ECLI:NL:RBGEL:2021:4877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/05/386206 / HA ZA 21-170
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een strook grond en verjaringseisen in een geschil tussen een woningcorporatie en een huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Plavei, een woningcorporatie, en [ged.conv./eis.reconv.1] en [ged.conv./eis.reconv.2], die een strook grond in gebruik hebben. Plavei vorderde de ontruiming van de strook grond, die zij als eigendom claimde, terwijl [gedn.conv./eis.reconv.] zich beriep op verkrijgende verjaring. De rechtbank oordeelde dat Plavei nog steeds eigenaar is van de strook grond en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was. De rechtbank overwoog dat [gedn.conv./eis.reconv.] niet als bezitter van de strook grond kon worden aangemerkt, omdat hij deze slechts hield voor de rechtsvoorganger van Plavei. De rechtbank wees ook het verjaringsverweer van [gedn.conv./eis.reconv.] af, omdat de verjaringstermijn niet was voltooid. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op zes maanden na betekening van het vonnis. De proceskosten werden toegewezen aan Plavei.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386206 / HA ZA 21-170 / 46230
Vonnis van 29 september 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING PLAVEI,
gevestigd te Didam, gemeente Montferland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. van den Oord te Utrecht,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv.1] ,

wonende te [adres]
2.
[ged.conv./eis.reconv.2],
wonende te [adres]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. K.J.J. Kroeze te Almelo.
Partijen zullen hierna Plavei, [ged.conv./eis.reconv.1] en [ged.conv./eis.reconv.2] worden genoemd. [ged.conv./eis.reconv.1] en [ged.conv./eis.reconv.2] zullen hierna gezamenlijk [gedn.conv./eis.reconv.] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021 met de daarin genoemde processtukken;
  • de akte overleggen producties, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie van Plavei;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Plavei is een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 Woningwet en werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. Plavei is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] met een oppervlakte van 7.531 m2 waarop meerdere woningen zijn gelegen (hierna: perceel Plavei).
2.2.
[gedn.conv./eis.reconv.] is woonachtig in de woning aan de [adres] (hierna: de woning). [ged.conv./eis.reconv.1] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] (hierna: perceel [ged.conv./eis.reconv.1] ). De (vanuit de [adres] bezien) achterzijde van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] grenst aan perceel Plavei. Op dit moment heeft [gedn.conv./eis.reconv.] een strook grond gelegen op het perceel Plavei in gebruik. Dit bij [gedn.conv./eis.reconv.] in gebruik zijnde gedeelte van perceel Plavei is toegankelijk vanuit de tuin van [gedn.conv./eis.reconv.] en is thans ingericht voor het houden van honden (hierna: de strook grond).
2.3.
Met ingang van 14 juni 1994 heeft [ged.conv./eis.reconv.1] de woning gehuurd van de Vereniging tot Verbetering van de Volkshuisvesting [plaats] , zijnde een rechtsvoorganger van Plavei. In deze huurovereenkomst is het gehuurde omschreven als:
de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] inclusief de bijbehorende tuin, berging/schuur/carport/garage
2.4.
Tussen [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner als kopers en Woningstichting Bingert (rechtsopvolger van de Vereniging tot Verbetering van de Volkshuisvesting [plaats] , tevens rechtsvoorganger van Plavei) als verkoper is ten aanzien van de woning een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarna op 6 oktober 2000 de akte van levering (hierna: de leveringsakte) is gepasseerd. In de leveringsakte is onder meer opgenomen:
Verkoper heeft blijkens een met koper aangegane koopovereenkomst aan koper verkocht, in verband waarmee de comparant sub 1 op grond daarvan levert aan de comparanten sub 2, die blijkens voormelde overeenkomst van verkoper hebben gekocht en bij deze in eigendom aanvaarden, ieder voor de onverdeelde helft: de helft van het dubbel woonhuis met garage/berging, ondergrond, erf en tuin aan de [adres] , uitmakende een op het terrein kennelijk aangeduid gedeelte ter grootte als na opmeting vanwege het kadaster zal blijken van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] (…).
2.5.
