In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiseres in de hoofdzaak, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Remmers B.V., wegens ondeugdelijke levering van verf. Remmers B.V. heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de rechtbank Gelderland niet bevoegd is, maar dat rechtbank Noord-Nederland dat wel is, op basis van een forumkeuzebeding in haar algemene voorwaarden. De eiseres betwist de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden en stelt dat de wettelijke competentie regels van toepassing zijn, waarbij de vestigingsplaats van het kantoor in Apeldoorn als woonplaats kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt dat, volgens de wet, de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. In dit geval is de gedaagde een rechtspersoon, en wordt de woonplaats gedefinieerd als de plaats waar zij volgens haar statuten haar zetel heeft. De rechtbank concludeert dat, hoewel Remmers B.V. statutair gevestigd is in Hoogeveen, de vestiging in Apeldoorn ook als relevante vestigingsplaats kan worden aangemerkt voor de beoordeling van de bevoegdheid. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, ongeacht de vraag of de algemene voorwaarden van Remmers B.V. van toepassing zijn.
De vordering van Remmers B.V. wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak, die op 3 november 2021 weer op de rol zal komen.