ECLI:NL:RBGEL:2021:4908

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
05/233334-20 + 05/307711-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag en handel in harddrugs met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig incident op 12 september 2020 in Wageningen. De verdachte wordt beschuldigd van het medeplegen van poging tot doodslag op het slachtoffer, die ernstig gewond raakte door meerdere steek- en snijwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben uitgedaagd door stenen naar zijn woning te gooien en hem te dwingen naar buiten te komen. Tijdens de confrontatie is het slachtoffer door de verdachte met een mes gestoken, wat leidde tot levensbedreigend letsel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs, specifiek cocaïne, in de periode van 8 september 2019 tot en met 5 december 2019. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade heeft opgelopen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, inclusief smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/233334-20 + 05/307711-20 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 8 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave in Grave.
Raadsman: mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat in Purmerend.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing van de omschrijving van de feiten in de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/233334-20
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een machete/ (kap)mes, althans een steekvoorwerp, in/op de arm(en) en/of de polsen en/of
benen en/of knieën en/of elders in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of ingehakt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en/of snijwonden in/op de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/aan het lichaam en/of blijvend gezichtsletsel en/of zenuwletsel en/of peesletsel en/of ontsierende littekens en/of inwendige verwondingen heeft/hebben toegebracht,
door (met kracht) meermalen met een machete/(kap)mes, althans met een scherp voorwerp, in/op/aan voornoemde plekken op het lichaam en/of gezicht van die [slachtoffer] te steken en/of snijden en/of hakken en/of slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, te weten meerdere steek- en/of snijwonden in/op de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/aan het lichaam en/of blijvend gezichtsletsel en/of zenuwletsel en/of peesletsel en/of ontsierende littekens en/of inwendige verwondingen, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een machete/(kap)mes, althans een steekvoorwerp, in de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/op het lichaam en/of gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of ingehakt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) meermalen met een machete/(kap)mes, althans met een scherp voorwerp, in/op/tegen de arm(en) en/of de polsen en/of de benen en/of knieën en/of elders in/op het lichaam en/of gezicht en/of elders in/op het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of snijden en/of hakken en/of slaan;
Parketnummer 05/307711-20
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 september 2019 tot en met 5 december 2019 te Wageningen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/233334-20 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten het medeplegen van poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij samen met een of meer anderen heeft gepoogd om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank neemt de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Aangever [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 11 september 2020 rond een uur of 20.00 / 21.00 uur bij zijn ex-vriendin thuis was toen hij door [verdachte] (hierna: [verdachte] ) werd gebeld die hem vroeg waar hij was. [slachtoffer] werd daarbij door [verdachte] uitgescholden en hij moest van [verdachte] naar huis gaan. [2] [slachtoffer] hoorde [verdachte] door de telefoon onder meer zeggen:
“Ik maak je deur kapot”en
“Voordat je thuis komt zijn je ramen kapot”. [3] Omdat [verdachte] hem bleef bellen vertrok hij uiteindelijk naar huis. Thuis zag hij dat de ruit van de voordeur kapot was en dat er een steen in de woning lag. [4] Op 12 september 2020, om 00.33 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatste aan de [adres 1] . Zij zagen dat een ruit bij de voordeur was vernield. [5] Door een glaszetter werd een tijdelijke ruit geplaatst. [6] [slachtoffer] is vervolgens op de bank in slaap gevallen en werd op enig moment wakker van glasgerinkel. [7] Hij zag dat de tijdelijke ruit kapot was en dat er weer een baksteen in de gang lag. [8] Buiten zag hij [verdachte] , de vriendin van [verdachte] (zijnde verdachte [medeverdachte 1] , hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (zijnde verdachte [medeverdachte 2] , hierna [medeverdachte 2] ) staan. [9] Hij hoorde dat [verdachte] riep dat hij naar buiten moest komen. [10] Om 4.16 uur belde [slachtoffer] de politie. [11] Vervolgens hoorde hij weer een boem tegen de deur. Hij hoorde dat ze stenen tegen de deur bleven gooien. Hij werd binnen door de stenen geraakt. Hij hoorde dat [verdachte] opnieuw riep dat hij naar buiten moest komen en dat hij hem dood ging maken. Met een snijplank ging hij naar buiten. Toen hij buiten kwam, rende [verdachte] van hem weg, hij ging achter hem aan en kreeg hem te pakken. [12] Hij pakte [verdachte] met beide handen bij zijn benen vast. [verdachte] verzette zich en vervolgens werd er door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geduwd, getrokken en gevochten. Door [verdachte] werd met een mes in zijn handen en polsen gestoken. [medeverdachte 1] sloeg hem in zijn gezicht met een vuist en met platte hand. [13] [medeverdachte 2] riep dat hij [verdachte] los moest laten omdat hij heel erg aan het bloeden was. [14]
