ECLI:NL:RBGEL:2021:4886

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
05/062110-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 13-jarig meisje door een 21-jarige man met gebruik van geweld en bedreiging

Op 13 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, wat hoger is dan de 27 maanden die door de officier van justitie was geëist. De rechtbank oordeelde dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht deed aan de ernst van het feit. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer, evenals het overwicht dat de verdachte op haar had tijdens de daad. De feiten vonden plaats op 7 januari 2021, toen het slachtoffer, na weglopen van haar opvanggezin, door de verdachte werd opgepikt. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook de psychische schade van het slachtoffer erkend en een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/062110-21
Datum uitspraak : 13 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2000 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Kilder, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2007) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , door zijn penis en/of één of meer vingers in haar vagina te brengen, en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte,
- (toen die [slachtoffer] bij hem in de auto stapte) de deuren heeft vergrendeld en/of
- (vervolgens) met haar naar een afgelegen parkeerplaats is gereden en/of
- heeft gezegd dat hij haar kan brengen onder de voorwaarde dat ze hem geld geeft of voor seks
en/of
- heeft gezegd dat zij haar kleding uit moest trekken en/of
- heeft gezegd dat zij op de achterbank moest gaan zitten/liggen en/of
-
heeft gezegd dat zij uit moest stappen en/of (vervolgens) tegen de auto aan moest leunen en/of
(hierbij) door haar knieën moest gaan en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of uit feitelijk overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet, althans onvoldoende, aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te Kilder, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vingers in haar vagina.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is geen sprake geweest van dwang door middel van feitelijkheden of geweld, maar van vrijwillige seks. De verklaringen van aangeefster zijn wisselend en tegenstrijdig en vinden onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
In haar aangifte heeft aangeefster [slachtoffer] verklaard dat ze in de vroege nacht van 6 januari 2021 ruzie kreeg met haar opvangouders en dat ze toen is weggelopen vanuit hun huis in Doetinchem. Toen ze bij het station liep zag ze bij een huis licht branden. Ze mocht binnenkomen en mocht van de bewoner haar vriend [getuige 1] bellen. [getuige 1] wilde of kon haar niet ophalen.
Omdat ze op sokken en zonder jas liep heeft die man haar een jas en soort van tuinschoenen gegeven. Toen is ze weer verder gaan lopen. Onderweg stopte er een auto waarvan de bestuurder vroeg of ze hulp nodig had. Ze vertelde dat ze naar haar moeder in Arnhem wilde en de bestuurder zei dat hij haar daar wel heen wilde brengen. Hij moest alleen wat vrienden droppen die in zijn auto zaten en daarna zou hij terug komen. Zij heeft toen zeker veertig minuten gewacht en toen kwam hij terug. De man vroeg of ze nog een lift nodig had en ze stapte in. Op het moment dat ze instapte hoorde ze dat de deuren vergrendeld werden. De man zei daarbij nog dat ze niet raar moest denken omdat hij zelf neefjes en nichtjes heeft van dezelfde leeftijd. Aangeefster vertelde dat ze 13 jaar is, waarop hij zei dat als ze jonger was, hij haar had laten staan. Vervolgens heeft ze hem verteld waar ze vandaan kwam en dat ze ruzie had gehad met haar begeleidster. Ze vertelde weer dat ze 13 jaar is en dat ze naar Arnhem wilde. De man zei toen dat ze eerst ergens heen zouden gaan waar ze rustig konden roken. Aangeefster zei daarop dat dat niet hoefde en dat ze wel direct naar Arnhem konden gaan, maar de man wilde dit niet omdat hij eerst ergens wilde roken. Aangeefster had toen al spijt dat ze was ingestapt.