Bij brief van 23 oktober 2000 heeft het Kadaster aan [ged.conv./eis.reconv.1] onder meer geschreven:
U staat nu voor onderstaand gedeeltelijk perceel vermeld als gerechtigd tot:
EIGENDOM
Adres Kadastrale aanduiding Aandeel
[adres]
2.6.
Door Plavei is een relaas van bevindingen van het Kadaster in het geding gebracht. Op de pagina die volgens de aanhef daarvan op 9 juli 2001 is opgemaakt naar aanleiding van ‘koop en verkoop’ zijn bij de verschenen belanghebbenden onder meer de namen van [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner met geboortedata genoemd. Bij ‘omschrijving van de aangewezen grenzen’ is ‘z.o.z.’ opgenomen. Bij ‘vermelding omtrent het al dan niet eensluidend zijn van de aanwijzingen’ is ‘partijen akkoord’ ingevuld. Deze pagina is ondertekend. De tweede pagina die door Plavei in het geding is gebracht is gedateerd 8 augustus 2001 en bevat een tekening van het perceel van [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner, van wie de namen ook op het ingetekende perceel zijn vermeld. Het heeft betrekking op de nieuwe percelen kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] (perceel [ged.conv./eis.reconv.1] ) en gemeente [plaats] , [kadastrale gegevens] (perceel bestaande uit tien huizen, schuren, tuinen, erven, bouwland).
2.7.
Bij akte van verdeling van 28 mei 2008 hebben [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner als deelgenoten van de gemeenschap de woning aan [ged.conv./eis.reconv.1] toegedeeld. In deze akte is de woning omschreven als:
het woonhuis met garage/berging, ondergrond, erf en tuin, plaatselijk bekend [adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [kadastrale gegevens]
2.8.
Op 29 oktober 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Plavei en [gedn.conv./eis.reconv.] over de strook grond. Bij e-mail van 7 december 2020 met als onderwerp ‘samenvatting gesprek 29 oktober’ heeft Plavei aan [gedn.conv./eis.reconv.] onder meer geschreven:
Op 29 oktober zijn mijn collega (…) en ik bij u op huisbezoek geweest. We spraken over onze plannen met de woningen aan de [adres] en de grond die u in gebruik heeft. Wij willen hier nieuwbouw ontwikkelen. In deze e-mail leest u een korte samenvatting van ons gesprek.
U woont sinds 1994 in deze woning (gehuurd van de voorganger van Plavei) en heeft hem in 2000 van de voorganger van Plavei gekocht. Tijdens de koop kwam u er achter dat de grond die u en de vorige bewoners in gebruik hadden niet bij de woning hoorde, maar eigendom is van Plavei. (…)
U geeft aan dat u deze grond graag wilt behouden. U bent juridisch aan het uitzoeken of het gebruik van deze grond inmiddels verjaard is. (…)
Wilt u voor 14 december 2020 aangeven of ik ons gesprek juist heb verwoord? Als u nog aanvullende opmerkingen heeft dan zie ik dat graag in uw reactie.
2.9.
Bij e-mail van 13 december 2020 heeft [gedn.conv./eis.reconv.] gereageerd op het aan hem toegezonden gespreksverslag en daarbij onder meer geschreven:
Dank u voor uw verslag van onze ontmoeting op donderdag 29 oktober 2020.
Als aanvulling hierop willen wij het volgende melden.
(…)
De grond, het perceel, waar nu plannen voor zijn gemaakt om woningbouw te realiseren door Plavei, is sinds de jaren ’60, door de voormalige huurder, van ons, in gebruik geweest. Daarna, in 1994, toen ik de woning ben gaan huren heb ik de betreffende weide met toebehoren en dieren overgenomen en beheert tot aan heden. Tot aan gesprek van 29 oktober 2020 heeft de rechtmatige eigenaar zich niet gemeld of een beroep gedaan op de grond en hebben wij deze inmiddels, bijna 27 jaar in gebruik. (…)
Wij hebben in het gesprek aangegeven dat wij de grond inderdaad willen behouden en hierover ook al juridische kennis voor hebben ingewonnen. Ook hebben wij in het gesprek aangegeven, gezien het termijn dan wij de grond, het perceel, in gebruik hebben, bijna 27 jaar, en er sprake is van verjaring, waarmee de grond aan ons overgedragen zou moeten worden.