Om 4.26 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om naar de [adres 2] te gaan. Aldaar troffen zij [slachtoffer] op straat aan. Zij verklaarden hierover het volgende:
“Wij hoorden het geluid van een vloeistof welke op de grond kletterde. Wij zagen dat dit geluid werd veroorzaakt door bloed welke uit de handen van [slachtoffer] spoot. Wij zagen dat [slachtoffer] hevig bloedde aan beiden handen. Wij zagen dat zijn rechterhand een diepe vleeswond had. Spieren en pezen waren zichtbaar. Het zag er verontrustend uit. Het bloed spoot uit zijn rechterhand. Wij hoorden [slachtoffer] kermen van de pijn. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , pakte de duim en het andere deel van de hand van [slachtoffer] en drukte deze tegen elkaar. Dit teneinde het teneinde te trachten het bloeden te stoppen. Echter stopte dit onvoldoende de bloeding. Wij zagen dat de linkerhand van [slachtoffer] eveneens was voorzien van een vleeswond. Er stak een stuk pees, spier of bot uit.”Aan de rechterarm van [slachtoffer] werd een tourniquet aangebracht waardoor het bloeden aan de rechterhand afnam. Dit was volgens verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] noodzakelijk omdat [slachtoffer] anders wellicht zou zijn doodgebloed. [slachtoffer] had volgens hen een hoop bloed verloren. Naast de vleeswonden aan de handen werd een vleeswond aan het been waargenomen en een snee onder de kin van [slachtoffer] . [15]
Het letsel van [slachtoffer] is onderzocht door een forensisch arts. Op het rechterbeen van [slachtoffer] werden drie parallel aan elkaar lopende onderbrekingen van de huid van respectievelijk 4, 6 en 8 centimeter geconstateerd, welke waren gesloten met een type hechting (Donati) dat wordt gebruikt bij diepe verwondingen/verwondingen met wijkende wondranden. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit letsel passend is bij “diepe” snijwonden. In de hals werd aan de rechterzijde een rechtlijnige onderbreking van ongeveer 2,5 centimeter geconstateerd, welke was gesloten met vier hechtingen. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit een snijwond betreft. Op de rechter zijde van het hoofd werd een zwelling van 5 centimeter geconstateerd. In het centrum van deze zwelling bevond zich een rechtlijnige onderbreking van de huid van ongeveer 5 mm. In de letselinterpretatie is vermeld dat dit een krasverwonding betreft. Verder werd geconstateerd dat de linker en rechter pols van [slachtoffer] in het gips zaten. [16]
Het letsel op het hoofd is volgens de deskundige waarschijnlijk toegebracht door stomp inwerkend geweld, zoals een slag met een stomp voorwerp, zijnde bijvoorbeeld een knuppel, broodplank of vuist. Het letsel aan de hals en het rechterbeen is volgens de deskundige waarschijnlijk toegebracht door een scherprandig voorwerp. Het kan zijn toegebracht met behulp van een (groot)mes. Ook het letsel aan de handen van [slachtoffer] - gebaseerd op de ontslagbrief heelkunde - kan volgens de deskundige zijn toegebracht met behulp van een (groot)mes. [17]
In de letselinterpretatie is verder vermeld dat de letsels blijvende littekens zullen achterlaten. Door de deskundige kan niet worden uitgesloten dat – gelet op de verstoring van de functie van de handen – sprake gaat zijn van blijvende invaliditeit. [18]
Samenvattend stelt de deskundige dat sprake is geweest van een acuut levensbedreigende situatie door het oplopen van snijwonden aan handen/pols, hals en knie. [slachtoffer] is dermate veel bloed verloren dat hij 3 eenheden bloed toegediend heeft moeten krijgen in het ziekenhuis. Hij is met spoed geopereerd en is tijdelijk opgenomen geweest op de afdeling intensive care. Het opgelopen letsel is, zonder tussenkomst van vroegtijdige adequaat medisch handelen, te beschouwen als potentieel dodelijk letsel. [19]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen ruzie aan het maken waren. Zij zag daarnaast nog een andere man en vrouw. De vrouw had [haartint 1] haren. [getuige 1] hoorde haar roepen
“Pak een plank, pak een plank”. Ze zag dat de verdachte een mes in zijn rechterhand had, een soort keukenmes van 15 à 20 cm lang, kleur zwart. De verdachte had een oranje/roodachtige ‘hoodie’ aan. Hij had [haartint 2] haar en was van buitenlandse komaf. De huidskleur van het slachtoffer was [huidtint 1] . Hij had [haardracht 1] . De vrouw had [haartint 1] haar en de man was volgens [getuige 1] kaal en iets forser. Zij zag dat de andere man en vrouw aan het duwen en aan het trekken waren. Zij zag dat zij op een gegeven moment met de verdachte wegliepen. Zij had van het voorval een filmpje met haar telefoon gemaakt. Volgens [getuige 1] is op het filmpje te zien dat de verdachte op de grond ligt met het mes in zijn handen en dat het slachtoffer op hem intrapt. [20]
De camerabeelden van de telefoon van getuige [getuige 1] zijn uitgekeken. Op de beelden wordt onder meer waargenomen dat op de grond een persoon met een rood kledingstuk ligt, welke persoon door [getuige 1] werd aangeduid als de verdachte. Verder wordt waargenomen dat deze persoon op de grond zijn rechterarm naar achteren gebogen heeft en deze rechterarm naar voren beweegt. Tijdens deze beweging heeft deze persoon een lang voorwerp in de hand welke met de beweging van zijn arm meebeweegt. De arm beweegt in de richting van een persoon met witte schoenen. Deze persoon werd door [getuige 1] aangeduid als het slachtoffer. Er wordt waargenomen dat de persoon met de witte schoenen één keer richting de benen schopt van de persoon die op de grond ligt. [21]