De man reed naar een parkeerplaats bij een bos. Daar rookte hij in de auto een sigaret. Vervolgens zei hij dat hij aangeefster wel kon brengen, maar onder één voorwaarde; of ze gaf hem geld “of dat andere, maar dat kan ik niet van je vragen.” Aangeefster kon wel raden wat hij daarmee bedoelde en ze dacht direct dat dit alleen maar fout kon gaan. De man vroeg of hij haar buik mocht zien omdat het volgens hem vaker voor was gekomen dat er iemand in de auto zat met een zendertje. Aangeefster zei nog dat als ze in Arnhem waren, ze geld kon vragen aan iemand, maar de man zei dat hij dat zo niet wilde doen. Het volgende moment vroeg hij “laat me dan in ieder geval aan je billen zitten.” Aangeefster zei daarop “liever niet.” De man zei toen dat als de politie hem zou tegenhouden (de rechtbank begrijpt: aantreffen) met een minderjarig meisje, hij vast zou komen te zitten en dat hij daarom in ieder geval aan haar billen wilde zitten dan had hij iets seksueels gehad. Daarna zei hij dat ze haar broek uit moest doen. Aangeefster zei dat ze dat liever niet wilde, hij zei dat hij dan zijn ding had kunnen doen voor het geval hij klem gereden zou worden met de auto. Aangeefster dacht toen dat tegenstribbelen geen zin had omdat ze toch geen keus had. Aangeefster had spijt dat ze was ingestapt en was vooral erg bang dat ze zou worden achtergelaten in het bos of dat ze zou worden neergeschoten. De man zei vervolgens dat ze alles uit moest trekken. Aangeefster gaf aan dat ze dat liever niet wilde, maar ze kon geen kant op en is zich toen gaan uitkleden. Ze zat toen nog voorin in de auto. De man zei haar daarop dat ze op de achterbank moest gaan liggen. Aangeefster heeft toen eerst haar kleren weer aangedaan, is uitgestapt, is buitenom naar de achterbank gelopen en heeft daar haar kleren weer uitgedaan. Ze deed dit omdat ze bang was dat hij weg zou rijden met haar kleren. Aangeefster lag op haar rug, het portier bij haar hoofd was dicht en het portier bij haar voeten was open. Hij deed eerst zijn vinger in haar vagina en daarna deed hij zijn vinger in zijn mond; dat deed hij vaker. Hij ging met zijn vinger heen en weer. Toen deed hij zijn kleren uit en ging hij met zijn geslacht in haar geslacht heen en weer. Dit duurde ongeveer vijf minuten en toen moest ze buiten de auto gaan staan. Hij is in de auto klaargekomen. Dat weet ze omdat het wit op haar buik was en hij naderhand zei dat hij twee keer was klaargekomen. Ze moest buiten leunen tegen de auto en door haar knieën en toen ging hij weer met zijn geslacht in haar geslacht. Daarna zei hij “Als je me maar niet gaat snitchen.” Aangeefster heeft toen gezegd dat hij ermee op moest houden omdat ze anders wel haar mond open zou trekken. Toen stopte hij ook. In de auto mocht ze haar vriend [getuige 1] bellen. Verdachte toetste op zijn telefoon eerst #31# zodat ze anoniem zou bellen. De man belde [getuige 1] en zei dat hij een meisje in de auto had zitten die had gezegd dat [getuige 1] haar op zou halen. De man zei toen dat hij haar af kon zetten bij de Mediamarkt in Doetinchem. [getuige 1] zou de man terugbellen, maar hij wilde zijn telefoonnummer niet geven. Toen kreeg aangeefster [getuige 1] aan de telefoon en heeft ze hem gevraagd om hij haar bij de Mediamarkt op te halen. Toen ze de telefoon van de man kreeg zag ze op zijn telefoon “ [verdachte] ” staan. Ze confronteerde hem ermee dat hij eerder had gezegd dat hij een andere naam had. De man zei toen dat het een gestolen telefoon was.
De man reed vervolgens naar een industrieterrein en heeft haar op het industrieterrein bij Kuster Oil afgezet. Hij zei dat hij even naar zijn oma moest om iets op te halen. De man zei dat hij daarna zou terugkomen. [2]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 7 januari 2021 aangeefster met de auto heeft opgepikt, met haar heeft rondgereden en in Kilder seks met haar heeft gehad. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er die nacht een meisje bij hem aan de deur stond dat vroeg of ze mocht bellen. Het meisje vertelde hem dat ze was weggelopen en dat ze onderweg was naar haar moeder in Arnhem. Vervolgens hoorde hij haar bellen met een jongen met de vraag of die haar op kon halen, maar die jongen zei dat dat niet kon. Aangeefster vertelde hem dat dat een vriend uit Arnhem was. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 6 januari 2021 op 7 januari 2021 verschillende keren telefonisch contact heeft gehad met aangeefster. Op 7 januari 2021 om 00:42 uur had hij voor de eerste keer telefonisch contact met haar. Aangeefster heeft hem toen gezegd dat ze bij een man had aangebeld en dat ze daar mocht bellen. Ze vroeg of [getuige 1] haar daar wilde ophalen; dat wilde hij niet. Om 02:37 uur is hij gebeld door een privénummer [de rechtbank begrijpt: een anoniem nummer]. Hij kreeg een jongeman aan de telefoon. Deze jongeman vertelde hem dat aangeefster bij hem in de auto zat. Hij had haar met alleen sokken aan op straat zien lopen en zag dat ze aan het liften was. Hij was met vrienden langs gereden en had gezegd dat ze maar in moest stappen. Dat meisje had dat gedaan en zij had hem het telefoonnummer van [getuige 1] gegeven om te bellen. De man vroeg of [getuige 1] haar op wilde halen in Doetinchem bij de Mediamarkt. Daarna kreeg hij aangeefster zelf aan de telefoon. [getuige 1] vertrouwde het niet en heeft de politie gevraagd naar de Mediamarkt te komen. De politie is daar geweest, maar heeft haar daar niet aangetroffen. [5] Als de politie op 10 januari 2021 met aangeefster op zoek gaat naar de route die zij de bewuste nacht heeft afgelegd, wijst aangeefster als pleegplaats de parkeerplaats Hettenheuvel aan, gelegen aan de Hooglandseweg tussen Kilder en Zeddam. De verbalisant ziet dat aangeefster de bewuste parkeerplaats aanwijst en geschrokken leek, verbalisant hoort dat aangeefster zegt dat ze er niet heen wilde en bang leek. [6]
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van aangeefster en verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte in de vroege ochtend van 7 januari 2021 op een parkeerplaats nabij een bos in Kilder seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster, en dat die handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster.