Wij zullen u dan ook een verzoek sturen de grond aan ons over te dragen.
2.10.
Partijen zijn daarna nog met elkaar in gesprek gegaan over de strook grond, maar hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Op 30 maart 2021 is door Plavei de dagvaarding in deze procedure uitgebracht.
2.11.
Het door Plavei in het geding gebrachte relaas van bevindingen (zie 2.6) is op 14 juni 2021 door het Kadaster aan Plavei gestuurd. Naar aanleiding daarvan is door Plavei een vraag gesteld omdat op de twee toegezonden pagina’s uiteenlopende data staan. Bij e-mail van 16 juni 2021 heeft het Kadaster aan Plavei onder meer geschreven:
U geeft aan dat de 2 zijdes van het Veldwerk een verschillende datum hanteren. Dit komt vaker voor, op de ene zijde staat de datum van de daadwerkelijke fysieke meting. Op de andere zijde staat de datum van het daadwerkelijk opmaken en afmaken van het verslag/relaas.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Plavei vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair – samengevat – veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de strook grond te ontruimen en deze ter vrije en algehele beschikking van Plavei te stellen. Voor het geval de vordering tot ontruiming is verjaard, vordert Plavei (subsidiair) veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] tot overdracht van de strook grond om niet aan Plavei op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans (meer subsidiair) veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] tot betaling van schadevergoeding.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Plavei het volgende ten grondslag. Plavei is eigenaar van de strook grond en kan haar eigendom op grond van artikel 5:2 BW opeisen. Volgens Plavei is [gedn.conv./eis.reconv.] slechts houder van de strook grond en is hij nooit eigenaar of bezitter geworden. Voor zover [gedn.conv./eis.reconv.] al op enig moment bezitter van de strook grond is geworden, dan heeft dit bezit in ieder geval geen twintig jaar geduurd zodat haar vordering tot revindicatie niet is verjaard, aldus Plavei.
3.3.
[gedn.conv./eis.reconv.] voert verweer. Hij stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner door levering op 6 oktober 2000 eigenaar zijn geworden van de strook grond. De splitsing van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] heeft op onjuiste wijze plaatsgevonden, omdat de strook grond ten onrechte geen onderdeel uitmaakt van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] . Voor zover [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner niet op 6 oktober 2000 eigenaar zijn geworden van de strook grond, beroept [gedn.conv./eis.reconv.] zich op verkrijgende verjaring omdat hij gedurende een periode van tien jaar (artikel 3:99 BW) of twintig jaar (artikel 3:105 jo. 3:306 BW) onafgebroken het bezit heeft uitgeoefend over de strook grond.
in reconventie
3.4.
In reconventie vordert [gedn.conv./eis.reconv.] – samengevat – een verklaring voor recht dat [gedn.conv./eis.reconv.] eigenaar is geworden van de strook grond en veroordeling van Plavei om mee te werken aan de overdracht van de strook grond aan [gedn.conv./eis.reconv.]
3.5.
Plavei voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen nauw met elkaar samen. De rechtbank zal deze dan ook gezamenlijk bespreken.
4.2.
In de kern draait het in dit geschil om de vraag wie eigenaar is van de strook grond. De rechtbank komt tot het oordeel dat Plavei (nog altijd) eigenaar is daarvan en dat haar recht om de strook grond op te eisen niet is verjaard. Dit betekent dat de door Plavei ingestelde vordering tot ontruiming van de strook grond zal worden toegewezen en de vorderingen in reconventie worden afgewezen. Hierna zal uiteen worden gezet hoe de rechtbank tot dit oordeel komt.
4.3.
Uit artikel 3:107 lid 1 BW volgt dat de bezitter van een goed dit goed voor zichzelf houdt. De houder van een goed houdt het goed voor een ander. Of iemand bezitter of houder is, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, onder meer op grond van uiterlijke feiten, zo volgt uit artikel 3:108 BW. Op basis van artikel 3:112 BW wordt bezit verkregen door inbezitneming, overdracht of opvolging onder algemene titel. Iemand kan een goed in bezit nemen door zich de feitelijke macht daarover te verschaffen, waarbij heeft te gelden dat als het betreffende goed in het bezit van een ander is enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen daarvoor onvoldoende zijn (artikel 3:113 BW). Een bezitter die zich als rechthebbende van een goed beschouwt en zich ook redelijkerwijs als zodanig mocht beschouwen, is bezitter te goeder trouw (artikel 3:118 BW).