[slachtoffer] droeg ten tijde van het incident witte schoenen [22] , had [haardracht 1] [23] en heeft een [huidtint 1] huidskleur. [24] [verdachte] is van [afkomstig uit land] afkomst en hij heeft [haartint 2] haar. [25]
[getuige 1] heeft verder nog verklaard dat de man, de verdachte, met het mes weg liep en zei
“Ik pak jou nog”. Zij zag deze man met de vrouw en de andere man naar links lopen en het slachtoffer naar rechts. [26]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij buiten ruziënde mensen hoorde die in de richting van het huis van [slachtoffer] liepen. Vervolgens hoorde hij doffe klappen. Daarna hoorde hij voor de deur weer een hoop geschreeuw. Toen hij naar buiten keek door het badkamerraam zag hij dat drie personen wegliepen en dat [slachtoffer] achter hen aanging. Het ging om een [haartint 1] vrouw en twee mannen. Daarna zag hij dat ze op [slachtoffer] aan het inslaan, schoppen en hakken waren. Hij zag de [haartint 1] vrouw op aangever inslaan/hakken. Hij zag dat zij een voorwerp in haar handen had, wat leek op een stok. Hij zag dat [slachtoffer] op de grond lag tegen een auto aan en dat hij zijn handen omhoog had om de klappen en schoppen af te weren. Hij zag dat het [slachtoffer] lukte om de overkant van de straat te bereiken, maar dat hij door de vrouw onderuit werd gehaald. Hij zag dat [slachtoffer] zich probeerde te verweren maar dat de vrouw en de twee mannen op hem in aan het schoppen en slaan waren. Hij zag dat de vrouw naar voren kwam en met haar voet het hoofd van [slachtoffer] van boven naar beneden tegen de grond trapte. [getuige 2] liep daarop naar beneden en ging de deur uit. Hij zag de daders naar hem kijken, waarop zij vertrokken. Hij hoorde hen roepen dat ze het af zouden komen maken en nog niet klaar met hem ( [slachtoffer] ) waren. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij had gezien dat de vrouw met een voorwerp op [slachtoffer] aan het ‘hakken’ was. [27]
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij zag dat de vrouw met een broodplank van zo’n 40 cm op de [huidtint 1] man sloeg. [28]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij vanuit haar badkamerraam 3 mannen een één vrouw op straat zag ruzie maken. De drie mannen bestonden uit een [huidtint 1] man en twee [huidtint 2] mannen. Zij zag dat de [huidtint 1] man op de grond gemept werd door de twee andere mannen en dat deze hem wilden slaan en trappen. Zij zag dat het viertal heen en weer ging met trekken duwen, schreeuwen en schelden. Het geweld was wel allemaal gericht tegen de [huidtint 1] jongen. [29]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij wakker was geworden van geschreeuw buiten. Via het badkamerraam zag hij een man op het trottoir lopen aan de overzijde van de weg in de richting van de [straatnaam 1] . Aan de andere zijde op de rijbaan liepen op dezelfde hoogte ongeveer nog drie andere personen. Dit waren een vrouw en een man en nog een andere persoon. Hij hoorde ze af en toe schreeuwen en ging weer naar bed. Na een paar minuten hoorde hij weer lawaai buiten. Door zijn badkamerraam zag hij dezelfde mensen lopen. Een man op het trottoir en de andere drie op de weg langs de auto’s. [30] Hij hoorde iemand herhaaldelijk iets roepen in de trant van
“Kom dan”. Even later zag hij dat er een vechtpartij was uitgebroken tussen die mensen. Op enig moment zag hij dat de vrouw die in het groepje aanwezig was met een plank sloeg naar een persoon die voorover gebogen stond. Hij zag dat zij meerdere keren sloeg. Ook zag hij dat zij het voorwerp in haar handen met beide handen vasthield en enkele malen op de rug sloeg van de persoon die voorover gebogen stond. Vervolgens zag hij dat de persoon die werd geslagen zich losmaakte van de groep enkele meters wegliep. Ook de vrouw zag hij enigszins weglopen. Hij zag toen twee mensen op straat liggen. Het volgende wat hij bewust zag was dat iemand twee keer een slaande of stekende beweging maakte naar een persoon die op de grond lag. [31]
[getuige 5] heeft verder nog verklaard dat hij de vrouw op enig moment hoorde roepen:
“Wat zei je over mijn moeder?”, waarop hij zag dat de vrouw naar de man toeliep en hem sloeg of duwde. Verder hoorde hij de vrouw roepen:
“Dan moet je maar niet van die rare berichten sturen”. [32]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij hoorde dat er bij de buren, aan de [adres 1] , op de voordeur werd gebonkt. Zij hoorde ook dat er met een zwaar voorwerp op de muur gebonkt wed. Zij hoorde een man schreeuwen :
“Ik neuk je! Je familie! Je gaat eraan!”of woorden van gelijke strekking. Vervolgens hoorde zij glasgerinkel en hoorde zij personen weglopen in de richting van de [straatnaam 1] . De stem die zij hoorde schreeuwen werd minder luid. Zij hoorde verder de onderbuurman bij de voordeur praten, waarbij het leek alsof hij aan de telefoon was. Zij hoorde de man die zij eerder hoorde schreeuwen terugkomen. Ze hoorde dat hij schreeuwde:
“Kom dan, kom dan”. [33]
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij bij het incident op 12 september 2020 betrokken waren. [34]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij lag te slapen toen hij die nacht door [verdachte] werd gebeld. [verdachte] vertelde hem dat hij problemen had en dat hij bij de [straatnaam 2] was. [medeverdachte 2] is vervolgens naar [verdachte] toe gegaan, omdat hij dacht dat hij hem kon helpen. Bij de [Naam school] aan de [straatnaam 2] zag hij [verdachte] samen met [medeverdachte 1] . Vervolgens zijn ze met zijn drieën naar de [straatnaam 3] gelopen waar [verdachte] en [medeverdachte 1] bij een flat naar boven zijn gegaan. Daarna liepen zij samen naar de [adres 2] .