Op grond van de verklaring van aangeefster stelt de rechtbank ook vast dat verdachte aangeefster tot deze seks heeft gedwongen. De verklaring van aangeefster wijkt in zoverre af van hetgeen verdachte bij de politie en op de zitting heeft verklaard. Hij heeft immers verklaard dat de seks en de aanrakingen met instemming van aangeefster plaatsvonden. Volgens verdachte zag hij aangeefster staan en heeft hij haar laten instappen omdat het niet goed voelde dat zij daar alleen stond. Er is niet of in ieder geval niet duidelijk door aangeefster gezegd dat zij naar Arnhem wilde. Ze hebben wat rondgereden en gepraat en zijn ergens gestopt om te roken. Aangeefster is begonnen met zoenen en te voelen met haar handen. Daarna hebben ze seks gehad. De seks ging van hen beiden uit. Door de manier waarop aangeefster sprak dacht hij dat ze 18 jaar oud was.
Die nacht waren verder geen andere getuigen aanwezig en ander bewijsmateriaal voor de tenlastegelegde dwang ontbreekt in het dossier. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat de door de aangeefster verklaarde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, zodat op alleen die verklaring de bewezenverklaring van dat onderdeel van de tenlastelegging kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank is de aangifte van aangeefster voldoende betrouwbaar om als bewijs te gebruiken. Aangeefster heeft tijdens haar aangifte een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Die verklaring stemt op essentiële onderdelen – in het bijzonder dat verdachte de deuren van de auto vergrendelde, wilde dat zij haar kleren zou uitdoen, dat zij seks met hem moest hebben en dat hij achteraf zei dat zij haar mond moest dichthouden – overeen met de inhoud van de door aangeefster afgelegde verklaring tijdens het informatief gesprek zeden op 7 januari 2021 en met hetgeen aangeefster de volgende dag aan getuige [getuige 3] heeft gezegd. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster op punten ook afwijken, zoals het antwoord op de vraag wie de kleding van aangeefster uittrok. Die punten zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang en doen aan de betrouwbaarheid van de verklaring dat aangeefster tot het ondergaan van seksuele handelingen is gedwongen niet af. Uit niets blijkt dat aangeefster haar verklaring heeft verzonnen of heeft willen aandikken.
Waardering steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster ook in belangrijke mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van aangeefster dat verdachte eerder die avond al langs haar is gereden met vrienden en dat hij later terug is gereden om haar op te halen, steun vindt in zowel de verklaring van getuige [getuige 1] als in de verklaring van verdachte. [getuige 1] heeft hierover verklaard dat verdachte hem aan de telefoon heeft verteld dat hij met vrienden langs haar heen was gereden en dat zij uiteindelijk bij hem in de auto was gestapt. Verdachte heeft hierover op zitting verklaard dat hij die avond heeft gechild met vrienden, dat hij eerder langs de plek is gereden waar aangeefster aan de weg stond en dat hij, toen hij daar later nog eens langskwam, haar had gezegd dat ze met hem mee kon rijden.
De verklaring van aangeefster over het feit dat ze aan verdachte heeft gevraagd of hij haar naar Arnhem wilde brengen vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige 2] , die aangeefster heeft horen zeggen dat ze naar haar moeder in Arnhem wilde, en het gegeven dat haar moeder ook inderdaad in Arnhem woont.