4.4.
De huurder van een goed houdt dat goed per definitie voor een ander. Nu [gedn.conv./eis.reconv.] zich op het standpunt stelt dat de strook grond onderdeel uitmaakte van het gehuurde op basis van de huurovereenkomst met als ingangsdatum 14 juni 1994, hield [ged.conv./eis.reconv.1] de strook grond gedurende de looptijd van die huurovereenkomst voor een ander. Dat betekent dat [ged.conv./eis.reconv.1] in ieder geval tot 6 oktober 2000 slechts houder van de strook grond is geweest en geen bezitter.
4.5.
Voor het beoordelen van de vraag of [ged.conv./eis.reconv.1] vanaf 6 oktober 2000 eigenaar of bezitter is geworden van de strook grond, is de gang van zaken rondom de totstandkoming van de leveringsakte en de inmeting door het Kadaster van belang. Op het moment van levering was het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] nog niet gesplitst. Daarom is het te leveren perceel in de leveringsakte omschreven als een
“op het terrein kennelijk aangeduid gedeelte ter grootte als na opmeting vanwege het kadaster zal blijken van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] (…).”In de leveringsakte is geen nadere omschrijving opgenomen van de grenzen of oppervlakte van het perceel en er is ook geen kaart of tekening bijgevoegd.
4.6.
Na inschrijving van de leveringsakte in het Kadaster heeft [ged.conv./eis.reconv.1] een brief gekregen waarin staat dat hij staat vermeld als gerechtigd tot een aandeel van 1/2 in de eigendom van het perceel met kadastrale aanduiding [kadastrale gegevens] (zie 2.5). Ook deze brief omvat geen nadere omschrijving van de oppervlakte of grenzen van het perceel en er is geen kaartje of tekening bijgevoegd. De rechtbank oordeelt dat [ged.conv./eis.reconv.1] op basis van deze brief niet zonder meer eigenaar is geworden van de strook grond. Uit deze brief blijkt immers niet of de strook grond onderdeel van het geleverde uitmaakte, ook niet in combinatie met de leveringsakte. Uit de letterlijke bewoordingen van de brief lijkt te volgen dat [ged.conv./eis.reconv.1] de helft van het gehele perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] geleverd had gekregen, maar het was voor alle betrokkenen duidelijk dat dat niet het geval was. Dit was namelijk een groot perceel waarop niet alleen de woning was gelegen, maar ook nog diverse andere woningen.
4.7.
Door Plavei is een relaas van bevindingen van het Kadaster in het geding gebracht (zie 2.6). Volgens Plavei volgt hieruit dat het perceel [ged.conv./eis.reconv.1] op 9 juli 2001, althans op 8 augustus 2001 door het Kadaster is ingemeten en dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner akkoord zijn gegaan met de erfgrenzen zoals vastgesteld door het Kadaster.
4.8.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft – bij gebrek aan wetenschap – betwist dat de twee door Plavei in het geding gebrachte pagina’s bij elkaar horen, waarbij hij erop heeft gewezen dat er uiteenlopende data op staan. Daarnaast heeft hij betwist dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner aanwezig zijn geweest bij de inmeting van de percelen en dat zij akkoord zijn gegaan met de (kadastrale) grenzen die het Kadaster heeft vastgesteld. Ter zitting heeft [ged.conv./eis.reconv.1] daarover onder meer verklaard dat hij het zich vanwege het tijdsverloop niet meer exact kan herinneren, maar dat in de betreffende periode een keer een man van het Kadaster zich aan hem heeft voorgesteld die daarbij aangaf voor de inmeting van het perceel te komen. Hij kon zich niet herinneren of zijn toenmalige partner daar ook bij aanwezig was, maar kon het zich niet voorstellen omdat zij werkzaam was in het onderwijs waardoor hij aanneemt dat zij reeds daardoor op dat moment, althans dat moment van de dag, ter plaatse niet aanwezig was.