[medeverdachte 2] heeft over het incident verklaard dat [verdachte] had geroepen:
“pak die plank, pak die plank”terwijl [slachtoffer] [verdachte] bij zijn benen vast had. [35] [medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat hij een plank met bloed heeft weggegooid in de struiken. [36]
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat op 12 september 2020 te Wageningen [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, bestaande uit diepe steek- dan wel snijverwondingen aan beide handen, drie diepe snijwonden aan zijn been, een snijverwonding aan zijn kin en stomp inwerkend letsel aan zijn hoofd. [slachtoffer] heeft 3 eenheden bloed toegediend moeten krijgen, gezien de grote hoeveelheid bloed die hij had verloren. Hij is met spoed geopereerd en is tijdelijk opgenomen op de intensive care. Adequaat en tijdig medisch ingrijpen heeft een dodelijke afloop voorkomen. De rechtbank kwalificeert het letsel dan ook als potentieel dodelijk letsel.
De rechtbank stelt verder vast dat door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] bestaande uit trekken, schoppen en slaan. [medeverdachte 1] heeft daarnaast met de snij- of broodplank tegen [slachtoffer] geslagen.
Ten aanzien van het steken met een mes overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige [getuige 5] heeft op enig moment twee personen op de grond zien liggen en vervolgens heeft hij gezien dat er slaande of stekende bewegingen zijn gemaakt naar een persoon die op de grond lag. Gezien het feit dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geen of geen noemenswaardig letsel hebben opgelopen tijdens het incident, kan het niet anders dan dat de stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer] zijn gemaakt, die wel zeer ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet verder ook in de verklaring van [getuige 1] , in samenhang met de waarnemingen van de door haar gemaakte camerabeelden, bevestiging dat door [verdachte] met een mes op [slachtoffer] is ingestoken. Het signalement van degene die door [getuige 1] als verdachte wordt aangemerkt, komt overeen met [verdachte] en het signalement van degene die door [getuige 1] als slachtoffer wordt aangemerkt, komt overeen met [slachtoffer] .
De verklaring van [verdachte] – dat hij geen mes heeft meegenomen en vastgehad en dat hij [slachtoffer] niet heeft gestoken – vindt de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] opgebeld en gezegd dat hij een probleem had. Ze zijn hierna samen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Zij hebben vervolgens meerdere stenen naar en door de ruit van de voordeur van [slachtoffer] gegooid. Er werd geroepen dat hij zijn woning uit moest komen en
“ik maak je dood”of
“je gaat eraan”.De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededaders daardoor gericht de confrontatie zijn gaan opzoeken met [slachtoffer] . Vervolgens is er op straat een vechtpartij ontstaan en is er door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld gebruikt richting [slachtoffer] dat bestond uit trekken, schoppen en slaan. [medeverdachte 1] heeft daarbij met de snij- of broodplank tegen [slachtoffer] aangeslagen. [verdachte] heeft daarbij met een mes op [slachtoffer] ingestoken, waarbij hij meerdere diepe steek- en of snijwonden heeft toegebracht. [medeverdachte 2] heeft vervolgens geroepen tegen [slachtoffer] dat hij [verdachte] moest los laten omdat [slachtoffer] ernstig aan het bloeden was. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens vertrokken, terwijl ze [slachtoffer] bloedend achterlieten. [verdachte] nam het mes mee. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank verdachtes opzet op de dood af. Immers is [verdachte] niet alleen met twee anderen naar [slachtoffer] huis gegaan, ook heeft hij een mes meegenomen en is hij daarmee daadwerkelijk gaan steken, terwijl hij voorafgaand daaraan de woorden
“Ik maak je dood”en/of
“Je gaat eraan”,of woorden van gelijke strekking, heeft gebezigd. Ook bezigde hij de woorden:
“Ik pak jou nog”, toen hij met het mes wegliep.
Het primair tenlastegelegde is daarmee in zoverre wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht bewezen dat er is gestoken met een mes. Omdat er geen machete of kapmes, is aangetroffen, kan de rechtbank onvoldoende vaststellen met wat voor een (soort) mes er is gestoken. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt verder nog dat de raadsman heeft verzocht om de getuigenverklaring van [getuige 2] bij de politie terzijde te schuiven. Dit verzoek is niet duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie. De rechtbank hoeft hier om die reden niet op te reageren.
Parketnummer 05/307711-20 [37]
Aanleiding onderzoek
Op 5 december 2019 waren meerdere politiecollega's in dienst ten behoeve van de aanpak van drugs gerelateerde criminaliteit. Bij een [supermarkt] te [plaats] werd verdachte gespot. Van verdachte is ambtshalve bekend dat hij zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. Verdachte is vervolgens gevolgd waarbij werd waargenomen dat verdachte korte tijd zijn ouderlijk huis aan de [adres 4] binnen is geweest om via de achterzijde te vertrekken en met versnelde pas in de richting van de [straatnaam 4] te lopen. Vervolgens werd waargenomen dat hij via de [straatnaam 4] uitkwam op de [adres 5] . Daar keek hij schichtig om zich heen en keek hij continu op zijn telefoon. Omstreeks 16.35 uur kwam er een voertuig aanrijden voorzien van kenteken [kenteken] . Verdachte stapte als passagier in, rechtsachter de bijrijdersstoel. Het voertuig vertrok, reed ongeveer 50 meter en stopte weer. Verdachte stapte uit en liep globaal gezien terug in de richting vanwaar hij vandaan gekomen was. Bij de verbalisanten was het vermoeden ontstaan dat er een overdracht van drugs had plaats gevonden. Verdachte werd daarop aangehouden. Ook de twee inzittenden van het voertuig werden aangehouden. In de broekzak van de bestuurder van het voertuig werden twee wikkeltjes aangetroffen, de inhoud van deze wikkels testte indicatief positief op cocaïne. Op én voor de stoel van de bijrijder werd telkens ook een wikkel aangetroffen. Onder de bijrijdersstoel werd een plastic zak met 11 wikkels aangetroffen. Uit NFI-onderzoek bleek dat de inhoud van deze wikkels cocaïne bevatte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat
