u eerder gemaild mijn polis te verlengen tot mijn 80 jaar , deze verlenging wil ik ALLEEN als ik mijn polis [polisnummer Beleggingspolis] met garantie van 4% behoud. Ik heb oude afspraken gemaakt met u. Dit kunt u niet eenzijdig stopzetten.
Ik heb door pensioentekort en inkomensschade , extra stortingen ,gedaan .Na ontslag heb ik grote bedragen gestort in mijn polis. Ik wil geen onzekere beleggingsverzekering.
(…)”
2.19.
Bij brieven van 7 en 28 september 2020 (productie 19 bij dagvaarding) heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] bij Achmea kort gezegd bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de verzekering en verzocht om te bevestigen dat de oude verzekering van [eiseres] ongewijzigd wordt voortgezet en verlengd.
2.20.
Bij e-mail van 8 oktober 2020 (eveneens productie 19 bij dagvaarding) heeft Achmea aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] onder meer laten weten dat de einddatum van de polis 1 november 2020 blijft en dat geen sprake is van een nieuwe polis, maar alleen van een nieuw polisnummer. Verder luidt de e-mail onder meer als volgt:
“(…)
Verlenging van de overeenkomst na einddatum
Zoals gesteld in mijn eerdere email is verlengen geen recht, maar een mogelijkheid. De overeenkomst eindigt op 1 november 2020. Mevrouw mag de polis verlengen tot haar 80e verjaardag. In dat geval maken we graag voor haar een offerte op maat, zodat ze kan beoordelen of ze akkoord gaat met ons voorstel. Maar verlengen met een garantierendement van 4% netto is niet meer mogelijk. Dit aanbod zal mevrouw [eiseres] elders in de branche ook nergens kunnen krijgen. De overlijdensdekking bij verlenging wordt 110% van de unitwaarde. Ook dit lichtte ik toe in mijn e-mail van 15 september, waarnaar ik verwijs.
(…)”
2.21.
Hierop hebben partijen nog nader met elkaar gecorrespondeerd, waarbij zij beiden kort gezegd hun standpunt over de (on)mogelijkheid van verlenging van de verzekering hebben gehandhaafd.
2.22.
Met ingang van 1 november 2020 is de Beleggingsverzekering beëindigd. Het uit te keren kapitaal is op verzoek van [eiseres] nog niet aan haar uitgekeerd, maar staat bij Achmea gereserveerd op een tussenrekening.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht verklaart dat Achmea is gehouden alle verbintenissen uit de Beleggingspolis met garantie (polisnummer [polisnummer Beleggingspolis] ) met [eiseres] na te komen, in het bijzonder door deze polis te verlengen tot 26 januari 2040 (80e levensjaar), conform alle daarop van toepassing zijnde verplichtingen, waaronder het garantierendement van 4%, de overlijdensdekking van 115% en alle voorwaarden en kostenafspraken die op deze overeenkomst van toepassing zijn;
subsidiair:
II. Achmea veroordeelt om aan [eiseres] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vergoeden de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, ontstaan door de toerekenbare tekortkoming van Achmea, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag van de algehele voldoening;
primair en subsidiair:
III. Achmea veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten;
IV. Achmea veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen primair ten grondslag dat zij op basis van de op de Beleggingspolis met garantie toepasselijke voorwaarden en toezeggingen van Achmea aanspraak kan maken op verlenging van die polis tot haar 80e levensjaar onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, te weten het garantierendement van 4% en de overlijdensdekking van 115%. Subsidiair, alléén indien en voor zover het verweer van Achmea zou standhouden dat een garantierendement van 4% en een overlijdensdekking van 115% niet meer praktisch uitvoerbaar zouden zijn, geldt volgens [eiseres] dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Achmea, op grond waarvan Achmea is gehouden tot schadevergoeding. [eiseres] meent dat zij dan in de positie moet worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als Achmea de afspraken over de verlenging van de polis wél zou hebben kunnen nakomen.
3.3.