4.9.
De rechtbank gaat ervan uit dat de twee pagina’s van het relaas van bevindingen bij elkaar horen. Op de pagina met daarop de datum 9 juli 2001 staan de namen van [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner, staat bij ‘omschrijving van de aangewezen grenzen’ ‘z.o.z.’ opgenomen en staat 1 t/m 8 als nummering in de kantlijn. De pagina met daarop als datum 8 augustus 2001 begint in de kantlijn met nummer 9 en daarop komen eveneens de namen van [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner voor. De beide pagina’s bevatten dezelfde naam van de medewerker van het Kadaster. Ten aanzien van het uiteenlopen van de data op de pagina’s heeft Plavei verwezen naar een e-mail van het Kadaster waarin uiteen wordt gezet dat dit wel vaker voorkomt omdat de datum van inmeting anders kan zijn dan de datum waarop de inmeting wordt uitgewerkt in een tekening. Deze verklaring komt de rechtbank aannemelijk voor en de rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat de pagina met daarop de tekening van de percelen de achterzijde vormt van de pagina waarop onder meer ‘partijen akkoord’ staat. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de daadwerkelijke inmeting op 9 juli 2001 heeft plaatsgevonden en dat de medewerker van het Kadaster deze inmeting op 8 augustus 2001 heeft uitgewerkt in een tekening.
4.10.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het relaas van bevindingen. De medewerker van het Kadaster heeft geen belang om in strijd met de waarheid te verklaren dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner aanwezig zijn geweest bij de inmeting en dat zij akkoord zijn gegaan met de vastgestelde grenzen. Daar komt bij dat in het relaas van bevindingen niet alleen de namen van de betrokkenen zijn opgenomen, maar ook hun geboortedata. [ged.conv./eis.reconv.1] heeft erkend in de periode van inmeting een medewerker van het Kadaster te hebben gesproken, maar hij kan zich de exacte gang van zaken niet herinneren. De inmeting heeft volgens het Kadaster plaatsgevonden in de zomer van 2001, zodat alleen al vanwege de zomervakantie het enkele feit dat de toenmalige partner van [ged.conv./eis.reconv.1] werkzaam was in het onderwijs er niet aan in de weg hoeft te staan dat de toenmalige partner van [ged.conv./eis.reconv.1] aanwezig is geweest bij de inmeting. De rechtbank wijst er daarbij op dat [ged.conv./eis.reconv.1] niet met zoveel woorden heeft betwist dat zijn toenmalige partner daarbij aanwezig was, maar slechts heeft aangegeven dat hij zich dat niet voor kon stellen.
4.11.
Zelfs als vast zou komen te staan dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner niet formeel akkoord zijn gegaan met de door het Kadaster vastgestelde grenzen, maakt dit niet dat het relaas van bevindingen geen waarde heeft. Het was voor [ged.conv./eis.reconv.1] op grond van de leveringsakte immers duidelijk dat het perceel nog moest worden ingemeten, nu dat met zoveel woorden in de leveringsakte is bepaald. Vervolgens heeft er ook een inmeting plaatsgevonden en heeft [ged.conv./eis.reconv.1] daarbij de medewerker van het Kadaster ontmoet die heeft gezegd dat hij het perceel kwam inmeten. Indien [ged.conv./eis.reconv.1] zich als eigenaar of bezitter van de strook grond beschouwde, dan had het op zijn weg gelegen om bij de medewerker van het Kadaster aan te geven hoe de grens wat hem betreft liep. Indien [ged.conv./eis.reconv.1] de medewerker van het Kadaster zijn gang heeft laten gaan bij het vaststellen van de erfgrenzen heeft [ged.conv./eis.reconv.1] zich op 9 juli 2001, naar verkeersopvattingen beoordeeld, niet gedragen als iemand die een zaak voor zichzelf houdt.
4.12.