verdachtezich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel in de tenlastegelegde periode.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen over verdachte zich in de periode van 8 september 2019 tot en met 5 december 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. Zij neemt hierbij de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Op 5 december 2019 is verdachte in [plaats] aangehouden. Tijdens de aanhouding werd door verdachte de mobiele telefoon die hij in zijn bezit had kapot geknepen. [38] In de telefoon zaten 2 simkaarten, de een met telefoonnummer [telefoonnummer 1] en de ander met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Van deze telefoonnummers zijn de historische gegevens gevorderd tussen 5 juni en 5 december 2019. [39]
Uit de historische gegevens kan worden afgeleid dat er
in de periode 23 november 2019 tot en met 5 december 2019tien contacten hebben plaatsgevonden tussen telefoonnummer [telefoonnummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 3] en twee contacten tussen [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [40]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] haar nummer is. De contacten vonden volgens [getuige 7] plaats voor de aankoop van cocaïne bij ‘ [naam 1] ’. In de periode van november 2019 tot en met juli 2020 had zij meerdere malen contact met ‘ [naam 1] ’ om cocaïne te kopen. Zij had ongeveer tien keer iets bij hem gekocht. ‘ [naam 1] ’ kwam opdringerig op haar over en stuurde veel reclame-sms’jes. Voor € 20,- kreeg zij een halve gram cocaïne. [41] Ze had nooit bij een ander dan [naam 1] gekocht. [42] [getuige 7] heeft verklaard dat zij de echte naam van ‘ [naam 1] ’ niet kent. Zij omschrijft hem als klein , [lengte] meter lang, [huidtint 1] [haardracht 2] , [afkomstig uit land] jongen en draagt een trainingspak. Verder heeft [getuige 7] (op 6 juli 2020) verklaard dat ‘ [naam 1] ’ (in elk geval een jaar geleden) in de [adres 4] woonde. [43]
Uit de historische gegevens kan verder worden afgeleid dat er
in de periode 1 november 2019 tot en met 5 december 2019vier contacten hebben plaatsgevonden tussen telefoonnummer [telefoonnummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 4] en dertien contacten tussen [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [44]
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat het nummer [telefoonnummer 4] van hem is en dat de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] waarschijnlijk van een of andere [naam 1] moeten zijn. Over [naam 1] verklaart [getuige 8] dat het niet zomaar een dealer was, maar een pusher. Hij werd meerdere malen per dag met berichten bestookt en als hij niet reageerde dan werd hij zelfs door [naam 1] gebeld. In de berichten stonden aanbiedingen waarin korting werd aangeboden. Onder de berichten stond als afzender ‘ [naam 2] ’ omdat hij zichzelf ‘ [naam 2] ’ noemt. [getuige 8] heeft verder verklaard dat hij voor het laatst bij [naam 1] dan wel [naam 2] op 5 december 2019 cocaïne heeft gekocht. [45] [getuige 8] omschrijft [naam 1] dan wel [naam 2] als volgt: [afkomstig uit land] jongen, [haartint 2] [haardracht 2] haar, vaak gekleed in een trainingspak, circa [lengte] meter lang, schichtig persoon die veel om zich heen kijkt en opdringerig in de omgang. [naam 1] was zijn vaste dealer in [plaats] . [46] De echte naam van [naam 1] / [naam 2] weet hij niet. [getuige 8] weet wel dat hij uit [plaats] komt. Verspreid over 2018 en 2019 had hij voor een paar duizend euro bij [naam 1] / [naam 2] aan cocaïne gekocht. In 2018 was dat heel veel en in 2019 heel weinig. [47] In de periode van september tot december 2019 heeft hij twee à drie keer cocaïne gekocht. Het was die keren altijd dezelfde persoon: [naam 1] . [48]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard dat verdachte bij de politie bekend staat onder de bijnamen: [naam 2] , [naam 2] , [naam 1] , [naam 1] , [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] . [49]
De woning aan de [adres 4] betreft het ouderlijk huis van verdachte. [50] Verdachte stond hier vanaf 2008 ingeschreven (met uitzondering van de periodes die hij gedetineerd was). [51] Vanaf 30 oktober 2018 tot en met 10 november 2019 heeft verdachte gedetineerd gezeten, waarbij vanaf 2 september 2019 sprake was van een verblijf op een zeer beperkt beveiligde afdeling. [52] Verdachte kon overdag naar het werk en had toen op één weekend na, alle weekenden verlof.