Achmea voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten, en vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil draait om de vraag of Achmea op grond van de polisvoorwaarden bij de Beleggingspolis met garantie, alsmede toezeggingen die zij aan [eiseres] zou hebben gedaan, was gehouden de Beleggingspolis met garantie van [eiseres] per 1 november 2020 te verlengen tot het 80e levensjaar van [eiseres] , onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, namelijk het garantierendement van 4% en de overlijdensdekking van 115%.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat Achmea haar heeft toegezegd dat zij de verzekeringsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden en met het garantierendement van 4% onbeperkt kon verlengen tot het jaar waarin zij 80 jaar zou worden. Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat zij geregeld veel moeite heeft moeten doen om van Achmea antwoord te krijgen op haar vragen over de verlenging van haar verzekering. Zo heeft Achmea een vraag van [eiseres] geïnterpreteerd als klacht, waardoor [eiseres] ongewild in een klachtprocedure terechtkwam. De reacties van Achmea blinken ook niet allemaal uit in duidelijkheid. Dit neemt niet weg dat uit de brieven en e-mails van Achmea waarop [eiseres] zich beroept, niet blijkt van de gestelde toezegging. Zo deelt Achmea in de brief van 12 februari 2014 (zie 2.4) weliswaar mee dat [eiseres] de polis tegen dezelfde voorwaarden kan verlengen, maar niet dat dit onbeperkt mogelijk is tot aan het jaar waarin [eiseres] 80 jaar zal worden. Achmea wijst er in haar verweer terecht op dat [eiseres] deze mededeling in de brief van 12 februari 2014 niet heeft opgevat als een recht om de verzekering te verlengen met behoud van de garantie van 4% per jaar, aangezien [eiseres] in augustus 2014 (zie 2.5) aan Achmea heeft gevraagd of het mogelijk was om de polis te verlengen met behoud van deze garantie voor de duur van één jaar. Bij e-mail van 29 augustus 2014 (zie 2.7) antwoordt Achmea dat als [eiseres] de polis één jaar zou verlengen, de voorwaarden en de 4% rente gehandhaafd zouden blijven. Er staat in die e-mail niets over de voorwaarden waaronder en de garantie waarmee [eiseres] de polis voor een periode langer dan één jaar zou kunnen verlengen – daar had [eiseres] ook niet naar gevraagd – of over de voorwaarden waaronder en de garantie waarmee een volgende verlenging ná die periode van één jaar mogelijk zou zijn. Dat staat ook niet in de e-mail van Achmea van 15 september 2014 (zie 2.8). Daarin schrijft Achmea weliswaar dat de Beleggingspolis kan worden verlengd tot het jaar waarin [eiseres] 80 wordt, maar niet onder welke voorwaarden en met welke garantie dat mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de e-mail van 22 september 2014 (zie 2.10), waarin Achmea schrijft dat [eiseres] zo vaak mag verlengen als zij wil, maar tot de maximale eindleeftijd van 80 jaar. In die e-mail staat niets over de in geval van verlenging geldende voorwaarden en garantie. Anders dan [eiseres] betoogt, blijkt uit de berichten die zij van Achmea heeft ontvangen dus niet dat Achmea haar heeft toegezegd dat zij de verzekering zo vaak als zij wilde onder gelijkblijvende condities – met een garantierendement van 4% en 115% overlijdensdekking – kon verlengen. Dat [eiseres] uit het begrip ‘verlengen van de polis’ heeft mogen begrijpen dat de voorwaarden en garanties van de polis dan hetzelfde blijven heeft [eiseres] – gelet op de correspondentie met Achmea – onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt dat als het standpunt van [eiseres] wordt gevolgd, het afspreken van een einddatum van de verzekering geen enkele betekenis heeft. Per einddatum loopt de verzekering af en kan Achmea bepalen of, en onder welke voorwaarden zij deze wil verlengen.
4.3.
[eiseres] heeft in 2014 de keuze gemaakt om de verzekering te verlengen tot 2020. De einddatum van de verzekering was 1 november 2020. Na het verstrijken van deze looptijd stond het Achmea – nu gezien het voorgaande niet is komen vast te staan dat zij andersluidende toezeggingen aan [eiseres] heeft gedaan – vrij om de tot dan toe geldende voorwaarden niet meer te hanteren bij een eventuele verlenging van de verzekering per 1 november 2020.. [eiseres] heeft in 2014 niet gekozen voor een verlenging van de verzekering tot haar 80e levensjaar. Achmea was dan ook in 2020 niet gehouden om de verzekering tot [eiseres] 80e levensjaar onder dezelfde voorwaarden te verlengen.
4.4.
Voor zover [eiseres] betoogt dat Achmea de verzekeringsovereenkomst in augustus 2020 eenzijdig ten nadele van haar heeft gewijzigd, gaat dat betoog niet op. Achmea heeft immers gemotiveerd uiteengezet dat de verzekeringsovereenkomst inhoudelijk niet is gewijzigd, maar is overgezet naar een ander administratiesysteem. Op de polis staat uitdrukkelijk vermeld dat de verzekering een voorzetting is van de lopende Beleggingspolis met garantie met ingangsdatum 1 november 1994. Weliswaar zijn nieuwe polisvoorwaarden meegestuurd en van toepassing verklaard, maar Achmea heeft onweersproken aangevoerd dat inhoudelijk geen sprake is van een wijziging, maar dat de polisvoorwaarden zijn herschreven om ze beter leesbaar te maken. Uit het polisblad blijkt verder duidelijk dat de garantie van 4% tot einddatum 1 november 2020 ook na de conversie in augustus 2020 is blijven bestaan. De vermelding op het polisblad dat bij verlenging van de looptijd geen gebruik meer kan worden gemaakt van het fonds Renterekening 4% is niet nieuw, maar zou ook hebben gegolden als de verzekering niet om administratieve redenen zou zijn omgezet, aldus Achmea. [eiseres] heeft dat gezien het voorgaande onvoldoende weersproken.
4.5.
De slotsom is dat [eiseres] aan de polisvoorwaarden en toezeggingen die Achmea zou hebben gedaan geen recht kan ontlenen op verlenging van de Beleggingspolis met garantie per 1 november 2020 tot haar 80e levensjaar onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, waaronder met name het garantierendement van 4% en de overlijdensdekking van 115%. Dit leidt tot afwijzing van zowel de primaire als de subsidiaire vordering van [eiseres] . [eiseres] heeft haar subsidiaire vordering weliswaar slechts ingesteld indien en voor zover het verweer van Achmea zou standhouden dat een garantierendement van 4% en een overlijdensdekking van 115% niet meer praktisch uitvoerbaar zouden zijn, maar ongeacht of dit verweer – dat wel in punt 20 van de conclusie van antwoord ligt besloten, maar waarvan Achmea ter zitting heeft gezegd dat zij het niet voert – standhoudt, volgt uit de beoordeling van de primaire vordering dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Achmea. Voor toewijzing van de subsidiaire vordering bestaat dan ook geen grond.
4.6.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van Achmea op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.793,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 1.793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2021.
JE/St