Het perceel [ged.conv./eis.reconv.1] is met de leveringsakte aan [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner geleverd. Om vast te stellen wat er exact is geleverd, dient de inmeting van het perceel en de daaropvolgende splitsing in de beoordeling te worden betrokken, nu de leveringsakte daar geen uitsluitsel over geeft. Tussen partijen is niet in geschil dat de strook grond na de splitsing geen onderdeel uitmaakte van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] . De medewerker van het Kadaster is in staat geweest om de grenzen van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] vast te stellen, ofwel met medewerking van [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner, ofwel op basis van de daarvoor kennelijke aanwijzingen op de percelen zelf. De rechtbank oordeelt dan ook dat op grond van de leveringsakte slechts perceel [ged.conv./eis.reconv.1] is geleverd en dat de eigendom van de strook grond in eigendom bij de rechtsvoorganger van Plavei is gebleven.
4.13.
Op het moment van inmeten van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] op 9 juli 2001 heeft [ged.conv./eis.reconv.1] zich niet als bezitter van de strook grond gedragen. Op die datum waren [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner dan ook slechts houder van de strook grond, nu zij de strook grond op dat moment hielden voor de rechtsvoorganger van Plavei. Dit komt ook overeen met het door Plavei opgestelde gespreksverslag waarin zij heeft geschreven dat [ged.conv./eis.reconv.1] in de bespreking van 29 oktober 2020 heeft gezegd dat hij er tijdens de aankoop van het perceel achter kwam dat de strook grond niet bij de woning hoorde. In zijn reactie heeft [gedn.conv./eis.reconv.] dit niet weersproken en het gespreksverslag slechts aangevuld door op te merken dat hij de strook grond al bijna 27 jaar in gebruik heeft, dat sprake is van verjaring en dat de strook grond aan hem zou moeten worden overgedragen. Gelet op de inmeting die op 9 juli 2001 heeft plaatsgevonden, de weergave daarvan in het relaas van bevindingen en de daaropvolgende splitsing van de percelen, was er voor (de rechtsvoorganger van) Plavei geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat [ged.conv./eis.reconv.1] zich op enig moment op het standpunt zou stellen dat hij op 9 juli 2001 bezitter van de strook grond was. Er was voor (de rechtsvoorganger van) Plavei dan ook geen noodzaak om op of spoedig na 9 juli 2001 op te treden tegen het gebruik dat [ged.conv./eis.reconv.1] van de strook grond maakte.
4.14.
De hiervoor weergegeven gang van zaken rondom de splitsing en inmeting van perceel [ged.conv./eis.reconv.1] maakt ook dat [ged.conv./eis.reconv.1] zich op en vanaf 9 juli 2001 niet als rechthebbende van de strook grond beschouwde, althans zich niet redelijkerwijs als zodanig mocht beschouwen. Indien [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner akkoord zijn gegaan met de inmeting zoals de medewerker van het Kadaster heeft aangegeven in het relaas van bevindingen, dan staat daarmee vast dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner zich niet als rechthebbenden beschouwden. Voor zover zou worden aangenomen dat [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner niet formeel akkoord zijn gegaan en de medewerker van het Kadaster zich slechts heeft voorgesteld aan [ged.conv./eis.reconv.1] en er geen verdere bemoeienis van [ged.conv./eis.reconv.1] bij de inmeting is geweest, dan mag [ged.conv./eis.reconv.1] zich redelijkerwijs niet als rechthebbende van de strook grond beschouwen. [ged.conv./eis.reconv.1] en zijn toenmalige partner wisten immers op grond van de leveringsakte dat het perceel nog moest worden ingemeten.
4.15.
Nu het primaire verweer van [gedn.conv./eis.reconv.] – dat hij op 6 oktober 2000 eigenaar van de strook grond is geworden – niet opgaat, zal de rechtbank het verjaringsverweer beoordelen.
4.16.
Op 9 juli 2001 was [ged.conv./eis.reconv.1] geen bezitter van de strook grond. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.1] ná 9 juli 2001 bezitter van de strook grond is geworden, was hij vanaf dat moment geen bezitter te goeder trouw. Hij beschouwde zichzelf immers niet als rechthebbende, althans mocht zich niet als zodanig beschouwen.
4.17.