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de bij hem aangetroffen telefoon niet van hem was, maar dat hij deze telefoon twee uurtjes voor iemand bij zich moest houden. In verband met zijn veiligheid wil verdachte de naam van deze persoon niet noemen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte, nu de verdachte deze onvoldoende heeft geconcretiseerd of verifieerbaar gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de getuigen [getuige 7] en [getuige 8] beide via de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] cocaïne hebben besteld. De door deze getuigen gegeven omschrijving van de drugsdealer komen met elkaar overeen. Details uit de verklaringen van deze getuigen over [naam 1] / [naam 2] / [naam 1] komen bovendien overeen met de gegevens over verdachte uit andere bewijsmiddelen, zoals het adres, de woonplaats en de bijnaam van verdachte. Ook het feit dat verdachte [getuige 8] verklaart dat hij ten opzichte van 2018 in 2019 heel weinig drugs bij [naam 1] / [naam 2] heeft gekocht, kan worden verklaard door het feit dat verdachte een groot deel van 2019 gedetineerd heeft gezeten. Naar het oordeel van de rechtbank is verder op de foto van de Nederlandse Identiteitskaart van verdachte, afgegeven op 26 april 2019, te zien dat verdachte [haartint 2] / [huidtint 1] [haardracht 2] heeft. [53] Dat verdachte geen zichtbare [haardracht 2] heeft op de politiefoto van 5 december 2019, doet daar niet aan af. Het is algemeen bekend dat door middel van haarproducten en apparatuur het haar gestyled kan worden.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien kan dan ook worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon is geweest met daarin de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] en dat hij
in de periode van 1 november 2019 tot en met 5 december 2019aan meerdere personen op meerdere momenten cocaïne heeft verkocht, verstrekt en afgeleverd. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van de overige tenlastegelegde periode
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook in de periode van 8 september 201 tot en met 31 oktober 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. Het enkele feit dat er contactmomenten zijn geweest tussen de telefoonnummers van de drugsafnemers/getuigen en de bij verdachte aangetroffen telefoonnummers, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van verkoop, aflevering en verstrekking van harddrugs te komen in die tenlastegelegde periode. De rechtbank kan daarnaast niet uitsluiten dat de (bij verdachte aangetroffen) telefoonnummers ook door een ander in gebruik zijn geweest. Op basis van de getuigenverklaringen van [getuige 9] , [getuige 10] , [getuige 11] , [getuige 12] , [getuige 13] , [getuige 14] en [getuige 15] , kan niet althans onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte in de tenlastegelegde periode aan deze personen drugs heeft verkocht. Ook zijn zij niet geconfronteerd met een foto van verdachte, waardoor ook via die weg de identiteit van degene die hen drugs verkocht niet is bevestigd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van drugshandel in de periode van 8 september tot en met 31 oktober 2019.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder parketnummer 05/233334-20 en het tenlastegelegde onder parketnummer 05/307711-20 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/233334-20
Primair
hij op
of omstreeks12 september 2020 te Wageningen, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen,
althans eenmaal,met een
machete/ (kap)mes,
althans een steekvoorwerp,in/op
de arm(en) en/ofde polsen en/of
benen
en/of knieënen/of elders in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of ingehakt, en
/ofdie [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/307711-20
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van
8 september1 november 2019 tot en met 5 december 2019 te Wageningen
, in elk geval in Nederland, (telkens
)opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/233334-20, primair:
Medeplegen van poging tot doodslag;
Parketnummer 05/307711-20:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

Parketnummer 05/233334-20:
Beroep op noodweer
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is geweest van noodweer en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte het feit heeft begaan ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. [slachtoffer] is achter verdachte aangerend met een houten voorwerp, heeft hem vastgepakt en heeft geweld tegen hem gebruikt. Van verdachte kon niet worden verwacht dat hij zich aan de aanranding zou onttrekken (nadat hij dat al eerst had geprobeerd door weg te rennen). Het toegepaste geweld door verdachte staat volgens de raadsman niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op noodweer moet worden verworpen. Verdachte en zijn mededaders hebben de confrontatie met [slachtoffer] opgezocht, waarbij zij met stenen de ruiten van [slachtoffer] hebben ingegooid. [slachtoffer] was in zijn woning en mocht zich tegen het onmiddellijk dreigende gevaar voor aanranding verdedigen. Aan verdachte en zijn mededaders komt al om die reden geen beroep op noodweer toe, aldus de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer dient vast te staan dat voor de verdachte een noodweersituatie heeft bestaan. Met andere woorden of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] met een mes en samen met zijn mededaders naar [slachtoffer] is toegegaan en dat hij daar samen met zijn mededaders stenen heeft gegooid naar de woning van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van hun gedrag – naar de kern bezien – als aanvallend moeten worden aangemerkt. In het algemeen kan niet worden uitgesloten dat degene die een confrontatie opzoekt alsnog in een noodweersituatie kan komen te verkeren. Die situatie kan zich onder meer voordoen als degene die de confrontatie heeft opgezocht wordt geconfronteerd met buitensporig geweld dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging van de aangerande overschrijdt. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] -door achter [verdachte] aan te rennen (met een snijplank), hem vast te pakken en vast te blijven houden- de grenzen van diens recht op zelfverdediging te buiten is gegaan. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] de verdachte
wederrechtelijkheeft aangevallen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
Het feit is strafbaar.