De verklaring van aangeefster over het feit dat ze, toen ze in de auto zat, aan verdachte heeft verteld dat ze 13 jaar is en dat ze verdachte toen heeft horen zeggen dat hij zelf nichtjes en neefjes heeft van dezelfde leeftijd, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaring van verdachte die daarover bij de politie en ter zitting heeft verklaard dat hij inderdaad nichtjes en neefjes heeft van ongeveer dezelfde leeftijd.
De verklaring van aangeefster over het feit dat verdachte, toen ze [getuige 1] mocht bellen, eerst #31# intoetste omdat hij anoniem wilde blijven, vindt niet alleen steun in de verklaring van de getuige [getuige 1] dat hij gebeld werd met een anoniem nummer, maar ook in de verklaring van verdachte, die ter zitting heeft verklaard dat hij inderdaad #31# heeft ingetoetst voordat hij aangeefster met zijn telefoon liet bellen. Daarin ziet de rechtbank ook steun voor de verklaring van aangeefster dat verdachte haar een valse naam heeft opgegeven en ook voor de verklaring dat toen zij hem met de naam [verdachte] confronteerde hij daarover heeft gelogen.
Verder vindt hetgeen aangeefster heeft verklaard over het feit dat ze [getuige 1] die avond zeker twee keer heeft gebeld, waarvan één keer in de auto, niet alleen steun in de verklaring van [getuige 1] die daarover hetzelfde heeft verklaard, maar ook in de verklaring van verdachte die hij ter zitting heeft afgelegd, namelijk dat hij [getuige 1] ook aan de telefoon heeft gehad.
De verklaring van aangeefster dat ze afgezet zou worden bij de Mediamarkt in Doetinchem vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , die daarover heeft verklaard dat hij met de man aan de telefoon, zijnde verdachte, had afgesproken dat hij aangeefster bij de Mediamarkt in Doetinchem zou afzetten.
Tot slot vindt de verklaring van aangeefster, dat de seks tegen haar wil heeft plaatsgevonden, steun in de waarneming van de verbalisant dat aangeefster geschrokken en bang lijkt op het moment dat ze wordt geconfronteerd met de bewuste parkeerplaats.
Dit steunbewijs past niet bij de lezing van verdachte dat hij aangeefster, voor zij die nacht bij hem in de auto stapte, niet eerder had gezien of gesproken, dat tussen hen niet over de leeftijd van aangeefster is gesproken en dat hij dacht dat aangeefster 18 jaar oud was en haar hulp wilde aanbieden. Zij passen veeleer bij het door aangeefster beschreven beeld van berekenend optreden waarbij verdachte aangeefster bewust heeft opgehaald en zijn identiteit verborgen heeft gehouden en vervolgens over de (seksuele) grenzen van aangeefster is gegaan, terwijl hij wist dat aangeefster pas 13 jaar oud was en van huis was weggelopen en naar Arnhem wilde, en dat hij aangeefster vervolgens midden in de nacht op een industrieterrein heeft achtergelaten.
Het is daarom dat de rechtbank van oordeel is dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen voldoende steun geven aan de verklaring van aangeefster om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde dwang te kunnen komen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen geachte feitelijkheden in onderlinge samenhang bezien en gelet op alle omstandigheden van het geval, zodanig van aard waren dat aangeefster zich daar redelijkerwijs niet aan heeft kunnen onttrekken of tegen heeft kunnen verzetten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan er in de context waarin de seks heeft plaatsgevonden, geen sprake zijn geweest van vrijwilligheid, nu aangeefster meermalen verbaal en non-verbaal te kennen heeft gegeven dat zij dit niet wilde en verdachte, ondanks dat, steeds is doorgegaan.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2021 te Kilder,
althans in Nederland, door
geweld of eenandere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2007) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , door zijn penis en
/oféén of meer vingers in haar vagina te brengen, en bestaande
dat geweld ofdie één
of meer anderefeitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkhedenhierin dat verdachte,
- (toen die [slachtoffer] bij hem in de auto stapte) de deuren heeft vergrendeld en
/of- (vervolgens) met haar naar een afgelegen parkeerplaats is gereden en
/of- heeft gezegd dat hij haar kan brengen onder de voorwaarde dat ze hem geld geeft of voor seks
en
/of- heeft gezegd dat zij haar kleding uit moest trekken en
/of- heeft gezegd dat zij op de achterbank moest gaan zitten/liggen en
/of- heeft gezegd dat zij uit moest stappen en/of (vervolgens) tegen de auto aan moest leunen en
/of
(hierbij) door haar knieën moest gaan en
/of- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of uit feitelijk overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en
/of- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer]
en
/of(aldus) voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet, althans onvoldoende, aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met verdachtes persoonlijke omstandigheden en met het feit dat verdachte niet eerder voor zedendelicten is veroordeeld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het advies van de reclassering van 24 augustus 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een 13-jarig meisje. Een verkrachting is een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en leidt in veel gevallen tot blijvende psychische schade. Een feit als dit roept ook in de samenleving afschuw en verontwaardiging op. Het plegen van dergelijke misdrijven draagt bovendien bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de situatie waarin aangeefster die nacht verkeerde. Immers, aangeefster is die avond boos, overstuur en zeer emotioneel vanwege haar thuissituatie bij haar opvanggezin weggelopen. Dit was verdachte ook kenbaar omdat hij haar, een jong meisje, in de nacht alleen op straat zag lopen en zag dat ze liftbewegingen maakte. Bovendien heeft zij in de auto uitgebreid haar problemen van die avond met verdachte besproken. Verdachte was dus bekend met de gesteldheid waarin aangeefster zich bevond en met haar kwetsbaarheid.