Voor verkrijgende verjaring door een bezitter niet te goeder trouw, geldt op grond van artikel 3:105 lid 1 BW in combinatie met artikel 3:306 BW een verjaringstermijn van twintig jaar. Deze termijn is niet voltooid. Zelfs indien [gedn.conv./eis.reconv.] op 9 juli 2001 bezitter van de strook grond zou zijn geworden door inbezitneming, dan zou de verjaringstermijn pas op 10 juli 2021 zijn voltooid. De dagvaarding waarmee Plavei aanspraak maakt op revindicatie van de strook grond dateert van 30 maart 2021. Dit betekent dat de verjaringstermijn hoe dan ook niet is voltooid en dat [gedn.conv./eis.reconv.] geen eigenaar is geworden van de strook grond door verjaring.
4.18.
Aangezien de verjaringstermijn niet is voltooid, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of [gedn.conv./eis.reconv.] op enig moment na de inmeting op 9 juli 2001 bezitter van de strook grond is geworden en in hoeverre het interversieverbod van artikel 3:111 BW daaraan in de weg staat.
4.19.
Uit het voorgaande volgt dat Plavei nog altijd eigenaar is van de strook grond. De eigenaar van een zaak kan die betreffende zaak van eenieder opeisen, zo volgt uit artikel 5:2 BW. Dit opeisen heeft Plavei bij dagvaarding gedaan, zodat haar primaire vordering tot ontruiming in beginsel kan worden toegewezen.
4.20.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft bezwaar gemaakt tegen de gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen en de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Volgens hem heeft hij er groot belang bij de strook grond nog zo lang mogelijk te kunnen gebruiken en moet hem ook de mogelijkheid worden geboden een hoger beroep af te wachten bij een eventueel voor hem negatief uitvallend vonnis.
4.21.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Plavei erkend dat de gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen erg kort is. Zij heeft geen bezwaar tegen een langere ontruimingstermijn, maar heeft wel bezwaar gemaakt tegen de door [gedn.conv./eis.reconv.] genoemde termijn van twee jaar. De strook grond is nodig voor het realiseren van woningbouw. Daarvoor dient nog wel een publiekrechtelijk traject te worden doorlopen, maar het is het streven dat de woningen in 2023 gerealiseerd zijn.
4.22.
De rechtbank ziet het grote belang van [gedn.conv./eis.reconv.] om zo lang mogelijk gebruik te kunnen maken van de strook grond voor het houden van zijn honden. Daar staat echter tegenover dat de eigenaar van een onroerende zaak in zijn algemeenheid belang heeft bij het daadwerkelijk kunnen beschikken over zijn eigendom en dat Plavei uiteen heeft gezet waarom zij dat in dit specifieke geval ook heeft. Het uitgangspunt is dat een vonnis van de rechtbank – mits gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om van dit uitgangspunt af te wijken, in het bijzonder omdat dit mogelijk tot gevolg zou hebben dat de woningbouw op een later moment van start kan gaan. In de ter zitting aangevoerde belangen en de daaromtrent ingenomen standpunten ziet de rechtbank aanleiding om de ontruimingstermijn vast te stellen op een termijn van zes maanden na betekening van dit vonnis.
4.23.
Gelet op het toewijzen van de primaire vordering van Plavei in conventie, worden de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.] in reconventie afgewezen. Aan deze vorderingen is immers door [gedn.conv./eis.reconv.] ten grondslag gelegd dat hij eigenaar is geworden (of had moeten worden) van de strook grond, terwijl de rechtbank [gedn.conv./eis.reconv.] daarin niet volgt.
4.24.
[gedn.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld.
De kosten in conventie aan de zijde van Plavei worden begroot op:
- dagvaarding € 108,19
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.901,19
De kosten in reconventie aan de zijde van Plavei worden begroot op: salaris advocaat € 563,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] om binnen zes maanden na betekening van dit vonnis de strook grond, welke onderdeel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens] te (doen) ontruimen en te (doen) verlaten en de strook grond ter vrije en algehele beschikking van Plavei te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk in de proceskosten in conventie, aan de zijde van Plavei tot op heden begroot op € 1.901,19,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van Plavei tot op heden begroot op € 563,00,
in conventie en reconventie
5.6.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat zonder betekening, te vermeerderen met, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening,
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.1, 5.2, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Hilst en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.