Parketnummer 05/307711-20:
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat de eis van 36 maanden te hoog is, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en het aandeel dat aan aangever kan worden toegedicht. Verder heeft hij verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat er in de handen en benen is gestoken en niet in de meest vitale delen van het lichaam, zoals de buik, rug of het gezicht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en met het feit dat een onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd wordt verklaard.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte is zijn twee mededaders naar de woning van het slachtoffer gegaan. Zij hebben daar met stenen naar de voorruit van het slachtoffer gegooid en hebben geroepen dat hij naar buiten moest komen en dat ze hem gingen doden. Ze bleven met stenen gooien totdat het slachtoffer zich genoodzaakt voelde om naar buiten te gaan om een einde aan de situatie te maken. Er ontstond vervolgens een vechtpartij waarbij verdachte en zijn mededaders richting het slachtoffer geweld hebben toegepast door hem te schoppen en te slaan. Het slachtoffer werd door verdachte meermalen met een mes gestoken. Een van de mededaders sloeg het slachtoffer ook meermalen met een broodplank. Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer bloedend achtergelaten. Het handelen van verdachte en zijn mededaders levert een ernstig geweldsfeit op. Dergelijke geweldsfeiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsmisdrijven hiervan bij hun dagelijks functioneren nog lange tijd de gevolgen ondervinden. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen en de stukken van de vordering van de benadeelde partij. Het slachtoffer heeft aan het feit PTSS en een zware depressie overgehouden. Het slachtoffer heeft voorts meerdere operaties moeten ondergaan aan het opgelopen letsel aan zijn handen. Uit het medisch journaal betreffende het slachtoffer volgt dat hij op 7 mei 2021 is geopereerd aan een zwelling in het litteken in zijn rechter handpalm. Uit een brief van het [naam ziekenhuis] van 1 juli 2021 volgt dat [slachtoffer] op 1 juli 2021 is geopereerd vanwege letsel aan een spier/pees in zijn hand. Tijdens deze operatie is de verloren functie van de strekpees in de duim overgenomen door een strekpees van de wijsvinger. Ten gevolge van de operatie moest het slachtoffer vier weken in het gips, gevolgd door handtherapie. Verder heeft er een littekencorrectie plaatsgevonden in de rechterbovenarm. Uit een brief van revalidatiespecialisten Klimmendaal van 6 april 2021 volgt dat het slachtoffer ernstig is beperkt in zijn participatiemogelijkheden. Er is sprake van persisterende pijnklachten en duidelijk aanwezige beperkingen in functionaliteit. Een volledig herstel naar de uitgangssituatie van 100% is niet haalbaar. Het opgelopen letsel is aldus zeer ernstig te noemen. Het slachtoffer zal hier waarschijnlijk de rest van zijn leven de gevolgen van ondervinden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs (cocaïne) gedurende bijna vijf weken. Door de drugshandel heeft verdachte het gebruik van harddrugs onder zijn afnemers bevorderd. Verdachte bestookte zijn afnemers met reclame-sms’jes waarin de drugs met korting werd aangeboden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de verscheidene soorten van harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder meer vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Met het plegen van dit feit heeft verdachte slechts zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad. Ook heeft hij niet nagedacht over de ernstige gevolgen van zijn gedrag voor anderen, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De feiten rechtvaardigen de oplegging van een (langdurige) gevangenisstraf.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2021 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de gepleegde feiten eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten de handel in harddrugs en mishandeling. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee bij de bepaling van de hoogte van de straf.
De rechtbank houdt verder rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 14 april 2021 volgt dat verdachte sinds zijn dertiende met justitie in aanraking komt en dat er op alle leefgebieden problemen bestaan die de kans op nieuwe justitiecontacten doen toenemen. Volgens de reclassering lijkt de meest ernstige de verstandelijke beperking van verdachte te zijn. Door gebrek aan eigen inzicht, een zwak en negatief sociaal milieu, tal van praktische problemen en vermoedens van middelenproblematiek, is er sprake van een cocktail aan invloeden die elkaar negatief beïnvloeden. Volgens de reclassering lijkt verdachte te beperkt om de gevolgen van zijn keuzes te kunnen overzien en vaart hij volledig op adviezen en invloeden van zijn directe omgeving.
Uit het reclasseringsadvies volgt verder dat er vanuit de reclassering, het Veiligheidshuis, de gemeente en overige (hulpverlenings)instanties jarenlang inzet is gepleegd op verdachte en zijn stamgezin. Het resultaat van de inzet is volgens de reclassering nihil geweest. Om deze reden heeft het Veiligheidshuis besloten om zijn pogingen te staken en ook ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor een ambulant traject. In het verleden zijn er tevergeefs verschillende pogingen gedaan om betrokkene toe te leiden naar een (forensische) woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Er werd geadviseerd om te starten in een SGLVG-kliniek. Vanwege een gebrek aan motivatie en het ontbreken van een passend juridisch kader is het volgens de reclassering nooit zover gekomen. Een intrinsieke motivatie wordt door de reclassering niet gezien. Gedragsverandering lijkt enkel door externe factoren in beweging gezet te kunnen worden. De reclassering schat het algemene recidiverisico en het risico op geweld (letselschade) hoog in. Zij adviseren een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien op basis van de beschikbare informatie geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
NIFP-rapportage
Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek door GZ-psycholoog [naam 5] van het NIFP. De deskundige heeft in haar rapport van 21 april 2021 gesteld dat eventuele psychiatrische stoornissen en/of persoonlijkheidsproblematiek niet te constateren zijn maar ook niet zijn uit te sluiten. Nu verdachte niet onderzoekbaar was konden door de deskundige geen adviezen worden gegeven over de stoornissen, toerekenbaarheid, het recidiverisico en de strafmodaliteit. De deskundige achtte een klinische observatie geïndiceerd om tot een advies te kunnen komen.
Tijdens de pro forma zitting van 9 juni 2021 heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat een klinische observatie in het Pieter Baan Centrum niet noodzakelijk is en dat verdachte niet mee zou werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft -met name gelet op de houding van verdachte- de vordering van de officier van justitie tot klinische observatie in het Pieter Baan Centrum afgewezen. De rechtbank overweegt dat zij geen rekening kan houden met mogelijke persoonlijke omstandigheden van verdachte in dit verband, nu deze de rechtbank onvoldoende bekend zijn. Dit is het gevolg van het gebrek aan medewerking van verdachte. Nu de rechtbank geen handvatten heeft voor de oplegging van een voorwaardelijk deel en de reclassering ook geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen, ziet de rechtbank geen andere oplossing dan een kale afstraffing.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden passend en geboden is met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is daarmee tot een hogere straf gekomen dan dat de officier van justitie heeft geëist. Naast de ernst van de feiten en het forse strafblad van verdachte, heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf ook acht geslagen op het feit dat verdachte geen enkel berouw heeft getoond over zijn handelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het (primair bewezenverklaarde) feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert (na een aanpassing ter terechtzitting) € 2.031,65 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld, telkens/allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, waarbij het bedrag van de gevorderde kosten voor de kleding kan worden gematigd. De officier van justitie heeft verzocht om toekenning van de wettelijke rente en hij vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft hij gevorderd dat wordt bepaald dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de verzochte vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de materiële posten het volgende aangevoerd. Hij heeft zich gerefereerd aan de gevorderde reiskosten, het bedrag aan eigen risico en de medische kosten. Hij heeft verzocht het bedrag aan kledingkosten te schatten op € 100,-. Hij heeft verzocht de vordering ten aanzien van de gevorderde kosten voor het verblijf in het ziekenhuis niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet is gebleken dat er enige kosten zijn gemaakt en er slechts een forfaitair bedrag is gevorderd. De gevorderde schadevergoeding aan huishoudelijke hulp is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd en de vaststelling daarvan levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De raadsman heeft verzocht ook dit deel niet ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman verzocht het bedrag aanzienlijk te matigen, waarbij de rol van de benadeelde partij bij het voorval wordt meegenomen en de onzekerheden rond het herstel van het letsel. Hij heeft primair verzocht het bedrag aan immateriële schade te bepalen op € 3.000,-. Subsidiair heeft hij verzocht het bedrag te bepalen op € 5.000,-.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte onder parketnummer 05/233334-20 rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende materiële schadeposten het volgende:
- Reiskosten - € 82,94
De opgevoerde reiskosten met betrekking tot het slachtoffergesprek van (39 km ad € 0,26 =) € 10,14 zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in art. 51f, eerste lid, Sv. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 361, zesde lid, Sv kan de verdachte echter wel worden verwezen in deze door de benadeelde partij gemaakte kosten. Op die grond liggen deze kosten wel voor toewijzing gereed.