Verdachte heeft zich met zijn handelen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn feitelijk overwicht ten opzichte van het slachtoffer.
Voor aangeefster heeft de verkrachting ernstige gevolgen gehad. Het was haar eerste seksuele ervaring. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij door verdachte haar zelfvertrouwen is verloren, dat ze zich onzeker voelt en dat ze haar vertrouwen in andere mensen kwijt is. Ook heeft ze hier nog elke dag verdriet van en is ze boos. Boos om het feit dat ze oprecht dacht dat verdachte haar die avond wilde helpen, maar in plaats daarvan haar heeft misbruikt.
De rechtbank rekent het bewezenverklaarde verdachte zwaar aan.
De rechtbank zal bij de straftoemeting ook rekening houden met het rapport van de reclassering. Daaruit komt naar voren dat verdachte de afgelopen tijd sterk is afgegleden met betrekking tot zijn middelengebruik. Waar hij eerst enkel (te veel) blowde, gebruikt hij nu fors ‘Miauw Miauw’. Verdachte is hierin zodanig afgegleden dat een detox opname (en aansluitend klinische opname bij de Yes we Can clinics) noodzakelijk is. Dit is op vrijwillige basis en verdachte wil hieraan meewerken. Aangezien deze klinische opname op vrijwillige basis plaats zal vinden, wordt deze niet als bijzondere voorwaarde geadviseerd. Wel is de reclassering van mening dat aansluitend op het vrijwillige klinische traject, behandeling/begeleiding in een ambulant kader onder toeziend oog van de reclassering voortgezet moet worden.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) noemen als oriëntatiepunt voor verkrachting een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheden mee de jonge leeftijd en de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer, het overwicht dat verdachte op haar had en het feit dat zij op deze wijze haar eerste seksuele ervaring heeft moeten ondergaan. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gezien de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden dan ook passend en geboden. De rechtbank komt tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit. Voor het opleggen van een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding nu niet gebleken is dat er een relatie bestaat tussen verdachtes middelengebruik en het bewezenverklaarde handelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft mr. P.M. Breukink een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft € 5.000,- aan smartengeld gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voor het geval de rechtbank zou concluderen tot een bewezenverklaring heeft de verdediging verzocht om de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de eigen bijdrage c.q. rol van aangeefster.
Overweging van de rechtbank
Namens de benadeelde partij is gesteld dat zij tijdens de verkrachting psychische schade heeft geleden, doordat zij haar zelfvertrouwen is verloren, en nog iedere dag verdriet heeft van hetgeen is gebeurd en hiervan nog langdurig de gevolgen van zal ervaren. Gesteld is dat sprake is van een diagnose PTSS en dat de benadeelde partij EMDR-therapie volgt.
Het bestaan van deze psychische schade is niet nader is onderbouwd. Gelet op de aard en ernst van de normschending is naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende komen vast te staan dat sprake is van aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 BW. De benadeelde partij is immers slachtoffer van verkrachting door verdachte. Daarmee heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Gelet op de namens de benadeelde partij gegeven toelichting ter terechtzitting en de bedragen die in de rechtspraak in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank voldoende komen vast te staan dat in ieder geval tot een bedrag van € 5.000,- schade is geleden. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente over voormeld bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, te weten 7 januari 2021.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de
duur van 30 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt veroordeelde in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt veroordeelde in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij een bedrag te betalen van € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. L.M. Vogel en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2021.
Mr. Vogel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2021014080, gesloten op 24 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 4-14.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2021.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pag. 33-34.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 30-31.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p.20-21.