Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.De bewezenverklaring
of omstreeks13 februari 2020
en/of 14 februari 2020, te Eerbeek, in de gemeente Brummen,
in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de hals/nek/keel en/oftegen de romp en/of de ribben
en/of tegen de armen en/ of de benen en/of (elders) tegen het lichaamte stompen en/of te slaan en/of te duwen en/of te drukken, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
met de al dan niet geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/oftegen de hals/nek/keel en/of tegen de romp en/of tegen de ribben
en/of tegen de armen en/of de benen en/of (elders) tegen het
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De beoordeling van de civiele vorderingen
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
12 (twaalf) jaren;
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr);
- veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 3.546,70 aan materiële schade en € 17.500 aan immateriële schade, zijnde een vergoeding van affectieschade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 140 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 17.500 aan immateriële schade, zijnde een vergoeding van affectieschade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 122 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;