De overige gevorderde reiskosten (€ 72,80) zullen worden toegewezen.
- Eigen risico 2020 en 2021 - € 541,23
Deze schadepost is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Kosten medipoint - € 247,50
Deze schadepost is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Kosten kleding - € 214,98
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag toewijsbaar is tot € 100,-. Het overige deel van deze schadepost is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard,
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding - € 210,-
Deze schadeposten is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
- Vergoeding huishoudelijke hulp - € 735,-.
Deze schadeposten is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
In totaal zal de rechtbank de materiële vordering toewijzen voor een bedrag van
€ 1.906,53.Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van blijvende littekens aan zijn benen, handen en nek en daarnaast een beperkte functionaliteit aan de handen, waarbij een volledig herstel niet haalbaar wordt geacht. Ook heeft de benadeelde partij door de poging tot doodslag geestelijk letsel in de vorm van PTSS en een depressie opgelopen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 20.000,- vaststellen.
Proceskostenvergoeding
De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, tot op heden begroot op € 10,14, zijnde de reiskosten ten behoeve van het slachtoffergesprek met de officier van justitie.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schade verschuldigd. Gelet op de omstandigheid dat er sprake is van verschillende schadeposten met verschillende momenten waarop de desbetreffende kosten zijn gemaakt, zal de rechtbank bepalen dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 1 februari 2021, ongeveer gelegen in het midden van de gehele periode waarin de schadeposten zijn ontstaan (12 september 2020 t/m 15 juli 2021).
Verdachte is vanaf 12 september 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan smartengeld verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het voorwerp, te weten een mobiele telefoon ( [merk mobiel] ) met behulp waarvan het feit onder parketnummer 05-307711-20 is begaan of voorbereid, verbeurd verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 45, 47, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van het beslag:
 verklaart verbeurd de mobiele telefoon ( [merk mobiel] );
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij:
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/233334-20 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van:
-
€ 1.906,53aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
-
€ 20.000,-aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
€ 10,14;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag te betalen van:
-
€ 1.906,53aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en
-
€ 20.000,-aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als het bedrag, totaal
€ 21.906,53, niet wordt betaald, kunnen
144 dagen gijzelingworden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2021.
mr. J.J.H. van Laethem is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 0N4R020121 (BOON), dossiernummer PL0600-2020433635 en PL0600-2020433473, gesloten op 6 november 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 93.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 12 september 2020, p. 41.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94, 95 en 96.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen meldkamer gesprekken, p. 202-203
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 13 september 2020, p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
16.Letselinterpretatie, p. 279-283.
17.Letselinterpretatie, p. 283.
18.Letselinterpretatie, p. 284.
19.Letselinterpretatie, p. 285.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 55-56.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 256-257.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 3] ), p. 309; foto, p. 49.
23.Foto p. 104.
24.Foto, p. 49 en 104.
25.ID-staat, p. 240.
26.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2021.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 58-59.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 62.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 66-67.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 77.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 78.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 79.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 80-81.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. pd1-15; proces-verbaal van verhoor verdachte M. [medeverdachte 1] , p. PD2-14 t/m 28; proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] , p. 117.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend).
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend); proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2021 (aanvullend).
37.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020392214, gesloten op 17 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
38.Proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2019542804-5; Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 36.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 7] d.d. 6 juli 2020, p. 247-248.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 7] d.d. 6 juli 2020, p. 246-247.
42.Proces-verbaal getuigenverhoor van [getuige 7] bij de rechter-commissaris d.d. 1 juni 2021.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 7] d.d. 6 juli 2020, p. 246.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 8] d.d. 22 juni 2020, p. 287 en 289.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 8] d.d. 22 juni 2020, p. 287.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 8] d.d. 22 juni 2020, p. 288.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 8] d.d. 22 juni 2020, p. 290.
48.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 8] bij de rechter-commissaris d.d. 18 augustus 2021.
49.Proces-verbaal relaas, p. 31.
50.Proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2019542804-5.
51.Informatiestaat SKDB-persoon van de Justitiële informatiedienst d.d. 6 juli 2021.
52.Registratiekaart d.d. 23 maart 2021 betreffende verdachte.
53.Informatiestaat SKDB-persoon van de Justitiële informatiedienst d.d. 6 juli 2021 (ook dossierpagina 34).